Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Golfslag. Jaargang 1 (1946-1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Golfslag. Jaargang 1
Afbeelding van Golfslag. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Golfslag. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.00 MB)

Scans (486.24 MB)

ebook (7.21 MB)

XML (1.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Golfslag. Jaargang 1

(1946-1947)– [tijdschrift] Golfslag–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 10]
[p. 10]

Friesland

De Zee

Hoog in het Noorden der Nederlanden woont de Fries in een streek die hij verbeten veroverd en behouden heeft op zijn eeuwige vijand de zee. Hij is als bezeten door die zee, hij bemint ze en haat ze, hij bekampt ze en kan niet zonder haar. Zijn beste zonen heeft ze hem gekaapt. In stormnachten heeft ze met ongebreidelde kracht zijn steden en dorpen verzwolgen en zijn landouwen en hoeven overspoeld. En hij is teruggekomen en heeft dijken gebouwd, de zee verdreven en stuk voor stuk zijn land herwonnen. De zee heeft hem stroef en hard gemaakt en scherp is zijn gezicht geworden en karig zijn woord. Maar trots en vrij is zijn geest, want hij heeft het gewonnen. ‘God heeft de Wereld geschapen, maar de Friezen, de Nederlanders hebben hun eigen land gemaakt’. Hoog rijst zijn gestalte op de overwinnende dijk. En nu is de zee weer kalm en lokt. Talloos zijn de sloepen die ter vischvangst varen en de Fries zijn leven geven en zijn doel. Want de zee neemt en geeft. Op vrije dagen zeilt hij weg ver van het land, voortgestuwd door de golfslag der zee...

Zoo groeit een Volk

Van de drie Stambonden: Franken, Friezen en Saksers, die het cement vormen van het Nederlandse Volk, zijn de Friezen ongetwijfeld het meest inheems gebleven. Dit uit zich in hun taal, hun gebruiken, hun gewoonten, hun uitzicht, kortom in gans hun persoonlijkheid.

De Friese taal behoort tot de West-Germaanse talengroep en is het naast verwant aan het Angelsaksisch, dat in de tijd der Romeinse Keizers in het tegenwoordig Sleeswijk-Holstein gesproken werd, en later van de 5de tot de 12de eeuw in Engeland als taal bestond.

Lang reeds vóór onze tijdrekening woonden de Friezen aan de zeekant tussen Ems en Rijn. Aangezien zij levenskrachtig en ondernemend waren hebben zij zich zowel naar het Oosten als het Zuid-Westen uitgebreid. Tegen de Romeinse indringer werd evenals in de andere Nederlanden een zware strijd geleverd. Deze ganse periode is dan ook gekenmerkt door een reeks opstanden met nederlagen en overwinningen die als resultaat hadden dat de Romeinen eigenlijk nooit een vaste voet in huis kregen. Het Christendom is dan ook slechts laattijdig in deze streken doorgedrongen en lange tijd was het godsdienstig leven een mengelmoes van de leer van Christus, de Germaanse Godenleer en bijgeloof. Enkele van de Friese Vorsten hebben wel gepoogd de voordelen van de Romeinse Kultuur te nutte te brengen van hun eigen Volk, maar hun streven is in die tijd echter met geen groot sukses bekroond geworden.

Dan volgt er een duistere periode in de Friese geschiedenis. Wij weten alleen dat bij de grote Volksverhuizingen, toen de Angelen en de Saksers in Engeland binnenvielen, de Saksers door Friesland zijn gekomen en er zelf een tijdlang hebben gewoond. Zij werden echter spoedig verdreven of volledig opgeslorpt, al wijzen sommige tekenen, zoals de drang naar meer ruimte, er wel op dat zij het Friese karakter toch beïnvloed hebben. In Koning Radbod

[pagina 11]
[p. 11]

bezit Friesland een figuur die dapper weerstand bood tegen de Frankische invallers. Zijn opvolger wordt in 734 echter verslagen door Karel Martel. Het is in deze tijd dat Bonifacius en Wilibrord met veel geduld de grote stoot geven voor de verspreiding van het Christendom. Onder Karel de Grote wordt Friesland geheel onderworpen en nu grijpen er grootse hervormingen plaats. Dit gaat niet zonder moeite en Karel de Grote moet al zijn gezag en wijsheid in de weegschaal werpen om zijn doel: inschakeling in het groot geheel, tot stand te brengen. In 793 wordt er door hem een graaf benoemd.

Na de verbrokkeling van het Karolingse Rijk komen de Friezen onder de heerschappij van Lotharius, voor niet lang echter want reeds in 925 wordt Hendrik I, de Keizer van Duitschland, hun leenheer. De macht van de Keizer van het Heilig Roomse Rijk is echter niet erg groot en de graven, slechts omringd door enkele ridders, slagen er ook niet in zich te handhaven en weldra wordt er een Volksregeering gevormd, die echter niet op democratische leest geschoeid is. Minder dan ergens anders in onze streken kon het leenroerig stelsel hier wortel schieten en na de 10de eeuw waren er in Friesland geen slaven of onvrijen meer.

Ondertussen hebben er (omstreeks 800) nog aanzienlijke gebiedsuitbreidingen plaats gegrepen. De Friezen dringen door tot aan de Weser en tot aan het Swyn bij Brugge. Op zeker ogenblik waren er zelfs volksgroepen tot in Duinkerken geraakt en waren Utrecht en Dorestad Friese steden. Alhoewel de Friezen er gevestigd bleven en over een grote invloed beschikten ging hun taal in Holland, Zeeland en de andere nieuwbewoonde gebieden vlug te loor, vooral na het ontstaan der Zuiderzee (in de twaalfde eeuw) en de hierdoor bewerkte afscheiding. Het gebrek aan Staatseenheid heeft hier ongetwijfeld ook een rol in gespeeld. Toch bleef de benaming West-Friesland voor de Noordelijke en Noord-Oostelijke gouwen van de Provincie Noord-Holland nog lang in gebruik. In het Oosten echter is hun invloed groter en de Friezen en hun taal hielden er stand tot aan de Weser toe. Sommigen geraakten zelf tot aan de Westkust van Sleeswijk en op de eilanden daarnevens, waar hun taal een grote uitbreiding nam. De bewoners van die streken werden nadien Noord-Friezen genoemd. Het is ook de tijd van de tochten naar Scandinavië en de Oostzeelanden. In het hedendaags Noors en Zweeds zijn er trouwens nog veel woorden die op Friese invloed wijzen.

Rond 1100 is er ten Westen het Flie (rivier van Flevomeer, waar de Zuiderzee ontstond, naar Noordzee) en waar ook hoofdzakelijk Friezen gevestigd waren, een gravengeslacht omhoog gekomen dat zijn macht steeds uitbreidde totdat het omstreeks 1300 een gebied van Vlaanderen tot aan het eigenlijke Friesland onder zijn heerschappij had gebracht. Deze Graven zijn echter geen eigenlijke Friezen meer. Door het ontstaan van de Zuiderzee worden de West-Friezen dan ook gans afgescheiden van hun stamgenoten en alras worden zij overwonnen door Graaf Floris de Vde.

De opvolgers van Floris mislukken in hun pogingen om het gebied tussen Flie en Lauwers te veroveren en in 1345 lijden de Vlaamse, Franse en Hollandse Ridders een geduchte nederlaag. Deze gebeurtenis werd lange tijd in Friesland als Nationale feestdag herdacht. Uit deze tijd (13de en 14de eeuw) zijn er geschriften in de oud-Friese taal bewaard gebleven. Het zijn in hoofdzaak wetten, oorkonden en besluiten die er op wijzen dat het Fries destijds de taal van het Landsbestuur was.

[pagina 12]
[p. 12]

Al slaagden de Friezen er dus in hun zelfstandigheid te bewaren en ondervonden ze slechts weinig hinder van de machteloze Duitse Leenheer, toch kende het land geen grote bloei, bij gebrek van een sterk gezag. Zo ontstonden er buiten de elf steden dertig Grietenijën (verenigingen van dorpen), die het grondgebied van den Grietman vormden. Deze Grietmannen waren omzeggens volledig onafhankelijk. Zij spraken recht, vaardigden wetten uit, doch wijl zij niet over een apparaat beschikten om de vonnissen en wetten te doen uitvoeren, predikten ze gewoonlijk in de woestijn. Om de wanorde nog te vergroten kwam er dan nog de noodlottige onderlinge strijd tussen ‘Skier’ (Schieringers) en ‘Fet’ (Vetkoopers). De eerste was de Volkspartij, de tweede deze der aanzienlijken. Om deze slopende strijd te doen ophouden moesten zij de hulp inroepen van een vreemde macht. Van nu af neemt de vernederlandsing van de Friese steden voor goed een aanvang.

Nadat het Karel V na harde strijd gelukt is de Friezen volledig te onderwerpen, kunnen we niet meer spreken van een Friese geschiedenis. Zij is nu een onderdeel van de Nederlandse geworden. Aanvankelijk beschikken zij nog over een zekere zelfstandigheid en het is slechts na veel aarzeling dat zij toetreden tot de Unie van Utrecht.

De leer van Luther vond hier veel aanhangers, zoodat het Friese Volk voor het grootste deel protestant (doopsgezind) geworden is.

Vanaf 1584 wordt Friesland bestuurd door een reeks stadhouders, welke voortkwamen uit het huis van Oranje Nassau. Door het verdrag van Munster verloor ook de Duitse Keizer zijn laatste rechten op Friesland. Bij het ontstaan der verenigde Nederlanden wordt Friesland als provincie in het geheel ingeschakeld.

Uit de strijd tegen Blanke Hans

Dat de strijd tegen Blanke Hans, zooals de zee hier algemeen bekend staat, uiteindelijk in het voordeel van de Friezen beslecht werd en veel land werd terug- of bijgewonnen, is voornamelijk te danken aan de dijkenbouw. Dat zij er de uitvinders van zijn is niet zeker, maar dat zij er de ongeëvenaarde meesters in werden is een vaststaand feit. Het Fries gebied heeft in de loop der geschiedenis ook veel wijzigingen ondergaan, waartegen geen menselijke kracht bestand was. In de Oudheid vormden de eilanden Ameland, Schiermonniksoog en Terschelling (dit laatste eigenlijk Noord-Hollands gebied) met het vasteland één geheel. Door de ontelbare meren en riviertjes was het land echter moerassig en moeilijk bewoonbaar. In kleine groepjes verzamelden de Friezen zich op een hoogergelegen stuk grond en bouwden daar hun woningen. Deze gemeenschap werd een terp genoemd en werd gewoonlijk in de vorm van een cirkel gebouwd. Bij overstroomingen bleven de woningen dan heel dikwijls gespaard.

In later tijden werd de kerk in het midden op de hoogste plaats van de terp gebouwd. Nu nog wordt het Friese landschap beheerst door deze typische terpbouw.

Op veel hoeven treft men ook de zg. Oeleborden aan. Oelebord is de oorspronkelijk benaming van het bord dat aan het einde van de vorst van de schuur werd aangebracht en deze tegen inwateren moest beveiligen. Later werden de versieringen op dit bord, zijnde twee zwanen, of zwanenhalzen, met de ruggen naar elkaar met ertussen een verticale standaard, aldus ge-

[pagina 13]
[p. 13]

noemd. Er zijn enkele varianten, die eigen zijn aan een bepaalde streek. Veel nieuwgebouwde hoeven dragen nog dat zinnebeeld.

De grootste overwinning van de Fries en met hem van heel het Nederlandse Volk op de zee is wel de drooglegging van de Zuiderzee. Deze eeuwenlange droom is nu bijna geheel in vervulling gegaan. Het is als een weerwraak voor de nederlaag uit de 13de eeuw, toen bij grote dijkbreuken en overstroomingen uit het Flevomeer de Zuiderzee gevormd werd.

