Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 160 (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 160
Afbeelding van De Gids. Jaargang 160Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 160

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 160

(1997)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 785]
[p. 785]

[Nummer 11/12]

Heeft u ook zo'n last van onbehagen?

Precies dertig jaar geleden publiceerde De Gids een dik nummer over onbehagen. Niemand zou zich dat nummer nog herinneren als Joke Kool-Smit niet daarvoor haar beroemde stuk over het onbehagen bij de vrouw had geschreven, een betoog dat als het startschot van de tweede feministische golf wordt gezien. Maar de aflevering bevatte een hele staalkaart aan onvrede op existentieel, politiek, cultureel, internationaal en juridisch gebied. De verzameling ongenoegen lees je nu als een soort lakmoesproef: daar wond men zich toentertijd over op, daar had men geen oog voor. Men was tegen de oorlog in Vietnam, milieuvervuiling, rassendiscriminatie, de kloof tussen arm en rijk, de opmars van een cultuur die wordt gedomineerd door de macht van het geld en de technische vooruitgang. Men is kortom tegen heel, zoals we nu zouden zeggen, ‘politiek correcte’ zaken, tegen zaken waar we nog steeds tegen zijn.

Onbehagen was toen, in 1967, zo blijkt uit het redactioneel dat Harry Mulisch schreef, een modewoord als ‘ontmoeting’ en ‘dialoog’. In het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal van 1961 kwam het woord in elk geval niet voor. En ook in de druk daarna, die van 1970, vind je ‘onbehaaglijk’ wel in de Van Dale (1. Onbevallig, een onaangename indruk makend - 2. Niet aangenaam, niet lekker, niet op zijn gemak), maar moet je naar ‘onbehagen’ vergeefs zoeken. Zoals dat met modewoorden gaat, gissen de contribuanten uit 1967 naar de betekenis. Behalve een aantal gedegen essays over volwassen onvrede (‘Het onbehagen in een nucleaire en vertechniseerde samenleving’, ‘Rijke en arme landen: onbehagen over de welvaartskloof’, ‘Onbehagen in een marxistisch denkmilieu (U.S.S.R.)’) bevatte het nummer een enquête. Aan een twintigtal prominenten legde de redactie een modieuze vraag voor: ‘Heeft u ook zo'n last van onbehagen?’ Veel respondenten antwoordden kortweg: nee, ik heb geen last van onbehagen. Bij nader inzien heeft die ontkenning vooral te maken met het definitieprobleem: de zwaarte en ernst die Freud in zijn Das Unbehagen in der Kultur aan het woord meegeeft is nog niet tot het Nederlands doorgedrongen, hier staat het vooral voor moeilijk te benoemen onlustgevoelens. Het lijkt op de vage klachten waarmee sommige patiënten naar de huisarts gaan: ‘Dokter, ik voel me zo moe.’ Het heeft kortom het meeste weg van ‘onbehaaglijk’.

Karel Jonckheere noemt onbehagen bijvoorbeeld ‘een steriel gevoel van voorbijgaande zwakheid’. Voor Joop den Uyl is onbehagen het haartje aan je pen voordat de balpunt was uitgevonden; de dooie insecten op de voorruit van zijn auto op een warme zomeravond; de zwermen muggen op dat mooie plekje aan het meer waar hij kampeert. ‘Onbehagen,’ schrijft hij, ‘houdt het midden tussen ongeluk en spleen. Voor het eerste heb ik geen reden, voor het laatste geen gestel.’ De historicus Jan Rogier is er het meest onomwonden over: ‘Het heeft voor mij een smaak van lauw water, dat woord “onbehagen”. Guevara voerde geen guerilla uit onbehagen, maar uit protest, en wat Marx dreef bij het schrijven van zijn revo-

[pagina 786]
[p. 786]

lutionaire theorieën is met “onbehagen” getypeerd als de vernietiging van de Joden met het woord “ongepast”. (...) Ik heb het daarom liever niet over mijn onbehagen, maar over mijn protest.’

Er is al met al iets raars aan de hand met dat historische nummer, daar wijst Irene Costera Meijer in deze Gids in haar stuk ‘Het persoonlijke is politiek!’ ook op. In de serieuze, onpersoonlijke essays gaat het om plaatsvervangend onbehagen, om onbehagen bij anderen; in de persoonlijke antwoorden op de enquête wordt elk onbehagen nonchalant weggewoven. Joke Kool-Smit is daar de enige uitzondering op, zij heeft haar eigen onbehagen tot onderwerp genomen en daar een algemener betoog omheen gebouwd.

 

Nu, dertig jaar later, is onbehagen een geaccepteerd Nederlands woord, het staat gewoon in het driedelig grijs van de Van Dale en wordt alom gebruikt. Natuurlijk wilde de redactie een nieuwe staalkaart presenteren: hier maken wij ons nu, anders dan toen, druk om. Weer moest het woord onbehagen aanzetten tot een lakmoesproef. Het meest opvallende in vergelijking met 1967 is dat het algemene, universele misnoegen in de bijdragen ontbreekt. Geen stukken dus over de milieuproblematiek, de honger in Afrika, de oorlog ver weg, de dictatuur van het marktdenken in de Nederlandse politiek, de groeiende kloof tussen arm en rijk, de afbraak van de verzorgingsstaat. En als dat wel gebeurt - bijvoorbeeld bij Stella Braam als ze schrijft over de onderkant van de arbeidsmarkt, of bij Ed. Van Thijn als hij het heeft over Srebrenica - dan is de auteur zelf duidelijk aanwezig, dan is het niet onbehagen van een ander, maar ook persoonlijk onbehagen.

Onbehagen blijkt nu voor onvrede, woede zelfs te staan die aan den lijve wordt ondervonden. De persoonlijke, onbehaaglijke ervaring is de motor die het inzicht in bredere maatschappelijke problemen aanjaagt. Je zou kunnen zeggen dat de auteurs van dit nummer allemaal op Joke Kool-Smit lijken: ze slingeren heen en weer tussen hun ‘privé-inventaris’, zoals Kool-Smit dat noemt, en universeel misnoegen. Hubert Smeets begint zijn verhaal bijvoorbeeld met een schijnbaar simpel probleem: zijn vrouw is een Russische arts die met hem naar Nederland is verhuisd en hier aan het werk wil. Wat volgt is een beklemmende tocht door een bureaucratische doolhof die geen uitgang kent en die Smeets veel leert over de volkomen ondoorzichtige organisatie van een ‘zelfregulerende instantie’ als de gezondheidszorg. John Jansen van Galen gaat graag hardlopen. Omdat hij steeds dezelfde opmerking voor de voeten krijgt geworpen - ‘Ja, wij doen tegenwoordig alles om ziekte en dood op een afstand te houden’ - bijt hij zich vast in een nieuwe onderdrukkende religie, die van permanente gezondheid.

Het onbehagen is in 1997, hoe kan het ook anders, een draak met vele koppen. Van het onbehagen over de clichés waar de herinnering aan de jodenvervolging in zijn gestold tot onbehagen over het verlammende teveel aan keuzemogelijkheden; van het onbehagen over het gebrek aan onbehagen in de huidige speelfilm tot het onbehagen over al het lelijks dat door architecten wordt neergezet. Het is flauw maar waar: er is net zoveel onbehagen als er mensen zijn.

 

De redactie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken