Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Gulden Winckel. Jaargang 15 (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 15
Afbeelding van Den Gulden Winckel. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Gulden Winckel. Jaargang 15

(1916)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Letterkundig leven uit de maart-tijdschriften

Sommaire. Marc Henry: La Tour de Kroja, Légende albanaise. - G.S. de Solpray: Poème. - Charles Bernard: Florent, le mauvais prêtre ou l'Esprit du Sodoma. - Antonin Artaud: Harmonies du Soir. Lamento à la fenêtre. - René Bizet: Deux Contes: I. La maison Vangepildem. II. Du soir à l'aube. - Francis de Miomandre: Voyage autour de ma table (suite et fin). - Arthur Toisoul: Vers.

[pagina 48]
[p. 48]

Onze Eeuw.

Gerard van Eckeren geeft in zijn ‘Van Beemsters’ ditmaal de eerste schoolindrukken van een kleinen jongen. Prof. K. Kuiper schrijft over Atheensche Armoede; E.M. ten Cate over de Parsifal-religie. Hij komt tot deze slotsom:

De religie van de Parsifal is er een van vage en diffuse stemmingen. Ze zijn krachtig in de pessimistische negatie en wekken schreiende behoefte aan verlossing. Deze wordt genoeg verheerlijkt en bejubeld, maar het proces zelf, de weg waarlangs zij tot stand komt, blijft in het duister gehuld.
Deze religie is zonder verlosser. De figuur van den verlosser-Parsifal is niet meer dan een symbolische aanduiding van een verlossende kracht die in den mensch zelf geacht wordt te leven. De Heiland van het Christendom hier en daar vermeld, blijft op den achtergrond en schijnt vooral te dienen als decoratieve figuur. Heeft Wagner bij de slotwoorden van ‘Erlösung dem Erlöser’ heengeduid naar de Christusgestalte? Hij schrijft: ‘Het zou ons moeilijk worden tot overeenstemming te komen wat voor ons is en beteekent de van alle alexandrijnsch-joodsch-roomsche misvorming gereinigde en verloste, onvergelijkelijk verheven, eenvoudige verlosser, in de historisch grijpbare gestalte van Jezus van Nazareth’. De ‘verloste verlosser’! Christus moet vrijgemaakt worden van het bijgeloof en de formules waarin de Christelijke Kerk - wier vijand Wagner was en bleef - hem gebonden heeft.
Een religie van stemmingen die blijven hangen in de ervaringswereld. Zij heffen zich niet op tot bovenzinnelijke, buitenwereldlijke macht. De religie van de Parsifal is evenals die van het Boeddhisme er een zonder God!

‘Hebben wij een eigen Tooneelkunst?’ vraagt H.L. Berckenhoff, waarbij hij bedoelt een tooneel met eigen levens-manifestatie, vooral wat het tooneel spelen betreft. Er worden aardige herinneringen aan, scherpe karakteristieken van vroegere tooneelspelers ingevlochten.

De Nieuwe Gids.

R. van Genderen Stort vervolgt zijn roman ‘Hélène Marveil’, waarvan - aldus schreef de redactie van ‘De Hofstad’ - ‘de figuren Brodeck, Egbert Rivalen, Olivier Morgan en andere uitheemsnamige personnages stof zouden kunnen leveren voor Ed. Coenraads' beschouwing over ‘de gestalte van den Uebermensch in de moderne litteratuur’. De schrijver noemt vaak den karakteristieken term ‘cerebro-sensueel’ voor zijn experimenteerende levenskunstenaars - een term, van Henri van Booven herkomstig uit diens artikel over Karel de Nerée, een artist die het niet onaangenaam gevonden zou hebben een tijd onder deze spichtig-intellectueele dandies te toeven, en dat ook wel gedaan zal hebben. Voor een tijd, want op den duur blijken zij toch wel wat vruchteloos en onmachtig tot beeldend leven krachtens hun individualistische levenshouding: ‘'n zorgvuldig geteelde ironie, 'n stelselmatig en volhardend toegepaste analyse, 't geperfectioneerd vermogen om je subjectiviteiten te objectiveeren en alsdan, als belachelijk te beseffen...’ Kort en bondig: de dood aan alle spontaneïteit. Duivelscher kan het al niet!

‘Deze uiterste psychologie helpt intusschen de literaire-psychologie-als-zoodanig-en-zonder-meer prachtig den doodsteek geven. Aan den horizont van den roman lichten reeds mystische overdenkingen, een vrouw “vermittelt” ze en wekt ze op. In dezen roman komt de zwenking die de literatuur ten onzent in het bizonder vertoonen gaat, karakteristiek tot uiting. Een hervorming, als die plaats gegrepen heeft in het hart van den schrijver zelf toen hij de opdracht schreef aan een vrouw’.