Wel Dijkenbouwers, maar geen Statenbouwers

Hoewel de Friezen een hoge kultuur bezaten (de vondsten in terpen en de geschriften door Romeinen zoals Tacitus, bewijzen dit ten overvloede) hoewel zij ondernemend en actief waren en fanatiek in hun vrijheidswil, bleken zij toch geen statenbouwers te zijn. Hun grondgebied bleef spijts uitbreidingen na de aftocht der Romeinen, smal en klein en hun vorsten beschikten over geen sterk gezag.

Zij gelukten er niet in, voor zover zij daarvoor een ernstige poging deden een eigen sterke staat te bouwen, zomin na de val van Rome als na de verbrokkeling van het Karolingse Rijk. Toch moeten we in deze tussenperiode de figuur van Koning Radbod aanstippen die bij de invallen der Franken zijn land met wisselend sukses tegen Pepijn verdedigde en in alle geval bewijzen leverde een goed soldaat te zijn. De volledige inpalming van Friesland door de Franken heeft hem echter niet de gelegenheid gegeven ook zijn kwalitieten als staatsman, als statenbouwer te tonen. Men kan nu verschillende argumenten voor dit verschijnsel aanvoeren. Inderdaad de eeuwenlange strijd tegen de zee heeft duizenden en nog eens duizenden van de beste Friezen als offer gevraagd, zowel bij de grote dijkbreuken als op de vischvangst. We aanvaarden ook dat massale uitwijkelingen naar Rusland en veel later naar Amerika het beschikbaar potentieel aanzienlijk verminderden, maar toch geloven we dat het ten slotte de eigen Friese Volksaard is die het Friese gebied deed ineenschrompelen en hen er nimmer deed in slagen hun eigen sterken staat te bouwen

De voortdurende aandacht voor het schutten van het eigen erf, het volledig op zichzelve aangewezen zijn (velen konden inderdaad hun naaste gebuur slechts per boot bereiken) en vooral hun vorengenoemden fanatischen vrijheidsdrang deed hun nimmer een gezag, een leider, al was die van eigen Volk volledig aanvaarden. Die Vrijheidszin en hun trots gaven aanleiding tot eeuwenlange, moordende veten tussen families en Volksgroepen. Alleen in sommige Germaansche sagen kan men zulke voorbeelden van overspannen trots en eergevoel terugvinden. Het ‘Alles of Niets’ heeft dan ook geleid tot een duizendjarige strijd zonder overwinning.

Weinig steden in dit vlakke weideland

Bij dit Volk van vissers en boeren zijn er slechts weinig steden ontstaan. Toch zijn er enkele die tijdens de Middeleeuwen in de bond van de Hanzasteden een niet onaanzienlijke rol hebben gespeeld en tot een grote bloei kwamen. In feite zijn er maar elf plaatsen die de titel van stad bekomen hebben. Veel van het schone dat er in het verleden werd gebouwd is verwoest geworden en naast enkele schitterende getuigen uit dit verleden vinden we over het algemeen veel alledaagse gebouwen en woningen, zoals ze meer

[pagina 14]
[p. 14]

voorkomen in de Nederlandsche Provinciesteden. Het is ook in de steden dat de ‘vernederlandsing’ het meest veld gewonnen heeft en de echte Friese volksaard het meest verloren ging.

We geven hier enkele bijzonderheden over de belangrijkste steden:

Leeuwarden: (50.000 inwoners) De hoofdstad, - die echter niets heeft van de grootstad - was eenmaal aan de zee gelegen, bezit een grote aantrekkelijkheid in haar singels en grachten. Het stadhuis is van een bijzondere schoonheid. Oorspronkelijk werd de voormalige stins (kasteel) der Auckerna's, in 1617 aangekocht, als raadshuis gebruikt. In 1715 werd het echter gesloopt en door het huidige vervangen, dat met zijn 18de eeuwse deuromlijstingen en prachtige beelden een waardige afspiegeling geeft van de fiere Friese Volksaard. Opmerkenswaardig is ook het klokkenspel van 33 klokken van de in 1884 afgebroken St. Jacobstoren, daterend uit de 17de eeuw, dat in 't torentje van het stadhuis hangt. De rijkversierde raadszaal in het bijgebouw valt op door haar buitengewone pracht. Monumentaal is de voormalige kanselarij (1566-71) die na velerlei bestemmingen thans tot archief en Bibliotheek werd ingericht. Vooral de top, met de negen beelden, waarvan het bovenste Karel V voorstelt is bijzonder sierlijk. Men mag ook niet vergeten de Oude Waag te bezoeken en de onvoltooide toren van de oude St. Vituskerk te beklimmen. Voor trekkers is een uitstapje naar de krans van dorpjes, die Leeuwarden omringen, ook ten zeerste aanbevolen. Zo vinden we in Goutum op 4 Km. van Leeuwarden nog de prachtige state (heerenhuis) Wierde.

Harlingen: (11.000 inwoners) Deze havenstad is in de 13de eeuw ontstaan uit een nederzetting van de twee adellijke stinsen Harlinga en Hams. Deze stad heeft ruim haar tol betaald in de strijd tussen Schieringers en Vetkoopers en ook een aanzienlijke rol gespeeld in de Spaanse oorlog. Op de Zuiderzeedijk herinnert de zg. stenen man aan de strijd tegen de zee en tevens aan onderlinge twisten van hen die de plicht hadden het land door dijken te beschermen. Het was de Spaanse Stadhouder Caspar Robles die dit beeld deed oprichten. Hij was het die een einde stelde aan de onderlinge twisten en orde bracht in het onderhoud der dijken.

De kleine vissershaven Stavoren (1000 inwoners) behoorde tot het graafschap Stavoren, waarvan een groot deel in de 13de eeuw door de zee verzwolgen werd. De geschiedenis van de trotse Vrouwe van Stavoren is algemeen bekend. Er is een tooneelstuk ‘Vrouwenzand’, dat vóór enkele jaren te Antwerpen werd opgevoerd, geïnspireerd door deze legende. Door de drooglegging van de Zuiderzee is deze stad nu ook volledig van de zee afgescheiden. (Nu aan IJsselmeer.)

Dokkum is een van de oudste Friese steden. Alhoewel vroeger zeestad, is ze nu drie uur van de zee verwijderd. Ze heeft als stadswapen de halve maan met de drie sterren, die herinneren aan de deelname der Dokkummers aan de Kruistochten. Niet ver van de stad bevindt zich de ‘Bonifaciusbron’ als herinnering aan Bonifacius, die in 734 daar vermoord werd door de Friezen. Hier is ook nog steeds een R.K. bedevaartplaats. In het stadje is er ook nog heel wat schoons bewaard gebleven.

Bolsward is met Stavoren de oudste stad. Heeft haar deel gehad van de Noormannen en de onderlinge twisten. De trots van de inwoners is hun stad-

[pagina 15]
[p. 15]

huis en de oude St. Maartenskerk wordt als de schoonste van Friesland beschouwd.

Sneek in het centrum der Friese meren is na Leeuwarden de grootste stad. Veel scheepvaart, veel handel, veel industrie en een der belangrijkste kaas- en botermarkten. Centrum voor de watersport. Op uitzondering van enkele merkwaardige gebouwen, is er niet veel schoons uit het verleden overgebleven.

In de oude academiestad Franeker werd Eise Eisinga, de vervaardiger van het beroemde planetarum, geboren. Met haar vele herinneringen uit het verleden en talrijke grachtjes is Franeker ongetwijfeld het schilderachtigste Friese stadje, dat eens de woonplaats was van vele Friese edelen.

Te midden van weiden staat de kerk van Hindeloopen als eenig getuige van een groot verleden.

Met haar rijke geschiedenis waarvan enkele mooie gevels en typische waterpoorten nog herinneren, heeft Sloten de kleinste der elf Friese steden zeker haar adelbrieven verdiend.

 

(wordt voortgezet.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken