Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 170 (2007)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 170
Afbeelding van De Gids. Jaargang 170Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 170

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 170

(2007)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 32]
[p. 32]

Teigetje & Woelrat



illustratie

Hendrik en Willem van Albada
Het einde

Gerard Kornelis van het Reve, brief aan Jobs en Lennie Meijer 11 december 1962:

 

‘De enige zekerheid in het leven is de Dood. Aangezien de mens zich graag aan een zekerheid vastklampt, laten we ons dan maar aan de Dood vastklampen, en hem bezingen, vieren en liefhebben.’



illustratie

[pagina 33]
[p. 33]

Arnhem, zaterdagavond 8 april 2006.

Die avond kwamen we rond acht uur thuis van ons werk in Arnhem. Voor ons huis, midden op de rivier, was een zeiljacht in nood. De schipper had midden op de rivier, die ongewoon sterk stroomde en kolkte die week, het anker uitgegooid en kon niet meer loskomen. De rivierpolitie kwam te hulp en na veel mislukte pogingen werd, na ongeveer een halfuur ploeteren, het anker ten slotte gelicht. Intussen ging de zon dieprood onder.

De volgende morgen werden we gebeld: Of we al wisten dat Gerard overleden was. Het bleek dat hij zaterdagavond om kwart voor negen, tijdens zonsondergang, het anker had gelicht.

Machelen aan de Leie, zaterdag 15 april 2006.

Het was een onrustige week geweest. Veel zinloos getob over vroeger en piekeren wat we aan moesten trekken. Twee kostuums, zwart en donkerblauw, die we speciaal voor de gelegenheid ontworpen hadden, konden niet meer op tijd klaar zijn.

Op 17 januari 2002 schreef Gerard in zijn laatste brief aan ons: ‘Ik heb nog lang geen zin om te sterven’. In onze tijd had hij trouwens een ‘IJzeren Gezondheid’. Dus hadden we niet zo veel haast gemaakt met die pakken. We besloten maar om beiden ons kostuum van gebreid Peruviaans katoen te dragen, één in kaki en één in ‘lavagna’, leisteenkleur, met zwarte katoenen sjaals en zwarte overhemden van Belgisch linnenbatist, uit onze Teigetje & Woelrat®-collectie.

Er waren veel hartverwarmende condoleances binnengekomen, ook van ons geheel onbekenden.

De eerste was van onze Marokkaanse vriend Othmane Salhi, die bloemist is geworden in België: ‘Gerard Rever is dood. Ik denk veel aan julie.’

We vroegen hem een grafboeket te maken, een ‘gerbe’ heet zoiets in België, van grote rozen in verschillende kleuren. Want Gerard hield veel van rozen: ‘Bloemen vol Troost en vol Geheime Wetenschap Gods’.

Op het lint moest worden gedrukt: Teigetje & Woelrat, zonder woorden.

Zelf had Gerard vroeger in een exemplaar van de eerste druk van Nader tot U geschreven: ‘Voor Teigetje. “Zonder woorden”. Amsterdam, 24 maart 1966. Gerard.’

Er kwam niet veel meer van werken. We konden ons slecht concentreren.

Zaterdagmorgen vertrokken we eerst naar Lebbeke in België om onze bloemen op te halen. Bij het zien van het aandoenlijke, enigs-

[pagina 34]
[p. 34]

zins ouderwetse grafstuk werden we ons meer dan ooit pijnlijk bewust van de werkelijkheid. We reden door naar Machelen, waar we omstreeks drie uur aankwamen.

Het was somber, bewolkt en onrustig weer. Omdat we niet waren uitgenodigd besloten we buiten de kerk te wachten. We gingen in de beschutting van de oude rood bakstenen kerkmuur staan.

De kerk was rond halfeen al vol geweest en Belgische en Nederlandse bewonderaars van Gerard, onder wie opvallend veel jonge mannen en vrouwen, stonden samen met ons buiten. Sommigen kwamen ons een hand geven. Veel van de aanwezigen hadden een van de bekende boeken bij zich. Er waren diverse fotografen en pers, radio en televisie uit België en Nederland. Omdat we tijdens de dienst de enige bezienswaardigheid buiten de kerk waren kwamen de fotografen de een na de ander foto's van ons maken, zodra er een ontdekt had wie we waren. Intussen hoorden we gejuich van opgewonden jongensstemmen in de buurt. De zaterdagse wedstrijd op het nabijgelegen voetbalveld. Het leven ging door.

Een politieman informeerde naar onze relatie tot de overledene. Het bleek dat de ‘familie’ uitdrukkelijk de wens te kennen had gegeven de overledene in besloten kring ter aarde te bestellen. De andere belangstellenden, onder wie wij, moesten afscheid nemen bij het kruisbeeld op het kerkhof en mochten daar de bloemen neerleggen. Na de dienst kwam eerst een zilveren lijkauto met grote lantarens voorbij, bedoeld voor alle bloemen. Er waren echter weinig bloemen ondanks Gerard zijn enorme bekendheid en populariteit. Die auto deed ons denken aan de ‘Korthals 13 en 14’ uit Lijmen van Willem Elsschot.

Daarachter kwam de automobiel met de kist, gevolgd door genodigden en de overige kerkgangers.

Niemand was blijkbaar op het idee gekomen de kist te dragen of te laten dragen.

Hoe was het mogelijk dat zo veel vrienden en bekenden niet verschenen waren? Natuurlijk waren velen zelf al dood: ‘Wimie’, ‘Londense Vriend P.’, doopvader Lambert Simon, dichter Nico V., pastoor Jan H., Ernst Jan Engels, ‘Maman’, Simon en Tiny Carmiggelt, ‘de Zusjes M. te G.’, lijfarts Jan G. en de uitgevers Geert van Oorschot en Johan Polak.

Maar waar waren de ‘Dichteres H.M.’, de Tapdanseres ‘Joosje B.’, ‘de jonge Indische Nederlander R.’, ‘Kandidaat Katholiek A.’, het ‘Loodgietend Prijsdier M.’, ‘Beschermer Q.’, ‘Bullie van der K.’, ‘Goeroe Peter B.’, Jürgen en Gaabi H., regisseur Hans K., Nieuwe Verloofde ‘Jakhals’, ‘Mijn Zoon R.’, Jan D., Fridjof L., Frits B., Marina H. en al

[pagina 35]
[p. 35]

die bewonderaars die ervoor gezorgd hadden dat in de jaren zestig onze deurmat dagelijks onder post bedolven werd en die bijna allemaal van Gerard een brief ten antwoord hadden ontvangen? Van de ‘familie’ waren alleen David en Josien uitgenodigd en gekomen, de kinderen van Karel van het Reve. Zij begroetten ons hartelijk toen we elkaar tegenkwamen.

De menigte buiten sloot zich aan op weg naar het nieuwe grafveld dat een eind verderop lag in het dorp. Daar aangekomen werd, naar Belgisch gebruik, zijn kist voor het kruisbeeld op de grond gezet, zodat iedereen met zijn bloemen, door wijwater sprenkelen of door het aanraken of kussen van de kist de laatste groet kon brengen. Wij legden daar ons grafboeket tegen de kist aan en Woelrat kon bijna niet ophouden met wijwater sprenkelen. Bij de grotere ‘gerbes’ zagen we er een van Tiny van het Reve, de vrouw van broer Karel: een massale hoeveelheid donkerrode open rozen. En van dichteres Hanny Michaelis, Gerards ex-vrouw, een groot werk van witte lelies en chrysanten. Toen iedereen afscheid had genomen werd ons door luidsprekers verzocht het kerkhof te verlaten zodat familie en genodigden de plechtigheid konden afsluiten met de teraardebestelling. Naderhand, toen het kerkhof door iedereen verlaten was, gingen we zelf naar het graf, dat is gelegen op een speciale halve cirkel voor plaatselijke helden en grootheden. De twee gemeentelijke grafmakers in frisse blauwe overalls waren juist begonnen zand op de kist te scheppen. Ze onderbraken hun werk enigszins verbaasd en stonden Woelrat toe nog enkele afscheidswoorden te spreken: ‘Daar zijn we hoor! Je dacht zeker: Waar blijven ze. Nu zijn we eindelijk weer bij elkaar!’ Volgens een van de grafmakers was het graf 120 cm diep. Het was een eenpersoonsgraf.

Daar lag hij dan werkelijk dood in zijn kist. Hoe vaak had hij niet in woede of wanhoop geroepen: ‘Was ik maar dood!!!’ Het was een gewone Belgische kist van blank gelakt hout en niet de kist van dik donker eikenhout, met een hoge driezijdige deksel zoals ze in de grafkelder van de kerk te Wiewerd te zien zijn. Zo'n kist had hij zelf bij een Friese begrafenisondernemer uitgezocht en met Teiger in de rode besteleend naar huis vervoerd, waar we de loodzware kist met ons drieën naar binnen hadden gedragen.

Woelrat had de kist vanbinnen glanzend groen geschilderd.

In 1968 verbouwden Gerard en Teigetje samen de bouwvalige stenen schuur die aan de rechterkant tegen Huize het Gras was aangebouwd tot nieuw atelier en tevens kapel. Gerard metselde er een tweede gevelsteen voor met de tekst: ‘Pati et Contemni, Ao Di 1968’.

