Groot A, B, C, boek
(ca. 1775-1800)–Anoniem Groot A, B, C, boek–
[Folio A3v]
| |
Exodus 20.ICk ben de Heere uwe Godt, die u uyt Egipten-landt, uyt den dienst-huyse uytgeleydt hebbe. | |
Dat eerste Gebodt.Gy en sult geen andere Goden voor mijn aangesigte hebben. | |
Dat tweede Gebodt.Gy en sult u geen gesneeden Beeldt, noch eenige gelykenisse maaken, van 't geene dat boven in den Hemel is, noch van 't gene dat onder op der Aarden is: noch van 't geene dat in de wateren onder de Aarden is. Gy en sult u voor die niet buygen, noch haar dienen: want ik de Heere uwe Godt ben een yverig Godt, die de misdaat der Vaderen besoeke aan de Kinderen, aan het derde, ende aan het vierde lidt der gener die my haten. Ende doe Barmhertigheyt aan duysenden, der gener die my liefhebben, ende myne Ge- | |
[Folio A4r]
| |
boden onderhouden. | |
Dat derde Gebodt.Gy en sult den Name des Heeren uwes Godts niet ydelijck gebruyken: want de Heere en sal niet onschuldig houden die syn Name ydelijck gebruyckt. | |
Dat vierde Gebodt.Gedenckt des Sabbath-daaghs, dat gy dien heyligt: ses dagen sult gy arbeyden, en al uw werck doen: maar de sevende dagh is de Sabbath des Heeren uwes Godts, dan en sult gy geen werk doen, gy, noch uw Soon, noch uwe Dochter, noch uw Dienst-knecht, noch uwe dienstmaegt, noch uw Vee, noch uwe Vreemdelingh, die in uwe Poorten is. Want in ses Dagen heeft de Heere den Hemel, ende de Aerde gemaeckt, de Zee, ende alles wat daer in is, ende hy ruste een sevenden Dage: Daerom zegende de Heere den Sabbath-dagh, ende heylighde den selven. | |
[Folio A4v]
| |
Dat vijfde Gebodt.Eert uwen Vader ende uwe Moeder, sy dat uwe Dagen verlenght werden in den Lande, dat u de Heere uwe Godt geeft. | |
Dat sesde Gebodt.Gy en sult niet Doodt-slaen. | |
Dat sevende Gebodt.Gy en sult niet Echt-breeken. | |
Dat achtste Gebodt.Gy en sult niet Steelen. | |
Dat negende Gebodt.Gy en sult geen valsche getuygenisse spreecken tegen uwen Naesten. | |
Dat thiende Gebodt.Gy en sult niet begeeren uwes Naasten Huys: Gy en sult niet begeeren uwes Naesten Wijf, noch sijnen Dienst-knecht, noch sijne Dienst-maeght, noch sijnen Osse, noch sijnen Ezel, noch iet dat uwes Naesten is. |
|