Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 165 (2002)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 165
Afbeelding van De Gids. Jaargang 165Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 165

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 165

(2002)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 326]
[p. 326]

Paul Gellings
In het Frans herschreven
Een paradoxale minibloemlezing

Was het niet wijlen Herman de Coninck die eens beweerde dat de Nederlandstalige dichtkunst de beste van Europa was, en misschien wel van de hele wereld? Ik blader door een bloemlezing van Duitse poëzie door de eeuwen heen en zie dat Gerrit Achterberg met groot gemak kan wedijveren met Hugo von Hofmannsthal en Stefan George. Ik duik weer eens in het werk van T.S. Eliot en constateer dat J.C. Bloem en Martinus Nijhoff niet voor hem onderdoen. Ik herlees jeugdwerk van Arthur Rimbaud en Paul Éluard en zie de gedichten van Hans Lodeizen daarnaast niet verbleken. Integendeel. En dan Vasalis, bij wie een symbolisme in de trant van Baudelaire en een gevoel voor vorm en melodie à la Paul Verlaine en Edgar Allan Poe hand in hand gaan. Wellicht valt er een kleinigheid af te dingen op het hart dat Herman de Coninck alle Nederlandse en Vlaamse dichters en poëzieminnaars onder de riem steekt, maar zoveel is in ieder geval zeker: er is hier op het gebied van de dichtkunst maar heel weinig om enig minderwaardigheidsgevoel aan te ontlenen.

De proef op de som kan op verschillende manieren worden genomen. Je kunt net als in de opening van dit stuk Nederlandstaligen en buitenlanders met elkaar vergelijken, en daarin closereadend en aan de hand van citaten illustrerend veel verder en dieper gaan. Je kunt ook voorbeelden opsommen van buitenlanders die er weinig van terechtbrengen. Ik denk dan aan de wat bloedeloze, cerebrale dan wel retorische stromingen waardoor Frankrijk en Spanje tegenwoordig worden geteisterd. Of aan de nationalistische, vaak krijgshaftige taal die op de Balkan voor poëzie doorgaat - maar wie echt wil weten hoe Nederlandstalige dichtkunst zich kan verhouden tot die van de rest van de wereld zou eens wat moeten vertalen.

Het resultaat van een dergelijk onderzoekje is deze tweetalige minibloemlezing bestaande uit in het Frans vertaalde gedichten van J.C. Bloem, Hans Lodeizen, Gerrit Achterberg en M. Vasalis, niet toevallig vier grote klassieken, want de belangrijkste vraag is en

[pagina 327]
[p. 327]

blijft natuurlijk of datgene wat bij ons inmiddels klassiek is geworden dat ook in het buitenland zal zijn, en wel te midden van datgene wat daar op dezelfde wijze door de jaren en eeuwen heen overeind is gebleven.

Het antwoord op die vraag luidt ja, hoewel ik ook dit keer weer opbotste tegen de eeuwige paradox van het poëzievertalen. Want vertalen is nu eenmaal verraden. Bestaat zelfs niet. Hoogstens kun je gedichten in een andere taal bewerken en dan maar hopen dat je daarmee recht doet aan het origineel. En dat kan weer alleen door middel van de dichterlijke vrijheid, het verraad, dus feitelijk het onrecht dat je een Nederlands gedicht aandoet, door te kiezen voor een ander rijmschema, door zelfs het rijm op te geven, door van ‘noodtrappen’ gewone trappen - ‘escaliers’ - te maken (zie Achterberg), door in het gedicht van Vasalis de droom (‘ce rêve’) in de slotregel expliciet terug te laten komen, enzovoort.

Schanddaden, zeker, ik geef het volmondig toe. Maar je moet wel, je kunt niet anders wanneer je met Herman de Coninck in je achterhoofd wilt aantonen dat onze klassieken heel goed elders gelezen kunnen worden, want met een te letterlijke (altijd houterige!) vertaling bewijs je het tegendeel. En dat verdubbelt de paradox van het poëzievertalen: een vertaler moet bereid zijn zich te laten veroordelen tot een verregaande vrijheid en niet schromen zijn eigen dichterlijke visie onverbloemd op andermans regels los te laten. Bij deze dus een viertal gedichten door mij, tegelijk trots en schuldbewust, in mijn eigen ‘handschrift’, in het Frans herschreven.

[pagina 328]
[p. 328]

J.C. Bloem
Grafschrift

 
Een naamloze in den drom der namelozen,
 
Aan de gelijken schijnbaar zeer gelijk,
 
Door geen vervoering stralend uitverkozen
 
Tot heersen in een onaantastbaar rijk -
 
 
 
Wie van die hem vergaten of verdroegen
 
Ontwaarden uit hun veilige bestek
 
De schaduw van twee vleugels, die hem joegen,
 
Den fellen klauw in zijn gebogen nek?
 
 
 
En nu, na het begeerde, het ontbeerde,
 
Na de onrust en het levenslang geduld:
 
Een steen, door 't groen gebarsten, en verweerde
 
Letters en cijfers, die de regen vult.
[pagina 329]
[p. 329]
Épitaphe
 
Un innommable dans la foule innommable,
 
A ses égaux en apparence très égal,
 
Prédestiné par nulle extase nulle lumière
 
A régner sur un empire intouchable -
 
 
 
Lesquels de qui l'ont oublié ou supporté
 
Ont pu voir de leurs places feutrées
 
L'ombre des deux ailes chasseresses,
 
La serre violente dans sa nuque courbée?
 
 
 
Et à présent, après le manque et le désir,
 
Après la patience et l'agitation de toute une vie:
 
Une pierre rongée de verdure, puis des lettres
 
et des chiffres frustes remplis par la pluie.
[pagina 330]
[p. 330]

Hans Lodeizen

 
alleen en toch onbegrijpelijk
 
sta ik te zingen langs de weg
 
hallo mensen om te eten heb
 
ik geld nodig wie zijt ge?
 
 
 
wij zijn de burgerlieden
 
bij ons is het steeds gemakkelijk
 
ga maar werken dat is gezond
 
ik heb vandaag geen tijd want
 
er is visite, mijn maîtresse.
 
 
 
burgerman als je buiten
 
naar de zon gaat die aan de
 
hemel hangt breng dan mijn groeten
 
ik heb het niet in de korenvelden
 
hollen de wolken buitelings over de maan
 
dag burgerman als je een buil valt
 
het Rode kruis nummer is acht vijf zeven
 
 
 
en wie ben jij eigenlijk je praat
 
wel veel je hebt geeneens een huis
 
ik wed dat ze bij jullie alleen bonen eten
 
en je ziet er uit of je je in geen week
 
hebt gewassen heb je wel een schoon boordje
 
zie je het leven is niet enkel zonneschijn
 
 
 
dag burgerman.
[pagina 331]
[p. 331]
 
solitaire et pourtant insondable
 
je chante sur le bord de mon chemin
 
salut la compagnie pour manger
 
j'ai besoin d'argent qui êtes-vous?
 
 
 
nous sommes les gens bourgeois
 
chez nous c'est toujours simple
 
va donc travailler c'est sain
 
aujourd'hui le temps me manque car
 
il y a de la visite, ma maîtresse.
 
 
 
salut homme bourgeois si tu vas dehors
 
vers le soleil qui pendouille
 
au ciel transmets mes compliments
 
je ne me sens pas parmi les céréales
 
les nuages culbutent sur la lune
 
salut si tu attrapes une bosse en trébuchant
 
le numéro de la Croix rouge c'est le 857
 
 
 
et qui es-tu au fond tu parles bien
 
beaucoup t'as même pas de maison je parie
 
que chez vous on ne mange que des haricots
 
et on dirait que tu ne t'es pas lavé depuis
 
une bonne semaine as-tu bien un col propre
 
tu vois la vie n'est pas que du soleil
 
 
 
salut bourgeois.
[pagina 332]
[p. 332]

Gerrit Achterberg
The be

 
Met leven toegerust voor beiden,
 
liep ik vannacht de gangen in,
 
die naar u leiden.
 
Het ondergronds geburchte droeg
 
een stilte, die met tegenzin
 
mijn tred verdroeg.
 
 
 
De muren stonden als verzadigd
 
van ruige schimmel; lucht en licht,
 
voorgoed beschadigd,
 
beten mij uit; de wil alleen
 
bij u te zijn in 't jongst gericht,
 
hield mij ter been.
 
 
 
Het labyrint verliep in schroeven
 
van eender, blinder cirkeling.
 
U ten behoeve?
 
Ik weet niet meer hoe lang ik ging.
 
Hoe brachten zij, die u begroeven,
 
zover een ding?
 
 
 
Totdat mijn voeten op u stuitten:
 
uit een volslagen duisternis
 
zag ik uw ogen opensplijten;
 
uw handen die ik niet kon tillen,
 
voelde ik langs het leven strelen,
 
dat in mij sloeg;
 
uw mond, in dood verholen, vroeg.
 
 
 
en taal waarvoor geen teken is
 
in dit heelal,
 
verstond ik voor de laatste maal.
 
 
 
Maar had geen adem meer genoeg
 
en ben gevlucht in dit gedicht:
 
noodtrappen naar het morgenlicht,
 
vervaald en veel te vroeg.
[pagina 333]
[p. 333]
Thèbes
 
Pourvu de vie pour deux,
 
je suis allé cette nuit par les couloirs,
 
qui mènent à vous.
 
Le bastion souterrain portait pour l'heure
 
un silence tel qu'il ne supportait
 
mon pas qu'à contrecoeur.
 
 
 
Les murs étaient comme saturés
 
de moisissure rugueuse; air et lumière
 
à jamais abîmés,
 
me corrodaient; seul le vouloir
 
d'être avec vous au jugement dernier,
 
a maintenu mes jambes d'aplomb.
 
 
 
Le labyrinthe se déroulait, comme en hélice,
 
en cercles identiques et aveuglants.
 
Était-ce pour vous?
 
J'ignore combien de temps j'ai marché là.
 
Comment ceux qui vous ont enterrée
 
ont-ils aussi loin porté une chose?
 
 
 
Puis mes pieds ont trébuché sur vous:
 
dans une obscurité complète
 
j'ai vu se fendre vos paupières;
 
vos mains que je ne pouvais soulever,
 
je les ai senties caresser la vie
 
rejaillissant en moi;
 
sur vos lèvres invisibles, une prière.
 
 
 
Une langue pour laquelle n'existe nul signe
 
dans ce cosmos,
 
je l'ai une dernière fois comprise.
 
 
 
Mais j'étais hors d'haleine
 
et me suis enfui dans ce poème:
 
escaliers blêmissant beaucoup trop tôt
 
au crépuscule de l'aube.
[pagina 334]
[p. 334]

M. Vasalis
Tijd

 
Ik droomde dat ik langzaam leefde...
 
langzamer dan de oudste steen.
 
Het was verschrikkelijk: om mij heen
 
schoot alles op, schokte of beefde,
 
wat stil lijkt. 'k Zag de drang waarmee
 
de bomen zich uit de aarde wrongen
 
terwijl ze hees en hortend zongen;
 
terwijl de jaargetijden vlogen
 
verkleurende als regenbogen...
 
Ik zag de tremor van de zee,
 
zijn zwellen en weer haastig slinken,
 
zoals een grote keel kan drinken.
 
En dag en nacht van korte duur
 
vlammen en doven: flakkrend vuur.
 
- De wanhoop en welsprekendheid
 
in de gebaren van de dingen,
 
die anders star zijn, en hun dringen,
 
hun ademloze, wrede strijd...
 
Hoe kón ik dat niet eerder weten,
 
niet beter zien in vroeger tijd?
 
Hoe moet ik het weer ooit vergeten?
[pagina 335]
[p. 335]
Le temps
 
Je rêvais d'une vie au ralenti...
 
plus lente que la plus vieille pierre.
 
C'était horrible: autour de moi
 
tout ce qui semblait calme allait si vite,
 
cahotait ou bien vibrait. J'ai vu la force
 
avec laquelle les arbres s'arrachaient du sol
 
chantant péniblement de leurs voix rauques;
 
cependant que les saisons s'envolaient
 
et comme des arcs-en-ciel se coloraient...
 
J'ai vu la mer trembler, grossir
 
et précipitamment se rétrécir
 
comme seul un grand gosier sait boire.
 
Et jour et nuit de courte durée
 
un feu qui s'éteignait: fébrile flambée.
 
- Le désespoir et l'éloquence
 
dans les gestes de ces choses,
 
qui d'ordinaire sont fixes, et leur pulsion,
 
leur lutte cruelle et essoufflée...
 
Comment ne pas avoir su cela auparavant
 
ne pas voir clair dans le passé?
 
Et comment oublier ce rêve à présent?

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Paul Gellings

  • J.C. Bloem

  • Hans Lodeizen

  • Gerrit Achterberg

  • M. Vasalis