Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Gulden Winckel. Jaargang 5 (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 5
Afbeelding van Den Gulden Winckel. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.24 MB)

Scans (25.31 MB)

ebook (11.82 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Gulden Winckel. Jaargang 5

(1906)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vlinders

Historisch Leesboek, verzameld door Dr. H. Brugmans, hoogleeraar aan de Universiteit van Amsterdam. 's-Gravenhage Martinus Nijhoff 1906.

OM een bloemlezing kan veel geborduurd worden, en de bloemlezer Prof. Brugmans is op die aesthetische eigenaardigheid onzer beoordeelaren bedacht geweest. Gewoonlijk keurt men af wat zij aanbiedt en verlangt men wat zij niet geeft. Prof. B. drukt dit in deze woorden uit: ‘Het gaat met bloemlezingen niet als met de vrouw van Caesar, van wie geen kwaad mocht worden gesproken, zelfs niet gedacht. Integendeel, dit genre litteratuur pleegt men met een scherp kritisch oog te onderzoeken. Ik verwacht dan ook niet, dat deze keurgarve zal ontkomen aan het noodlot van haar zusteren; ook van haar zal worden geëischt, wat zij niet, in haar zal worden afgekeurd, wat zij wel aanbiedt’.

 

Mij dunkt, de hiel is te hoog, waarop de bloemlezer voortschrijdt. Of moet het behaagziek maskertje, op het knap-manlijk aangezicht van den samensteller, hier worden afgelicht? Wie te beginnen met Pieter Lodewijk (Muller) een dozijn historie-schrijvers, onder wie Thorbecke, Robert Fruin, Bakhuizen van den Brink en Betz, kan opvoeren en proeven kiest van Sam. Muller, Blok, Bussemaker, Kernkamp, de Beaufort, Colenbrander, van der Meulen, Byvanck en Heeres heeft, naar het oordeel van iemand voor wien het Leesboek bestemd is (‘het publiek’, als onderdeel daarvan dus ook voor mij) zijn best gedaan onze nieuwere geschiedbeschrijving in een fraaie en degelijke kleedij den volke te vertoonen. Zeker kunnen nog andere geschiedschrijvers - Rogge, Hartog, de Bussy, de Boer, van Deventer, de Jonge, Hora Siccama, freule van Hogendorp, Johanna Naber, wie niet al meer?! - rechten op een plaats in een verzameling doen gelden, maar dat is geen reden om, wanneer een hoogleeraar zich voegt naar de opdracht van een uitgeversfirma, die een fonds van historiewerken bezit, niet allereerst uit dat fonds zelf te putten. Dit is hier gedaan met 7 van de 15 opstellen en wij - het publiek - zijn dankbaar voor die vrijgevigheid op handelsgebied, die ten bate van het historisch komt.

illustratie
dr. h. brugmans


Maar al is de bundel allereerst bestemd voor het publiek - mij schijnt een poging tot zijne invoering op onze middelbare en hoogescholen niet uitgesloten. De vraag doet zich zelfs voor of verweg het meerendeel der historische opstellen bij onze studenten en aanstaande studenten niet in nog beter aarde zullen vallen dan bij het publiek? Onder hen vertoeven de toekomstige geleerden, die den roem onzer historie zullen verhoogen in vereenigingen, genootschappen, faculteiten en op de banken onzer vertegenwoordigende collegiën. Zij kunnen de lessen der historie zich ten nutte maken en de fouten trachten te vermijden, waarin hunne voorvaderen vervielen; zij zijn de geurige bloem van het publiek, waarvan wij - het moge onze ijdelheid streelen of niet - toch maar altijd de doove netels blijven,
[pagina 137]
[p. 137]

omdat als wij hoorden, wij zoovéél, ja, te veel wanklanken door de stem onzer dagelijksche partijorganen te hooren zouden krijgen.

En daarbij, wat kunnen wij - publiek - beseffen van de verschillende tinten van den historie-stijl, in dit boek zoo kwistig verspreid? Deze moeten ons door een leeraar verduidelijkt worden, willen wij, die aan dagblad-stijl en anderen electrische-tram-stijl gewend zijn, er de schoonheden, de kleur, de streek, de toon van bemerken. Wij durven nauwlijks uiten dat wij twee voorname tinten in de verschillende historische schetsen waarnemen: de droge en de vloeiende en dat wij - tengevolge onzer dikke ondegelijkheid - de droge niet altijd stellen boven de vloeiende. Ja, dat wij wel eens de droge wegwenschen en enkel de vloeiende verkiezen. Dat hebben wij van Brugmans zelven geleerd, voor zoover wij van zijne opstellen, ook in zijn Alg. Gesch. met Kernkamp, hebben kennis gekregen.

Wij - publiek - vinden het heel aardig van een Droogscheerders-Synode te lezen, maar kunnen vooralsnog niet tot de eerwaarde hoogte van het ledental klimmen, omdat wij behalve van Robert Fruin nog van Blok, Sam Muller, Betz en Byvanck hebben gelezen, en wel eens van Gibbon, Hume, Hallam en Macaulay hebben gehoord.

Daarom wenschen wij ons de vrijheid te veroorloven, vóór ons een tweede deel van het Historisch Leesboek worde geschonken, een beroep te doen op den samensteller..... Experientia est optima.....

 

PIET VLUCHTIG.

Nederlandsche kunstnijverheid
Nederlandsche Kunstnijverheid door Ed. Thorn Prikker. - Rotterdam, Meindert Boogaerdt.

TOEN ik vernam dat bovenstaand boek uitgegeven zou worden was ik gewoonweg verlangend het te lezen.

Eindelijk zou dan eens iemand, en nu geen buitenlander, een Hollander, de heer Ed. Thorn Prikker, onze bloeiende Nederlandsche Kunstnijverheid behandelen.

De oorzaak van mijn verlangen was daarin gelegen dat ik en met mij vele anderen 't nu hoogtijd vonden worden een verhandeling te hebben over 't werk van onze beste Kunstenaars, kunstenaars op het gebied der Kunstnijverheid, Kunstenaars wier werk beter, mooier en genialer is dan ook maar ergens anders.

Ik dacht dan een verhandeling, een enthousiaste verhandeling te lezen over Kunstenaars als Dysselhof, Lion Cachet, Nieuwenhuis, Mendes, in de eerste plaats; kunstenaars die als kunstnijveraars hooger staan, meer gepresteerd hebben dan al de jongere vrije-kunstenaars samen.

Ik dacht dan vervolgens een verhandeling, een meer bezadigde verhandeling te lezen over 't werk van Eisenloeffel, Penaat, de Bazel, van Leeuwen, in de tweede plaats; Kunstenaars die als Kunstnijveraars meer tot den bloei der nijverheidskunst hebben bijgedragen dan in de laatste vijftig door alle vorige Kunstnijveraars is verricht.

 

Onplezierig gestemd werd ik toen ik de Inhoudsopgave las van het boek de Nederlandsche Kunstnijverheid.

De personen daarin vermeld waren: Smits, Braat, Zwollo, Neuhuys, van der Hoeff en Brouwer.

De Instellingen daarin vermeld waren: Onder den St. Maarten, 't Binnenhuis, de Distel, Deventer Tapijtfabriek en de Kantschool.

Indien deze inhoudsopgave 't werk was geweest van iemand die levenslang op een onbewoond eiland had doorgebracht en na één maand vertoevens in Nederland tot bovenstaand lijstje was gekomen, men zou terecht 't bewijs hebben zien geleverd dat reclame een goed ding is.

Maar.... dat iemand die wie weet, misschien ⅞ van zijn leven in Nederland heeft doorgebracht, daartoe komt, is voor mij iemand die blind, doof en eigenwijs is. Blind, omdat hij op tentoonstellingen dingen niet heeft gezien die 't meeste 't bekijken waard waren; doof, omdat hij in zijn geheele leven niet geluisterd of verstaan heeft naar 't geen anderen in zijn kring over kunstnijveraars hebben gesproken; eigenwijs, omdat hij 't geen thans alreeds over enkele kunstnijveraars is geschreven negeert.

't Is een dwaze fout van schrijver en uitgever geweest het boek te betitelen met Nederlandsche Kunstnijverheid.

Die titel is te wijdsch.

 

Een ieder die er belang instelt te weten hoe de Instellingen onder den Sint Maarten, 't Binnenhuis, de Deventer tapijtfabriek werken kan ik 't boekje aanbevelen.

Vreemd is 't echter dat de heer Thorn Prikker wel de Instellingen behandelt maar niet de Kunstnijveraars die 't werk ontwierpen, wanneer men bijv. over 't Binnenhuis alles gelezen heeft, weet men alleen dat Lebeau de Battiks gemaakt heeft, dus is 't geen hij wel behandelt nog zeer oppervlakkig. Alleen de beschrijving over de aardewerkfabriek de Distel is in zooverre correct, dat men tenminste te weten krijgt dat Nienhuis daar ontwerper is. Ik kan niet nalaten als mijn wensch uit te spreken, dat er nu eens iemand met ruimen blik en met meer bekendheid op ons kunstnijverheidgebied

[pagina 138]
[p. 138]

zich de groote moeite zal getroosten een compleet werk over onze hedendaagsche Nederlandsche Kunstnijverheid te schrijven.

Velen met mij zullen daar verlangend naar zijn.

De Kunstnijverheid. Hand en studie-boekje, tevens vademecum voor bezoekers van Musea en tentoonstellingen. - Haarlem, H.D. Tjeenk Willink & Zn.

EEN goed denkbeeld is 't van de uitgevers Tjeenk Willink en Zoon te Haarlem geweest, een derden herzienen druk van bovenstaand werkje te geven.

In de tien jaren sedert de laatste uitgave, is er heel wat veranderd en verbeterd op 't gebied der Kunstnijverheid.

Waarschijnlijk uit eerbied voor den sympathieken gewezen directeur der Rijksschool voor Kunstnijverheid te Amsterdam, den Heer J.R. de Kruyff, die 10 jaren geleden bovenstaand boek herzag, heeft de uitgever dezen herzienen druk zijn opvolger den Heer J.W.H. Berden opgedragen.



illustratie
Proeve van illustratie uit: ‘De Kunstnijverheid’.


Terecht schrijft de Heer Berden in zijn voorbericht: Naarmate het getij verloopt dienen de bakens verzet te worden.

De heer Berden heeft 't boekje vooral aantrekkelijker doen zijn door de illustraties met eenige heel mooie specimina te vermeerderen.



illustratie
Proeve van illustratie uit: ‘De Kunstnijverheid’.


Technieken die een tiental jaren niet zoo algemeen waren, heeft hij behandeld, voldoende uitgebreid, als voor 't doel van dit boekje noodig is, n.l. om 't publiek eenigen kijk te geven op hetgeen het in musea en tentoonstellingen te aanschouwen krijgt. Ik bedoel hier voornamelijk de verschillende reproduceerende technieken, het batikken, 't boekbinden dat vooral tegenwoordig weer meer dan eenige jaren geleden door artistieke handen wordt uitgevoerd, het maken van portefeuilles enz. enz.

Juist omdat dit boekje niet speciaal voor vakbeoefenaars maar in hoofdzaak voor 't algemeen geschreven is komt 't me voor dat de uitgever, bij een eventueele nieuwe uitgave, goed zou doen 't hoofdstuk Perspectief òf weg te laten, als behoorende tot een te uitgebreide wetenschap, òf door een deskundige te laten herzien, daar het zooals dit thans is, en 10 jaar geleden was, bepaald onjuist is. Dit tijdschrift is niet de plaats hier dieper op in te gaan, maar ik wensch er nadruk op te leggen dat wanneer men een globaal overzicht van een wetenschappelijk onderwerp wil geven, dit uit den aard der zaak weliswaar beknopt maar correct dient te wezen, 't geen met 't door mij bedoelde perspectivische onderwerp niet 't geval is. Ver-

[pagina 139]
[p. 139]

volgens is mij nu, even als tien jaar geleden, niet duidelijk waarom in hoofdstuk XVII Plastiek in zachtere stoffen, ivoor, beenderen enz. behandeld wordt, ik voor mij vind die stoffen niet zachter dan steen en hout; er staat letterlijk: Het voornaamste van die materialen is het Ivoor. Niettegenstaande deze kleine onnauwkeurigheden die met eenige nog kleinere zouden kunnen vermeerderd worden, is 't boekje iedereen aan te bevelen en behoort 't volgens mij tot de ontwikkeling van elkeen het te lezen en te herlezen, vooral van hen die door herhaald reizen musea en tentoonstellingen bezoeken. Het zal hun voor een juiste appreciatie van het tentoongestelde goede diensten bewijzen. Mijn wensch is dan ook dat De Kunstnijverheid zooveel gelezen worde, dat er binnen de 10 jaar een nieuwe uitgave noodzakelijk blijkt.

S. JESSURUN DE MESQUITA.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Fritz Smit Kleine

  • S. Jessurun de Mesquita

  • over Hajo Brugmans

  • over Eduard Thorn Prikker

  • beeld van Hajo Brugmans