In Het Lieve Leven schrijft Gerard erover, in een brief aan Frans

[pagina 36]
[p. 36]

Pannekoek: ‘“Pati et Contemni” is Latijn, & was het devies van de grote Spaanse dichter, mysticus, heilige en kerkleraar San Juan de la Cruz, geboren 1542, gestorven 14 december 1591 en met onbedorven lichaam in mei 1593 te Segovia begraven. Het betekent: “Lijden en veracht worden”.’

In deze nieuwe kapel was de eikenhouten kist opgesteld.

Op de achterwand van de kapel had hij een nis gemetseld: een stuk van een plaat zandsteen, dat bij het spitten van de tuin tevoorschijn was gekomen, had hij in de muur verankerd en daarop was een soort huisje van baksteen gebouwd, waarin een zoet maar tevens fraai goudgebiesd witporseleinen beeld van de Maagd Maria stond. Een geschenk van pastoor Jan Hendriks uit Linne. Op de steen was ruimte voor devotielichtjes en kaarsen. Woelrat had de achterwand rondom de nis met grote precisie beplakt met paars behang. Het eerste hoofdstuk van De Taal der Liefde, ‘Gezond Leven’, was hier in de kapel begonnen en voltooid.

Vaak was hij in die kist gaan liggen ‘om vast even te passen’ net als wij en soms wilde hij zelfs op een kampeerbedje naast de kist slapen om aan het idee te wennen.

De buren en leveranciers-aan-huis, die lopend of fietsend door de steeg tussen de huizen naar binnen gluurden, hadden algauw de kist opgemerkt. Op het deksel stond het portret van een Jongen en hij had er een tak rode kunststof rozen bij gelegd. Snel had het vreemde nieuws zich door Greonterp verspreid. Later was die loodzware kist weer naar de zolder verhuisd via de ladder in de gang, waarbij hij ons bijna was ontglipt zodat Woelrat maar op het nippertje aan de dood door verplettering was ontkomen.

Er werd in Machelen op het kerkhof ook niet ‘met onbekrompen maat’ geschonken, ‘de harmonie’ was niet gekomen en had geen lied gespeeld ‘langzaam en vroom, met veel koper’, zoals hij had geschreven in het gedicht ‘Eind goed, al goed’.

En op het houten kruis viel niet te lezen: ‘god is de liefde’ maar er was een foto op geprikt, in een plastic zakje, van de Dode toen hij reeds dement was, met een gedicht erbij van een Ander.

Alles was eigenlijk voor niets geweest. Het kwam nooit meer goed. Een mens kon beter dood zijn!

Terug in het dorp met onze ziel onder de arm, zagen we cabaretier Herman Finkers, die alleen was en op Woelrat zijn verzoek meeging naar het plaatselijke café om te drinken op de nagedachtenis van de Dode. Hij vertelde daar van zijn bewondering voor de mystieke religieuze ideeën in Gerard zijn werk. Dat sprak hem bijzonder aan. Ook bood hij ons aan model te zijn in een van onze shows, als we

[pagina 37]
[p. 37]

hem daarvoor konden gebruiken. Natuurlijk juichten we dat toe, wat ertoe leidde dat we later bij hem thuis zijn zelfgebouwde kapel mochten bewonderen. Het was jammer dat Gerard en Herman elkaar nooit persoonlijk ontmoet hadden. Hij kon met maar weinigen over zijn geloof en zijn mystieke ideeën praten. Iedereen vond het merkwaardig dat hij Katholiek werd en vooral in linkse kringen dacht men vaak dat hij de boel voor de gek hield. Maar zo gek was het niet want de Van het Reves kwamen uit een Twents Katholiek geslacht.

Bij een volgende ontmoeting met Herman en zijn vrouw Hetty Droste gaf Woelrat hun wat haar van Gerard uit de envelop waarop deze zelf met kroontjespen geschreven had: ‘Haar van Grijze Wolf zijn Hooft geknipt door Woelrat op 9 maart 1971.’, als relikwie voor in Herman zijn kapel.

Behalve Reve-kenners als Diederik van Vleuten, Piet en Monique van Winden, Peter van Bergen en fotograaf Klaas Koppen was ook een dochter van Gerard zijn reeds lang overleden lievelingsdichter Gerard den Brabander in het café aanwezig. Zij condoleerde Teigetje en vertelde hoe mooi ze hem had gevonden in zijn lichte pak naast Gerard, bij de huldiging in de Allerheiligst-Hartkerk te Amsterdam, op 23 oktober 1969.

Toen de avond al gevallen was reden we in de stromende regen terug naar Arnhem.



illustratie
© foto's Willem Bruno van Albada



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Willem Bruno van Albada

  • Henk van Manen

  • over Gerard Reve


datums

  • 8 april 2006

  • 15 april 2006