Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Gulden Winckel. Jaargang 9 (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 9
Afbeelding van Den Gulden Winckel. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.00 MB)

Scans (33.79 MB)

ebook (8.90 MB)

XML (1.07 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Gulden Winckel. Jaargang 9

(1910)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Letterkundig leven uit de augustus-tijdschriften

De Tijdspiegel.

Fräulein Lily von Kretschmann; Frau Professor von Gizycki; Genossin Braun. Zeker, allemaal dezelfde persoon.

In verbeelding zie ik haar vóór mij, zooals ik haar te Berlijn heb gekend: hare in alle opzichten gedistingeerde verschijning. Ik heb toen altijd een bijzondere belangstelling voor haar gevoeld; niet omdat ik wat zij deed zoo beminnelijk vond, maar omdat ik zoo goed kon begrijpen hoe zij was geworden die zij was.

Nu geeft zij haar ‘Memoiren’ uit. ‘Lehrjahre’ voegt zij er op het titelblad bij. En zij noemt dat een ‘Roman’; maar tegelijk betuigt zij in de voorrede (een opdracht aan haar zoontje) dat zij heeft getracht tot dit werk ‘de diepste wortelen en de fijnste vertakkingen’ van haar bestaan ‘na te speuren’.

 

Aldus Geertruida Carelsen in haar artikel ‘Een stukje Berlijnsch leven’, waarin zij ons het een en ander mededeelt omtrent den ontwikkelingsgang van een vrouw van goeden huize tot de Sociaal-democratie, zooals men dezen lezen kan in de in hoofdzaak op waarheid gegronde, schoon in romantischen vorm gekleede Memoiren einer Sozialistin door Lily Braun, onlangs bij Albert Langen in München verschenen.

Van Jan Greshoff vinden we poëzie uit den bundel Door mijn open venster, ter perse bij H.D. Tjeenk Willink & Zn., te Haarlem. Cornelis Veth deelt ons het een en ander mede over Japanschen humor in prentkunst op zijn bekende gemakkelijke manier; Querido vervolgt zijn Tooropessay en karakteriseert hier eenige van Toorops voornaamste werken. Ziehier een stukje karakteristiek van den bekenden Tuin der Weeën:

De eenige teekening onder het symbolische werk, die een volkomen zuivere huiverings-stemming uitdrukt. Die vrouw-gestalte al dadelijk, door den smartetuin heenschrijdend in angstige behoedzaamheid. In deze teekening heeft Toorop willen suggereeren, vaag en mystisch, de huiveringwekkende verborgenheid van alle douloureuze, zich, in onbekende dreigingen verspokende levens-geheimen. Ieder droog woord over dit schilderij valt als 'n bos stroo in een goudvisschen-vijver. De gevoelsstaten van Edgar Poë en Maeterlinck dooreengeweven, mengeling van het van vrees doorrilde en van afgrijzen doorstuipte leven. Ge ziet lichtende torren waggelen, toovergoud-gloeiend beglansd, en wanstaltige koppen als van duivelvisschen in 't verkort. Ge ziet doodskoppen vergrijnzen een sarlach en wezens met zilverwitte irissen als van een spookdier. En toch leeft de angstbeklemming niet alleen in de griezelige attributen: verwrongen treurboomen, in folterkramp zich verkronkelend. als door een inwendig giftsap saamgeschrompeld; sprookfontein met monsterachtige menschmaskers en waterspuwers; klamme serpenten met ijzige woede menschengebeent verkneuzend; doodshoofden met uitgerotte oogen; geheime merkteekens van donkre duivelarij; doorntakkingen met schorpioenige weerhaken; knokig-verwilderde plant-omwortelingen; woeste gewassen, orchidee-achtig grillig van lijn-ornament; los-gescharnierde deur van vreemde slotpoort, catacombe-achtige ruïnetuin van wegkwijnende verlatenheid, uit iederen hoek grafkilte vertochtend... 't Leeft nog méér in de sfeer, de tooverij, de bezwering, waarmee het angstvisioen van dezen huivertuin is gevoeld. Zooals de witte vrouw somnambulig in blik en gang den Tuin bestaart, precies zoo ook zien wij hem. Ge voelt een verstikkende beklemming, een angst-folterende stilte-suizing over u heengaan, alsof ge, in doodelijken schrik, zonder te weten hoe, onder de reuzenwiek van een monstergrooten spook-vogel doorgezeild zijt. - De àlles-aanknagende vergankelijkheid der dingen is in deze teekening met een somber verschrikkings-sentiment vastgehouden....

