Groot vakantieboek

[p. 71]

Achter het Duin

Achter het duin daar ruist de zee
en op de zee wil ik gaan varen.
Ik neem van verre landen mee
al wat mijn schip maar kan bewaren:
een aapje dat een krulstaart heeft,
een papegaai die ik leer praten,
een zeeleeuw die van vissen leeft
en die een bal kan rollen laten.

Achter het duin daar ruist de zee,
als je goed luistert kan je 't horen.
Mijn scheepje ligt nog op de reê,
met mast en zeil en toebehoren.
Maar als ik groot ben vaar ik uit
naar 't land met altijd groene bomen,
je plukt er handenvol rijp fruit
en ligt in 't zachte gras te dromen.

Achter het duin daar ruist de zee,
daar ligt mijn scheepje stil te wachten.
En wie mijn vriendje is mag mee....
eerst moet je nog een poosje wachten
totdat ik groot ben en zo sterk,
dat ik mijn scheepje zelf kan sturen.
Voor één matroosje heb ik werk,
maar.... 't kan nog honderd dagen duren.

AB VISSER