Van J. Hora Adema een verhaal van bloedwraak: Hassan, In 't leven der Parijsche ‘irrégulières’ ‘haute volée’ voert ons Jeanne Reijneke van Stuwe met hare beschrijving van een diner ‘d' Adieu de Jeune Fille’. Jac. van Looy doet voor zijn weeshuisjongetje Jaapje ‘de wijde wereld’ opengaan door hem te logeeren te zenden bij familie op een dorp, waar hij met den ondermeester mag gaan visschen. Over het begrip ‘Nabootsing’ in het tegenwoordige Muziekdrama levert H.P. Blok een bijdrage, terwijl Dr. Nelly Geerts eenige van waardeering getuigende bladzijden aan Marie von Ebner-Eschenbach wijdt. ‘Lectuur voor bakvisschen’ oordeelen vele lezers, die niet weten dat deze schrijfster in één adem is te noemen met figuren als Fontane en Storm. In zijn narede bij de werken van zijn vriend Van der Linde (de Schoolmeester) heeft van Lennep diens oorspronkelijkheid geprezen en de bekende ‘gedichten’ ‘niet enkel in onze letterkunde een op zich zelf staand verschijnsel’ genoemd. Corn. Veth, die van Lennep in deze meening te goeder trouw noemt, bestrijdt haar door er aan te herinneren dat de z.g. ‘Ingoldsby Legends’ (waaraan hij in dit nr. een artikel wijdt) voor een groot deel de zelfde eigenaardigheden vertoonen die wij in ‘De Schoolmeester’ opmerken, al is er dit groote verschil: dat de Ingoldsby Legends’ werkelijk verhalen, en zeer fantastische, zijn, terwijl ‘De Schoolmeester’ zich vooral op het bespiegelende en didactische toelegde. - Kloos heeft zich, naar aanleiding van den 3en druk van Dr. Kollewijn's ‘Opstellen over spelling en verbuiging’ eens van de nieuwe spelling op de hoogte gesteld en gaat die in zijn Literaire Kroniek nu goedmoediglijk te lijf. Of dit keuvelarijtje zonder prineipieele ruggegraat veel Kollewijners zal bekeeren? Wij vreezen.

De Gids

De aflevering opent met een gedicht van den jongen Roland Holst: Van het Overmachtige Leven. Joost Mendes geeft weer een fragment uit zijn joodschen familie-roman: Het geslacht der Santeljano's. Prof. Dr. J. Vürtheim tracht het raadselachtig wezen van Homeros te benaderen. ‘Homeros’ is het algemeene woord voor koorleider, samenstemmer, en wijst vooral terug naar den leider van het koor van jonge vrouwen dat den hymnus ten gehoore bracht, welke werd uitgevoerd bij den dans ter eere van het oogstfeest op Delos. De oudste zangen droegen nog heugenis aan dit feest; later werd de hymne de inleiding tot epische verheerlijking van heroën en heroïnen, van strijd en gebeurtenissen die deze wereld hadden beroerd. Een zangerwedstrijd lokte de beste ‘vinders’ tot mededinging op 't roemgevende Delische feest. En boven allen blonk uit een blinde zanger van Chios, zoodat de faam zijn voortreffelijkheid als ‘Homeros’ ronddroeg over de Ionische wereld.

Dr. R.A. van Renterghem geeft een in paragraphen ingedeelde ‘Wereldbeschouwing’ weer; van Jan Veth een sonnet over den Herfst. Scharten heeft naar aanleiding van Carry van Bruggen's ‘Coquette Vrouw’ over ‘Pathologie in de Literatuur’ gesproken en daarbij ook even Marcellus Emants' in De Gids verschenen roman ‘Liefdeleven’ te pas gebracht. Dit heeft Emants aanleiding gegeven tot het schrijven van eenige bladzijden ter bestrijding van Schartens standpunt. Emants geeft toe dat een louter schilderen van ziektegevallen op zich zelf, hoe verdienstelijk ook, geen kunst mag heeten.

Inhoud van litteraire kunstwerken kunnen alleen zijn de gedachten en de gevoelens, waardoor bepaald worden de verhoudingen der mensen tot elkander, de verhouding van de enkeling tot het hem omringende leven en voorts de schildering van deze verhoudingen zelf. Taak van de kunstenaar is 't dus ons van zijn standpunt een nieuwe blik te doen werpen in het zieleleven en de levensverhoudingen der mensen, ons medegevoel op te wekken voor hun smarten en hun vreugden.

En nu meent hij dat vooral de beschrijving van zenuwzieken juist vaak leiden kan tot een blootleggen van wat in 't diepste zieleleven omgaat.

Prikkelbaarheid, kwaliknemerij, verliefdheid, jaloezie, haat, wantrouwen enz., openbaren zich bij zulke mensen veel duidelijker dan bij de beschaafde normaleren, en die prikkelbaarheid, die kwaliknemerij, die verliefdheid, die jaloezie, die haat, dat wan-
[pagina *3]
[p. *3]
trouwen enz. onderscheiden zich, zolang er nog geen sprake is van een psychose, enkel door een grotere heftigheid, die wel ten gevolge heeft een kortere duur en dus verhoogde veranderlikheid; maar overigens in de aard van de genoemde karaktertrekken niets verandert. De afwijkende mens speelt dus even goed een rol als ieder ander; maar zijn gemis aan zelfbedwang belet hem die rol even gemakkelik en even volkomen te spelen. Het gevolg is, dat hele brokken zieleleven, die gewoonlik verborgen blijven, bij de afwijking aan het licht komen en daarin bestaat juist zijn groote belangrijkheid voor de kunst.

 

En waar ligt, voor 't overige, de grens tusschen ‘ziek’ en ‘gezond’, vraagt Emants.

Van de verdere bijdragen noemen wij nog een Larensche novelle van Wally Moes.

Leven en Werken.

Er zijn vele periodieken van welker verschijnen wij in den loop der jaren op deze plaats hebben melding gemaakt met, voor de gelegenheid, maar altijd weer geduldiglijk nieuw opgepoetst enthousiasme - en die daarna, al zulke recensenten-geestdrift ten spijt, toch met de stille trom weer zijn verdwenen. Een tijdschrift dat wij van harte gaarne een ander dan het ephemeer bestaan van die vele zuster-organen willen toewenschen is dat waarvan de eerste afl. thans voor ons ligt. Het kondigt zich aan als een maandblad voor Meisjes en Jonge Vrouwen en verschijnt onder leiding van Mej. E.C. Knappert en Annie Salomons, die in haar woord vooraf o.a. schrijven:

 

‘Leven en Werken’ hebben we ons tijdschrift genoemd, en nadrukkelijk ‘leven’ op de eerste plaats gesteld. Vijftien jaar geleden zou het waarschijnlijk ‘werken en leven’ hebben geheeten. Want in die dagen begon de vrouw te ontdekken, dat ze werken kon en werken moest; niet de een of andere vrouw, want in alle eeuwen zijn er vrouwen geweest, die arbeidden, omdat ze het niet laten konden, niet uit nooddwang, maar uit innerlijken drang.... Maar de vrouw-in-het-algemeen ontdekte de waarde van het werk.

En in die eerste jaren, toen de ‘wereld van ernst en arbeid’, zooals mevrouw Roland Holst het noemt, zich pas voor haar antsloot, - toen scheen het haar wel, alsof ‘werken’ en ‘leven’ hetzelfde was; alsof werken de grondslag was van 't leven; niet levensmiddel, maar levensdoel; niet voorwaarde tot geluk, maar het geluk zelf.

Sedert is de fout van het alleen-zalig-makende werk ingezien; er is geleden en geboet; het leven is weer van betere qualiteit geworden; en wij schrijven boven ons blad niet ‘Werken en Leven’, maar ‘Leven en Werken’; want leven is meer; en wij werken, opdat wij leven.

Vooral voor hen, die in bedrijven werken met lange, inspannende werktijden, met uitputtende jacht, is het bijna onmogelijk, genoeg energie over te houden, om in hun vrije uren zèlf te zoeken in het wijde land, waar ze geen weg weten, naar de sterking en den troost, die ze toch zoo noodig hebben als brood. En juist die werksters zouden we in de eerste plaats willen bereiken; juist voor haar is onze opwekking vooral bestemd: ‘lees eens dit of dat boek, dat uw leven rijker en dieper maken zal; ga 's zondags eens naar buiten, waar op 't oogenblik alles zoo heerlijk in bloei staat; denk eens na over het leven van die groote vrouw, die onder de moeilijkste omstandigheden, door de ondoofbare vlam van haar wilskracht tot een licht is geworden door alle eeuwen heen, en die toch even goed als wij, haar moeilijkheden en haar tijden van zwakheid heeft gehad; zie eens op naar de sterren; wie eenmaal het geluk heeft gevoeld de sterren te kennen en tot hen te kunnen opzien, is nooit meer heelemaal rampzalig of eenzaam’.

 

Deze aflevering beantwoordt zeker aan 't gestelde doel; ze maakt een prettigen indruk. Na een artikel over Leven en Werken van Mej. Knappert, en een vers van Nico v. Suchtelen over hetzelfde thema, volgt een praatje van L. Simons ‘bij het portret van Mevr. Bosboom-Toussaint’, van wie een aardige, vergeten novelle: ‘een vertelling aan de kaptafel’ wordt afgedrukt.

Mr. Clara Wichmann schrijft over Kosmopolitisme; Anna Hudig geeft een impressietje ‘'s Winters buiten’; de vrouwelijke arts Lize Deutmann deelt iets mede over Koudwaterwasschingen en nog wat; P. Wiggers van IJsselstein over Schilderijen zien. En om ons nu verder tot het litteraire te bepalen: de redactrice Annie Salomons stelt zich voor in een reeks Kronieken te spreken over ‘Boeken om te bezitten’ en geeft in een inleidend artikeltje het gezichtspunt aan van waaruit zij de literatuur wenscht te bezien - het eenig juiste gezichtspunt naar 't ons voorkomt.

Totale indruk van dit eerste nr.: prettig, elementair geschreven; een tijdschriftje dat in den kring waarvoor 't bestemd is nuttig werk kan doen.

Stemmen des Tijds.

INHOUD: Erasmus' Grieksche Nieuwe Testament, door Prof. Dr. J.A.C. van Leeuwen. - Dwars door Centraal-Afrika, door G.J.A. Pool. - Ethiek en Politiek, door Dr. H. Bavinck. - Een Stichtelijk Boek, (Haspels' ‘David en Jonathan’), door J. Petri. - Het godsdienstig element bij Fechner, door Dr. O. Norel Jzn. - Literair Keur-Overzicht, (over Albert Verwey),door J. Jac. Thomson. - Leestafel.

Groot-Nederland.

INHOUD: Liedjes, door Hélène Swarth. - Het Koffiehuis met de Roode Buisjes, door Maurits Wagenvoort. - Realisme en Romantiek, door Carry van Bruggen. - Uit den Oorlog, door Henri van Booven. - ‘De Groene Vrouw’ uit Ibsen's Peer Gynt, door Professor Dr. H. Logeman. - Dram. Overzicht, door Dr. J.L. Walch. Tooneel-bijlage: Offers (spel van den Oorlog) door Anna v. Gogh-Kaulbach.

Vragen van den Dag.

INHOUD: Een en ander over het onderzoek van voedingsmiddelen door Dr. G.J. van Meurs. - Bezuiniging nu en na den oorlog, door Mr. W.M. Westerman. - Gecondenseerde melk in Japan. - Een ‘Rheinwestkanal’ en de Maaskanalisatie, door Oene Schreuder. - Het ontstaan der wereld volgens mythen en sagen, door Dr. H. van Wijk.

- Natuurlijke rijkdommen der Vereenigde Staten van N.A.

- De Britsch-Indische-Overland-mail, door Arnold Jansen,

- Dr. Faustus, De komedie der minderwaardigen etc.

De Tijdspiegel.

INHOUD: Kosmokratie, door Prof. Dr. J.H. Valckenier Kips. - De Mariënburg in West-Pruisen, het edelste monument der profane gothische bouwkunst, door D.J. van der Ven. - Het Publiek, De Schrijver en De Criticus, door Agnes van der Moer. - Twee gedachten over den scheppenden kunstenaar, door Agnes van der Moer. - Verzen, door Jan J. Zeldenthuis. - Liedjes, door J. van Rossem. - Verzen, door A.H. van Engelen. - Aphorismen, door Dr. C.J. Wijnaendts Francken. - Onze Leestafel. -

Elseviers Geïllustreerd Maandschrift.

INHOUD: Buiten-tekstplaat: Een der allereerste aquatinten, door l'Abbé de Saint Non. - Van aquatint tot autotypie, de toonprocédé's, door N.G. van Huffel (met 12 illustratiën). - Benozzo Gozzoli, door Dr. G.I. Hoogewerf (met ii illustratiën). - Het eilandenrijk van koning Minos, door G. van Hoorn (met ii illustratiën). - Martje Vroom, door J.M. Goedhart-Becker. - Mariannes engagement, door Fenna de Meyier. - Boulevard-orgel, door Rinke Tolman. - Kroniek. - Boekbespreking, door H.R. en R.W.P. Jr., (met i illustratie). - Gerard van den Hoek †, door H.R.

De Hollandsche Revue

INHOUD: Wereldgeschiedenis. - Belangrijke Onderwerpen: Simon Bolivar, Landschapsfotografie in den Winter, Oorlog en geboorte, De Diamant-Industrie en -Handel. - Karakterschets: Maurits H. Binger. - Revue der Tijdschriften. - Het Boek van demaand: Dr. H.P. Berlage door T. Landré.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Aty Greshoff


datums

  • december 1915

  • september 1915

  • juni 1915

  • maart 1916

  • 11 december 1914

  • september 1916