Verder bijdragen van gemengden aard.

Groot-Nederland.

Na een viertal gedichten van P.C. Boutens houdt Couperus ons bezig met een ‘Romantiesch Avontuur’. Het is merk-

[binnenkant achterplat]
[binnenkant achterplat]

waardig hoe deze schrijver van iets dat op zich zelf niets beduidt, de intrigue zou kunnen zijn voor een drakige dubbeltjes-novelle: ‘De bandieten onder de Kerk’ of iets dergelijks - een leesbaar geheel weet te maken, iets dat u vasthoudt van de eerste tot de laatste bladzij. Couperus verhaalt hoe hij, een avond in Napels ronddolend, werd aangeklampt door een geheimzinnigen meneer, die zich uitgaf voor een gids, en hem beloofde iets te laten zien, iets heel geheimzinnigs, iets waarover men slechts fluisteren kon... een echte Romeinsche orgie, geheel volgens de beschrijving die Suetonius geeft uit den tijd van Keizer Tiberius... een orgie... onder een kerk! Couperus is wantrouwend, wil niet mee gaan, dan, eindelijk, laat hij zich overhalen. En hij komt in de kerk, hij daalt, met den vreemde, een trap af, komt in een hol, en daar... Maar ik wil u in spanning laten, u niet het genoegen van 't zelf lezen benemen.

Prof. Salverda de Grave brengt ons in kennis met den Italiaanschen dichter en prozaïst Carducci, een man van wien het niet twijfelachtig is of de moderne psychologen zullen hem rangschikken onder de ‘gepassioneerden’; hij is een duidelijk type van deze groep en als zoodanig een belangrijk voorwerp van zielkundige waarneming.

De schrijver eindigt met een vergelijking tusschen Carducci en Dante.

Ook deze was dichter en geleerde tevens; als dichter, meer een die het verstand staalde dan het gemoed van de lezers troostte of vertederde, evenals bij Carducci's gedichten het intellektuele karakter ervan ons treft, terwijl wij bij zijn wetenschappelike arbeid vooral de emotionele trekken opletten. Evenmin als Carducci, is Dante ook maar in het minst mystiek. Beiden worden vooral geïnspireerd door hun vaderland, dat zij beschouwen als de direkte voortzetting van het Romeinse rijk. Beiden haten de wereldlike heerschappij van de paus. Beiden hebben een taalgenie van gelijke soort; zij zijn meesters in het plastiese uitbeelden. En eindelik: bij beiden staat het huiselik leven achter bij het leven voor de gemeenschap.
Chiarini verhaalt dat, onder de gelovigen, zich een soort van legende had gevormd omtrent de dichter van de Ode Aan Satan, zodat zij vrees voor hem koesterden; ‘vrouwen en kinderen waren bang voor hem als voor de zonde en de duivel’. Zo leest men in de verhalen van Sacchetti, die enige jaren na Dante leefde, dat, als de dichter van l' Inferno voorbijging, de vrouwen en kinderen angstig wegkropen voor de sombere man die in de Hel en in het Vagevuur was geweest.

Frederik van Eeden publiceert het tweede gedeelte van zijn dubbel-drama ‘In kenterend Getij’. De rijke, oppervlakkige fabrikantszoon Jacob van Gelder heeft jaren geleden zijn broer Lukas, voormalig zendeling in China, een dweper, maar een die het goed meende met het volk, de arbeiders, voor wie hij zijn fortuin heeft opgeofferd, vergiftigd, en nu keert, na jaren, de geest van dien man, dien Jacob haatte, terug in Jacobs zoon, een twintigjarigen scepticus in tenniscostuum, die toevallig een boekje in handen krijgt met kantteekeningen van dien geheimzinnigen oom Lukas, den man over wien men in Jacobs huis niet spreekt, voor wiens geest men bang schijnt.

Zal door Reinald Lukas' geest zich, na zooveel jaren, op Jacob wreken? Het slot, de volgende maand, zal het ons leeren.

Van Willem Kalma een impressietje ‘Het Hofje’, en van Dora Janssen natuur-indrukken, die niet overal even belangrijk, maar hier en daar toch wel stemmingsvol zijn.

Dr. Walch bespreekt Schartens ‘Krachten der Toekomst’. Zijn grief is, dat Schartens eigenaardig schrijverstalent den criticus dikwijls de baas is.

De Beweging.

J. Koopmans schrijft over ‘de Tendens in de Willem Leevend van Wolff en Deken’.

Hier is het woord gegeven aan vele uitmuntende vrouwen. Aan weinige, halve, of half-zichtbaar gehouden mannen. In hevige vervoeringen met ademloze verzuchtingen van overvolle harten. In uitgesponnen vertogen van kalme beredeneerdheid en beproefde levenswijsheid. Het sentiment heeft zijn rechten; het verstand heeft zijn plichten. Het innerlik leven uit het; het maatschappelik verkeer bevestigt het; de ingeschapen Rede gebiedt het als wet; het Christelik geloof hecht er zijn zegel aan.

Haar hoofdstakken? Er zijn er vele, en de casuïstiek is gerechtigd het aantal tot in het oneindige te vermeerderen. Is de liefde een lust of een last? Is ze heilzaam of gevaarlijk? Staat ze boven of beneden de vriendschap? Is ze nodig of onnodig voor een goed huwelik? Zijn de vrouwen meer aangelegd voor de vriendschap of voor de liefde? Hoe groeit de vriendschap onder bedachtzame leiding? Hoe kan men zijn driften leren beheersen, hoe zijn overgevoeligheid temperen, zijn vermaken regelen, zijn geluk volmaken, zich zelf opvoeden? En meer van dien aard. Alle zijn ze samen te vatten in één codex van levenswijsheid, welke het nooit te verzaken opschrift draagt: ‘Wat valt er te doen, om goed te leven en wel te sterven?’

Het zijn deze antwoorden, van verschillende personen, met onderscheidene aanleg en in uiteenlopende omstandigheden, welke in brievenbundels het lijvige werk bijeenbrengen, dat onder de naam van Historie van den Heer Willem Leevend het 18de-eeuwse Nederlandse publiek heeft verrast en vermaakt.

 

Maurits Uyldert geeft een ‘Marionettenspel’ in verzen.

Nine van der Schaaf vervolgt haar proza-stuk ‘De Dichter’; Gutteling zijn vertaling van Miltons ‘Paradijs Verloren’. Verwey deelt nog iets mede omtrent Potgieters verhouding tot Hilda Wijk. De Multatulikenner Dr. Prinsen vindt het een weinig belachelijk dat de heer P.M. Westra, schrijver van een boekje Multatuli als auteur, in het bijzonder als navolger van Alphonse Karr, door te hebben aangetoond dat er bij Multatuli ideeën voorkomen die Karr óok had, zou willen beweren daarmee den schakel te hebben gevonden tusschen Multatuli en de wereld-litteratuur.

De Gids.

De aflevering opent met een prozastuk van Carel Scharten: Santa Caterina del Sasso. Het einde van een Mirakel. Over ‘Kunst in Indië’ een bijdrage van J.A. Loebèr Jr. Prof. van Blom bespreekt uitvoerig de ‘Christelijk sociale Studiën’ van Dr. J.R. Slotemaker de Bruine onder het opschrift ‘Protestantsche Sociologie’. ‘Philosophic?’ vraagt Dr. D.G. Jelgersma nog eens, na de lezing van Bierens de Haan's ‘De weg tot het inzicht’. F. Erens beziet de ‘moderne kritiek’ van Scharten. De algemeene indruk bij het lezen van ‘De Krachten der Toekomst’ is, aldus ‘een weldadige’. Wij noemen voorts artikelen van Prof. Salverda de Grave over ‘Frans spreken en Frans schrijven’ (wat is het voor 't oog toch onaangenaam dat zoo vele tijdschriften geen ‘eenheid van spelling’ huldigen, 't zij dan van oude of nieuwe!); van Mr. J.N. van Hall over Goethe en van J. de Meester over ‘Het Boek’, zulks naar aanleiding van het uitgevers-congres en de Tentoonstelling. Poëzie van A. Roland Holst.

 

Verdere ingekomen tijdschriften, welker rijken en steeds afwisselenden inhoud wij bij voortduring gaarne in de aandacht blijven aanbevelen, zijn: Elseviers Maandschrift, Europa, Nieuwe Gids, Onze Eeuw, Van onzen Tijd, Ons Tijdschrift, De Boomgaard, het Tijdschrift voor Wijsbegeerte, De Boekzaal, De Navorscher.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken