Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Gulden Winckel. Jaargang 15 (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 15
Afbeelding van Den Gulden Winckel. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Gulden Winckel. Jaargang 15

(1916)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Over volksboeken

IN 't burgerlijkste deel van een Jordaanstraatje was 't. 'n Paar trapjes af en dan 't ‘onderstuk’ in. Daar, in de donkere ruimte, overspannen door heel oude dikke balken, waartegen men moet oppassen z'n hoofd niet te stooten en waar stof en spinnerag en papiersnippers, enfin, slordigheid het evenwicht van 't milieu niet stoorden, was het magazijn der volksdrukkerij... In de hoeken en tegen de wanden stapels, stapels volks-

[pagina 56]
[p. 56]

liederen. 't Bekend papier - zoo gauw vergeeld; bekende druk met hier en daar 'n vignetje al even slecht verzorgd, zelfs nu en dan nog in houtsnee...

Binnen komt een mannetje van 't liederengild. Pet schuin boven z'n nog wel verzorgd gezicht, waarin ietwat waterige, toch pientere oogjes tintelen. De neus een ‘Berg mit rötlich strahlendem Gipfel’. Mompelend komt hij het trapje af, mompelend groet hij den jongen, hem bekenden drukker

illustratie
Mama de Gans, zit hier haar kinderen voor te lezen,
Van Tooverijen, uit de tijden lang voor dezen;
Naar 't spreken van de Wolf en Blaauwbaards vrouwenmoord; -
Maar luistert eens, o jeugd! wat ik u doe verstaan,
Gelooft geen Tooverij, want zij heeft nooit bestaan.


en ons vreemde eenden in de bijt. Grabbelt uit z'n zijzakje kopergeld, dat met grandioos gebaar op de toonbank wordt gedeponeerd. ‘Voor 'n kwartje liefde alleen’. Wat voldoende aanwijzing is voor den kooper om hem een heel stel folio's vóór te tellen, waarop het in gang zijnde lied: De liefde alleen, dat straks op den drukken Zaterdagavond, op den Haarlemmerdijk en in de andere buurten van 't volksjolijt grof verkocht zal worden, nadat hij, de kooper, die nu, na 'n hoogst intellectueel groeten in vier talen en 't voldane ‘merci, monsieur!’ voor 't sigaartje, weer de wijk is ingetrokken.

Zoo vonden we den liedjeszanger en -dichter, wiens naam op menig liedblaadje voorkomt, Cornelisse, menig Amsterdammer bekend uit den ‘Amsterdamschen Lantaarn’tijd; zoo vonden we den auteur en den drukker saam.

Maar toen vreesden we al dat er verwording was. 't Bezoek werd afgelegd voor een drietal jaren. En... de drukker, de eenige in heel Amsterdam, die de traditie der Kannevoets en Koenes en Holsten en Van de Geers en Van der Lindens hoog hield, was 'n jonge man, dien 't nieuwe aantrok, die 't oude niet meer eerde. Toen al klonk boven deze - klassieke - ruimte het gerinkel en gestoot en geruisch van een nieuwe zetmachine...

Reeds toen kon hij ons uit z'n ‘fondsen’ maar heel weinig meer leveren. De gansche rij van liederboeken, die in 't Repertorium van Scheurleer toch 'n aardige plaats inneemt - de verschillende Overtoomsche Marktschippers of Durgerdammer Kramers, Bloemendaler Minnezangsters, de Lustige Jagers, de Spoorwagens, en hoe ze meer mochten heeten - er waren nog maar héél, héél enkele van over. Van de volksboeken, Genoveva en Floris en Blanchefleur en wat nog meer gepresenteerd werd op der firma boekenlijst van voor vijftig jaren, bestond niets meer, niets. En van al dat oude werd ook niets meer herdrukt. Alleen hield men zich in dit genre nog bezig met de folioblaadjes; Cornelisse en anderen leverden den tekst, de drukkerij bezorgde het bestelde. 'n Enkel perenhouten clichétje was nog overgebleven uit den vroeger zoo rijken voorraad. Maar veel was 't niet.

En nu is ook dat afgeloopen. De jonge man kent zijn tijd. Z'n zetmachine, en misschien heeft hij er al twee, werkt productiever door 't drukken van ‘handelswerk’, van circulaires, van kerkelijsten, van vereenigingszaken. En daarbij past het oude gedoe niet meer. Weg met de oude liedjes, en nooit de boekjes meer met dien inhoud, die niet altijd in fesoendelk gezelschap geduld kan worden. Sic transit...

Daarom was 't me een vreugdige ontdekking: in een antiquariaatje, op 'n hooge plank weggestopt zag ik stapels kleine boekjes, netjes ingenaaid in kleurige dunne papiertjes, zooals niet meer worden gedrukt; door 't omslag verlokt, vroeg ik naar den inhoud - en daar kwam me de heele voor raad voor den dag, die de volksdrukker-jongeregeneratie in full van de hand had gedaan. Daar verschenen weer mijn ‘Bleekersmeisje’ en mijn ‘Haagsche Bosch vol lustige zangers’, en daar vond ik, wat ik in de drukkerij tevergeefs had gezocht: de volksuitgave van Moeder de Gans.

Deze uitgave is niet ‘mooi’. Ik kan veel gebreken opnoemen. 't Papier is slecht. De druk dito. Slordig, bovenmate. Zoo is de pagineering wel eens mislukt. Op pag. 10 volgt 15 en na 16

[pagina 57]
[p. 57]

komt 13. Terwijl 13 eigenlijk 11 moest zijn. Ook laat de tekstverzorging alles te wenschen over. Er zijn wel eens woorden weggelaten. De corrector is er zéker niet aan te pas gekomen en die had toch zoo nuttig werk kunnen verrichten....

Zeker, zeker, veel ‘fouten’ heeft zoo'n volksuitgave. En toch deed het me genoegen, 't boekje aan te treffen. Want de plaatjes zijn mijn onvolprezen houtsneden! En déze passen bij de verhalen, gelijk geen kunstnijverheidsmensch van tegenwoordig het zich beter kon denken. Als ze griezelig moeten zijn, dan zijn ze 't! Ze geven, wat noodig is; zoo bij Blauwbaard: ‘De arme vrouw kwam naar beneden en viel hem te voet geheel beschreid en met hangende haren. Dit alles is vergeefs, zeide Blauwbaard, gij moet sterven, en daarop vatte hij haar met de eene hand in het haar en hief met zijn andere hand het zwaard op om haar hoofd af te slaan...’. Op 't plaatje staat dit alles! Ook zelfs, dat het avond is: 'n lange kaars in hoogen luchter vlamt op vóór 'n zwarten achtergrond. Blauwbaard door alles boos: zie, zijn steek is hem afgevallen.

Niemand zal beweren, dat zoo'n houtsnee kunst is. Maar 't is dé houtsnee, dezelfde waarmee nog altijd onze bakkers hun speculaas vormen! De drukker vertelde me, hoe in zijn vaders jongen tijd deze cliché's tot stand kwamen: zijn grootvader had een clichémaker aan 't werk, die pimpelde. Had die geld genoeg, dan werkte hij niet; was de beurs leeg, dan gauw één twee drie een cliché, een blokje, gesneden, en de opbrengst daarvan was juist toereikend voor een nieuw ‘dubbelmaatje’.

En dan - de tekstbewerking! Ook dáár de man uit het volk, den illustrator evenboortig! Hij zal wel van andere redacties 't zijne hebben genomen; 't kan zijn, met tekstcritiek houd ik me hier niet bezig. In elk geval heeft hij véél neergeschreven zooals hij 't verstond. Dat is natuurlijk niet in ‘volkstoon’. Als hij schrijft, dan weet hij, dat het ‘mooi’ moet zijn, met deftige dingen er in en deftige woorden. Alleen zoo nu en dan gebruikt hij uit eigen, dagelijkschen voorraad. Wat juist 'n bekoring is van deze bewerking. Zoo in 't begin al dadelijk: ‘Daar was een jong meisje in een zeker dorp, het aardigste en bevalligste dat men ooit gezien had. Hare moeder was zeer gek met haar en hare grootmoeder nog gekker’. De wolf vroeg haar, waar zij heen ging. ‘Het onnoozel kind, niet wetende dat het gevaarlijk was, een wolf het oor te leenen, antwoordde: naar mijne grootmoeder om haar deze wafeltjes met dit potje boter te brengen’. Een aardige variant is het vraaggesprek tusschen Roodkapje en Grootmoeder-Wolf: ‘Roodkapje ontkleede zich en kwam te bed. Zij was niet weinig ontsteld, toen zij hare grootmoeder in zoo een wonderlijk nachtgewaad zag. Daarop zeide zij: Wel grootmoeder wat heb je grooten armen! dat is om je des te beter te kunnen omhelzen, dochter! Grootmoeder wat heb je groote beenen! dat is om des te beter te kunnen loopen, kind! Grootmoeder wat heb je groote ooren! Dat is om des

illustratie
ROOD KAPJE wordt door Moederlief,
Terwijl de Wolf gluurt,
Met boter en met wafeltjes,
Naar Grootmoê toegestuurd.


te beter te kunnen hooren, dochter! Grootmoeder wat heb je groote tanden! Dat is om u op te eten, zeide de wolf. En dit gezegd hebbende, viel dit booze dier Roodkapje op het lijf, en slokte het schoone, maar tevens onvoorzichtige kind op’.

Hier eindigt het eerste verhaal. Tekstbederving, zegt de literair-historicus? Wel neen - zóó vertelde het volk de dingen aan het volk! 't Hoeft niet altijd glad af te loopen. Men wil emotie. Daarom schreef de volksverhaler 't zoo en niet verder, en daarom drukte de volksdrukker er 'n vignetje onder, 't zelfde als wat hij later gebruiken kon voor de Rouwklagt bij het graf van Werther in den nieuwen Overtoomschen Marktschipper: 'n schreiend Cupidootje....

 

P. BEISHUIZEN Gzn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Aty Greshoff


datums

  • december 1915

  • september 1915

  • juni 1915

  • maart 1916

  • 11 december 1914

  • september 1916