Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De groene linde. Jaargang 2 (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van De groene linde. Jaargang 2
Afbeelding van De groene linde. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De groene linde. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.31 MB)

Scans (342.81 MB)

ebook (3.49 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De groene linde. Jaargang 2

(1906)– [tijdschrift] Groene Linde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 131]
[p. 131]

Kramers.

Sus stond in den kruiwagen en Fien ging er nevens: Sus was een lamme loome vent, Fien een sterk en vlug wijf. Sus had daarbij nog kromme beenen... en toch stond Sus in den kruiwagen en ging Fien er nevens.

Gemakkelijk om te verstaan: Fien droeg de broek in 't huishouden en Sus moest dansen lijk Fien floot.

Op den kruiwagen lag een tafel met de vier pooten omhoog en tusschen de vier pooten stond een kist: 't was heel hun schat.

Sus hijgde en kuchte; bij poozen veegde hij met zijne mouw het zweet van zijn voorhoofd en loerde terwijlen eens scheel naar Fien om te zien of ze nog van geen ophouden ging spreken.

Fien bezag soms ook eens haren Sus en keek dan weer rond naar de eerste huizen van het dorp.

Sus zou gaarne zijne keel eens gespoeld hebben... Fien ook.

Sus had goesting voor 'nen dikkop, maar Fien mocht het niet weten, anders zou het erop geweest zijn.

Fien zou gaarne een cognacsken gepakt hebben maar... Sus mocht het niet weten anders was zij hem de baas niet meer, - ‘Sus, seffens gaan we eten; we zijn er bijkans.’

Fien had een uithangbord zien blinken:

In 't Schuttershof
bij JAN FRANSEN
Herbergier en bakker

Herbergier en bakker! dat was in Fien hare kaarten gespeeld.

[pagina 132]
[p. 132]

- ‘Sus, rijd maar door, zei ze, ik ga naar den bakker om brood.’

Fien was nog geenen minuut het gangsken ingeslagen of Sus zette zijnen last neer en hij eene herberg binnen.

De kruiwagen stond alleen op den steenweg en de straatjongens, nieuwsgierig lijk alle Eva's kinderen, namen dien oogenblik te baat om het boeltje te inspecteeren.

Hemel! De kist stond los! Wat lag daar allemaal in? Een spiegel... een borstel... een neusdoek... nog wat klein gesnuiter... En dat! Een hoop papieren zeker? Neen, 't zijn nobbelewitjes, echte nobbelewitjes.

De straatjongens verdrongen malkaar, ze scharden met volle handen in den kostbaren schat en op eenen oogwenk was de voorraad uitgeput, de kist terug toe en de bengels verdwenen. Achter huizen en boomen zaten ze al lachend te smullen van de smakelijke lekkernij.

En terwijl de kramers dat groot ongeluk overkwam, stand Fien voor haar tweede cognacsken en Sus zat gerust aan den toog 'nen borrel te pakken en met den weerd te praten. Heel gerust zat Sus wel niet en hij was nog al gauw met zijnen jenever. Hij wenschte dan 'nen goeden dag aan den baas, spande zijne kromme beenen weer in, en vooruit was de weg.

Pas had hij een twintig stappen gedaan of Fien kwam achter de haag uit geschoten en zag ginder haren Sus rijden. - ‘Hij heeft zoo weinig weg afgelegd, mompelde zij!... Maar hij kan toch niet aan 't geld! Ik heb altijd de beurs!.. De kruilicht zal hem wat gesneden hebben en hij zal wat op de berrie gaan zitten zijn.’

Had Fien geweten dat Sus op de vorige kermis centen had achtergehouden en weggestoken!

Toen ze haren vent had ingehaald: - ‘Zet maar neer, deed ze, wij zullen hier onzen boterham opeten.’

Sus zette den kruiwagen neer en ging met de licht over

[pagina 133]
[p. 133]

den schouder op de berrie zitten; Fien sloeg met het mes een kruis over 't brood, sneed en smeerde de boterhammen eerst voor haren vent en dan voor haar zelve.

- ‘Waar gaan we staan met de kermis?’ vroeg Sus, met den mond vol brood.

- ‘Ginder aan den lindeboom. 't Is wel een beetje buiten 't dorp maar daar komen toch veel kinderen: 't is vast tegen den peerjesmolen.’

Als de boterhammen goed gesmaakt hadden sloeg Sus de kruilicht terug over zijne schouders.

- ‘Kijk eens, zei Fien, de peerdjesmolen staat al gereed.’

- ‘En daar, verdoren, daar ligt de Witte in 't gras met den Smirel te kaarten.’

- ‘Dag Sus, riepen de twee mannen, nog altijd wel te pas?’

- ‘Lijk ge ziet.’

Sus kwam van onder de kruilicht uit, de kist met nobbelewitjes - of liever zonder nobbelewitjes - werd er af gezet en de tafel op hare pikkels geplaatst.

- ‘Zoudt ge geen spelleken meedoen met de kaart? vroeg de Witte.’

Sus bezag Fien, en daar Fien niets zei, zei Sus ja.

Sus kwam bij in 't gras liggen en de drij mannen begonnen duchtig te troeven.

Ondertusschen meende Fien alles wat op orde te leggen in den koffer. Zij lichtte het scheel op en... zij werd rood en bleek... nog eens gezien... Razend van woede schoot zij naar de kaartspelers:

‘Hier ! Gij schurk van een vent! Gij zatlap, bedrieger, dief! Is het daarvoor dat ge met mij getrouwd zijt?’

En toen Sus daar bevend en bleek kwam aangehaakt, verwonderd en stamelend:

‘Wie, wat?’ greep Fien hem bij den kraag en duwde

[pagina 134]
[p. 134]

hem onder eenen hoop scheldwoorden met zijnen kop in de kist.

- ‘Hewel! Waar is dat allemaal henen, zeg! 'k Heb daar straks wel gezien dat ge niet veel wegs hadt afgelegd terwijl ik naar den bakker was, maar dat gij zoo 'ne schurk waart, had ik nooit gedacht!... Waar zijt ge met de nobbelewitjes gebleven? Rap den winkel wijzen waar ge ze verkocht hebt... Dat hij kon, hij zou zijn wijf zelf verkoopen om te kunnen drinken!’

Sus zette hem op zijne kromme beenen zoo recht als hij maar kon, en met de armen op de borst gekruist:

- ‘Fien, zegde hij, 'k heb nu al genoeg moeten hooren; 'k weet waarachtig niet waar die drommelsche nobbelewitjes mogen gebleven zijn!’

- ‘Wat gij, prulleman! Nog durven zeggen dat gij van niets weet. De aartsleugenaar dat hij daar staat! Ik heb van mijnen kruiwagen niet weg geweest dan om naar den bakker te gaan en in dien tijd zijn de vogels gaan vliegen. Dan is het mijne schuld zeker? He, wel, kreeft, wat hebt ge nu nog op uwe tong liggen?’

Sus staat verbaasd, verschrikt, en als aan den grond genageld. Zal hij iets zeggen van zijnen borrel?

De Witte en de Smirel hebben veel deugd van den twist; ook de straatjongens zijn naderbij gekomen, zij hebben hunne lekkernij opgesmuld. Zij lachen in hunne vuist en de plichtigen verbergen hun gezicht achter den rug hunner onschuldige makkers.

- ‘Fien, spreekt Sus op den duur, 'k zal 't maar rechtuit zeggen terwijl gij bij den bakker waart heb ik in ‘'t Wit Peerd’ 'nen borrel gesnapt...’

- ‘Ha! die zuiper, die herbergpilaar! Dat laat zijnen kruiwagen op straat staan en dan juist als hij gisteren den sleutel van de kist in zijne zattigheid heeft verloren!’

 

Wie weet wat er nog al zou gebeurd zijn, toen Fien in 't

[pagina 135]
[p. 135]

midden van haren ‘oremus’ de lachende gezichten der straatbengels bemerkte.

In eenen keer was al hare woede tegen de straatjongens gekeerd.

- ‘Die verduivelsche jong! 'k Wed honderd tegen één, dat ze er mee weg zijn!’

- ‘Ja Fien, riep een der achtersten met de blokken reeds in de handen, ze hebben goed gesmaakt. Als ge er morgen nog hebt kom ik twintig keeren draaien!’

De bende stoof uiteen lijk kaf voor den wind en zij die niets gedaan hadden waren nog het bangste.

Fien was rood van gramschap. Rap als de weerlicht schoof zij hare klonen uit, en zij achter de vluchtende bengels! Eenen eersten kloon wierp zij vlak op 'nen deugniet zijnen kop, maar de tweede - o ongeluk! - de tweede vloog bij den veldwachter door de ruiten.

Fien heur moed was ineens gezakt; bleek en bevend bleef zij staan.

Aanstonds kwam de veldwachter in de deur gesprongen:

- ‘Zoo, zoo! Dat is een goed begin voor de kermis, hoor! Ruzie maken, ruiten uitsmijten! (Ze moesten al dat volk aan den galg knoopen... zoo'n gespuis)! Seffens het het dorp uit en de schade betalen.... Wie zijt gij?’

- ‘Het wijf van kromme Sus die met nobbelewitjes staat.’

- ‘Wacht ik ga mede.’

Sus stond al te sidderen als Fien daar met den veldwachter aankwam, bijzonder als hij zag hoe zij hare oogen rolde.

- ‘Wacht een beetje, kreeft, riep Fien, dat zult ge bekoopen. Daar zijt gij allemaal de schuld van; nu ziet ge wat er van komt, nu moeten wij het dorp uit.’

- ‘'t Is toch zoo erg niet, meende Sus, de nobbelewitjes... zijn toch... weg.’

[pagina 136]
[p. 136]

- ‘Toch weg he! Maar wie heeft ze weg gedaan? Wiens schuld is het? Wie heeft er voor vijf frank schade gedaan? Wie, allo, wie?’

- ‘Zwijg maar met uw geraas, zei de veldwachter, zwijg en betaal...

- ‘Och Fien, sprak, Sus, wij zullen naar de stad andere nobbelewitjes halen en dan gaan we overmorgen op eene andere kermis staan.’

Fien sprak niets, maar hare oogen zegden des te meer; zwijgend zette zij tafel en kist weer op den kruiwagen.

Sus sloeg de kruilicht over zijne schouders; hij was zoo bang voor het onweder dat straks zou komen, dat hij vergat in zijne handen te spuwen als hij afreed.

Zoo vertrokken ze dan, met den veldwachter op een boogscheut achter hen.

De straatjongens die al lang weder waren samengeschoold, konden geene schoone woorden genoeg vinden om er het koppel mede te bestempelen. En terwijl ze de kramers uitgeleide deden zongen ze preusch uit volle keel.

 
Vivat Sus en Fien
 
En ze mogen er wezen
 
Zonder Sus en Fien
 
Kunnen wij nief zijn.

J.S.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken