Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Gulden Winckel. Jaargang 19 (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 19
Afbeelding van Den Gulden Winckel. Jaargang 19Toon afbeelding van titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 19

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Gulden Winckel. Jaargang 19

(1920)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 154]
[p. 154]

Boekenschouw

Letterkunde; biographie

Het minnedicht in de zeventiende eeuw, geïll., door Joh. Vorrink. - (Leiden, A.W. Sijthoff's Uitg. Mij., 1920).

Onze jongeren en de moderne literatuur, door Ida Heyermans. - (Baarn, Hollandia-Drukkerij, 1920).

Hoe rijmt men dat te zaam? Een vlot-geschreven, van veel belezenheid getuigende litterair-historische

illustratie
Ida Heyermans, de bekende redactrice van ‘De Vrouw’, schrijfster van de brochures over ‘Onze Jongeren en de Moderne Literatuur’ en ‘Onze Jongeren in de Moderne Literatuur’.


studie, en ... een tijdpreek van Ida Heyermans; ook vlot geschreven, ook getuigende van de stof te beheerschen. De oplossing is heel eenvoudig. Beide schrijvers zijn bij het onderwijs, maar de eerste ziet de litteratuur zuiver als schoonheidsopenbaring en de laatste beschouwt de hedendaagsche litteratuur in haar gevolgen op de jongeren, die er van moeten ‘genieten’. Dit is het goede recht van beiden; en evenmin als de eerste auteur geteekend mag worden als vorm-aanbidder, mag men mej. I.H. een zede-preekster noemen. Het alleraardigste boekje van Vorrink - een nummer in de serie Nederlandsche kunst - is voor de liefhebbers onzer letteren een prachtig staal van goede compilatie, een boek dat, naast de fraaie keur, in zijn inleidingen werkelijk inzicht geeft, den schoonheidszin veredelt, de zeventiende eeuwers voor ons beeldt in een prettig te lezen proza. De stof die behandeld wordt is m.i. niet voor de vlinderjaren, voor lange broeken en dikke haarvlechten: Het spontane minnedicht, Het gekunsteld minnedicht, - hierin de in zijn tijd wijd-vermaarde Janus Secundus, over wien voor een tiental jaren nog een heel boek is verschenen, ook te Leiden - Het bruiloftsdicht, Het boertige minnedicht, Het didactisch minnedicht en een besluit met .... Poot! Welk een prachtige verzen vinden we in dit boek. Op deze wijze naar voren gebracht, worden onze ouden zeker meer gewaardeerd. Alleen de Kuskens reeds van Janus Secundus zijn de lezing overwaard. En dan geloof ik, dat de letterkunde-leeraars wel iets uit dit boek in hun lessen kunnen brengen en dat het ook mede zal werken, om hun, die Letterkunde nog steeds beschouwen als een uittreksel uit Van Vloten's groote bloemlezingen, te leeren hoe het behoort. Want het boek geeft prachtig aan, op welke wijze een onderdeel be-
[pagina 155]
[p. 155]

langwekkend gemaakt kan worden, wanneer de leeraar naast de feitenkennis ook schoonheidszin bezit. Als zoodanig brengen wij aan Vorrink's werk alle hulde.

Tegenover dit werkje staat nu de studie van mej. I.H. Zij waarschuwt - en wie geen kamergeleerde is weet dat de ontaarding op sexueel gebied ook hier te lande als met den dag toeneemt - tegen het sexueele en perverse in de lectuur van den dag. Zij acht het een gevaar voor jonge menschen. I.H. weet ook wel, dat broeikasplanten den vollen dag niet verdragen; zij huldigt niet de raak-niet en smaak-niet en roer-niet-aan-methode, maar er is verschil: uitsluitend steeds over het zinnelijke te lezen, over zelfontleding van zeer kleine karakters, meestal met allerlei eigenaardige meeningen over de verhouding tusschen man en vrouw, òf karaktersterkende lectuur, met den glans van het hoogere omstraald, waarin ook van vrijen en trouwen voorkomt - natuurlijk! - maar niet als hèt onderwerp alleen. Juist in dezen tijd, nu de oppervlakkige menigte los van toom en teugel overal zich baan maakt, is het gewenscht dat de opvoeders der middelbare en hoogere scholen vooral zich er op toeleggen hun opvoedelingen duidelijk te maken dat het hoogste genot iets anders is dan zinnelijk genieten. Daarvoor is dit boekje van I.H. een goed woord op de juiste plaats. Beide werkjes behooren in handen van ernstige leeraars, en zullen ongetwijfeld van waarde blijken voor het onderwijs in onze letteren.

 

D. WOUTERS.

J.A. Alberdingk Thijm. Een Keus uit zijne Werken. Met een Inleiding door M.A.C. Poelhekke. - (Meulenhoff's Bibliotheek van Nederl. Schrijvers, A'dam 1920).

De overgroote massa van het ontwikkeld deel onzes volks pleegt haar historisch geworden mannen van beteekenis gemeenlijk hierdoor te eeren, dat zij - zoo zich dan al weer eens een gedenkdag voordoet en de couranten en tijdschriften achten het aan hun goeden naam van voorlichters der natie verplicht om zulk een groot man wat langer of korter te begoethe-dante-vondelen in hun kolommen - daarbij niet al te veel ongeduld aan den dag legt om voort te jachten op 's levens drukken weg. Men toeft wel gaarne een oogenblikje en luistert naar het: Hij leefde ... hij stierf ... hij wrocht ... Men verdiept zich wel graag een wijle in een voorbij gegaan tijdperk; er liggen daarin van die eigenaardig weemoedige bekoringen ... Maar men moet van die massa niet vergen dat zij verdere concessies doet. Dat zij bijvoorbeeld anders dan uit krantenresumétjes kennis neemt van wat door de bedoelde groote mannen, zijn zij letterkundigen, werd gedacht en geschreven. Hun werken te lezen is van de meesten wat te veel gevraagd. En het is dan ook dikwijls te veel gevraagd. Hoeveel in die werken is gemeenlijk moeilijk te vinden, bovendien verouderd en ongenietbaar geworden. In zulke gevallen kan een goede bloemlezing, met smaak en naar de behoeften van het tegenwoordige geslacht samengesteld, onschatbaar veel nut doen. Dat na het vele over Thijm, thans deze bloemlezing uit Thijm kon verschijnen, is zeker een verblijdend verschijnsel.



illustratie
J.A. Alberdingk Thijm


Thijm is nog lang niet dood. Thijm moge dan - als A.J. zegt in zijn bekende levensbeschrijving - traditionalist zijn geweest, zijn liefde voor de gothiek b.v. kwam - Poelhekke legt er in zijn Inleiding den vollen nadruk op - allereerst daaruit voort dat de gothieke kathedralen de verstoffelijking waren van zijn eigen religieuzen zin. Hij wenschte geen verouderde kunst terug. Alleen herleving van eenig ware en eeuwige beginselen. Hij was, zegt Poelhekke, een traditionalist wiens gehechtheid aan het verleden hem met helderen blik leerde zien: de behoeften van het heden èn van de toekomst. Als in onzen tijd Berlage nog moet strijden voor het begrip der noodzakelijkheid van een eigen vormentaal voor ieder eigen tijdvak, blijkt hij niets anders te doen dan herhalen wat Thijm in 1858 al zoo bondig en

[pagina 156]
[p. 156]

scherp formuleerde: ‘ons tijdvak moet van zijn eigen adem leven’.

Zoo zijn er overal moderne aanknoopingspunten in Thijm. Berlage trok in zijn Beurs en andere latere werken de radicaalste conclusies uit Thijm's

illustratie
Alberdingk Thijm in zijn studeervertrek.
Naar een teekening van Braakensiek voor de Amsterdammer in 1889.


praemissen. In dit verband verwijst de heer Poelhekke naar het fragment uit ‘De Kompozitie in de Kunst’ dat de lezers in deze bloemlezing vinden opgenomen.

Wat Thijm's novellen aangaat, zullen misschien niet allen Poelhekke's opvattingen deelen. Maar frisch is b.v. een stukje als dat over Maria Tesselschade Roemers. Zoo is er veel. Na al wat er over Thijm geschreven is, kunnen wij met deze korte aankondiging volstaan. Om van den rijken inhoud van dit bundeltje een denkbeeld te geven, schrijven wij hier even den inhoud af: Inleiding; Waereld-warschheid; De Dood des Harten; Bij Royers Borstbeeld van Bilderdijk; De Klok; Thijm en de Schoonheid; De Organist van den Dom; De kompozitie in de bouwkunst; De kunst als levensadem; Het Voorgeborchte; Aan Mr. Isaac da Costa; Maria Tesselschade Roemers; Geertruide van Oosten; De Heilige Linie; Een avondje bij Oom Braamcamp; Brief van Pauwels Foreestier; De Gothiek; O Poëzie, hoe lieflijk is Uw tred!; In de Zyde-Wourm; Bedevaart naar Agrippine; Aan de Amsterdamsche Kanaalmaatschappij; Aan Joost van den Vondel.

Verschillende illustraties, portretten en facsimiles dragen bij tot de aantrekkelijkheid van dit Meulenhoff-deeltje.

v.E.

Romans en novellen

Demonen, door Nico van Suchtelen. - (A'dam, Mij. v. Goede en Goedk. Lectuur. 1920).

Men heeft vaak de laatste jaren het verwijt geuit jegens de Hollandsche literatuur, dat zij ondanks de bewogenheid der tijden maar rustig voortzeulde in haar gemoedelijken sukkelgang en zich door geen hevigheid van het gebeuren dezer tijden daaruit liet opschrikken. Zij die zoo spraken vergaten dat de menschelijke geest gewoonlijk een bewogenheid eerst dan weerspiegelt in zijn uiting, wanneer hij aan die bewogenheid voorbij is en haar van een zeker standpunt af kan bezien. Bovendien mist in 't algemeen de naar zichzelf toegekeerde Hollandsche geest dien onmiddellijken uitingsdrift die in de buitenlandsche literatuur al spoedig de ‘oorlogsboeken’ deed ontstaan, terwijl bovendien dit allerwreedste van het tijdsgebeuren hem niet zooals de naburen beroerde.

In dit boek van Nico van Suchtelen vindt dat wat onzen tijd zoo verwarrend en smartelijk beweegt een weerspiegeling. Al verplaatst ons het verhaal in een tijd, die schijnbaar een andere is (draadlooze telegrafie en vliegmachine waren nog niet uitgevonden) toch is heel dit samenstel van menschen met hun door henzelf nauw begrepen woelingen en driften, van gecompliceerde maatschappelijke omstandigheden, van worstelingen tusschen het oude en het nieuwe wel heel en al een brok leven van onzen allereigensten tijd. In Victor Volkert, den uitvinder, die het vliegtoestel, dat hij uitdenkt, bedroomt en bepeinst tot de grootsche schepping zijns geestes, zooals de dichter het zijn drama doet, zien wij den mensch, die, verloren in zijn droom, langs het leven gaat en toch van dit leven de diepste essentie in zich omdraagt. Wat zijn tijdgenooten beweegt, beweegt ook hem, maar niet tot een driftig zich storten in de wijdheid des levens, doch tot een al zuiverder en gaver ontplooiïng van het diepste zijns eigen wezens. Toch worstelen in hem de demonen, en de eenige macht, die deze bindt en beheerscht, de liefde tot het al, woont in hem nog niet, maar hij wint het inzicht in den waan en den schijn,

[pagina 157]
[p. 157]

dat hem het onzuivere van veel menschelijke drijfveeren doet beseffen, hem dus sceptisch doet staan tegenover dat waarvoor anderer geestdrift vlamt. In zijn oogenblikken van zuiverst inzicht beseft hij: ‘We weten niet wat we doen, noch in onze kleine persoonlijke beroeringen, noch in de groote massale. De verborgen demonen heerschen. Wèl is hij in deze gespletenheid zijns levens de moderne mensch: zijn dieper begrip, zijn inzicht, dat hem uitheft boven het leven - daarnaast de onbeheerschtheid, de richtingloosheid zijner aandriften, die hem zich blind in het leven doen rondslaan; die zijn liefde doen fladderen van vrouw tot vrouw; die hem misleiden ten opzichte van zijn eigen streven. Tot in een supreem moment zijn inzicht het hem doet beseffen, dat zijn streven naar dat wat hem het hoogst bereikbare scheen: vliegen boven de menschen uit, niet geboren werd uit het zuiver en onbaatzuchtig verlangen om de menschheid iets schoons te brengen, doch slechts uit den troebelen drang naar roem. En in dit oogenblik van verheldering, waarin hij lijdzaam het dierbare werk van jaren in vlammen kan zien vergaan, zonder een poging tot redding, ondergaat zijn ziel de zuivering. Nu weet hij en hij spreekt het uit: ‘Het is niet goed dat het lichaam vliegt zoolang de ziel nog kruipt’. Ik zei dat in dit boek het gebeuren van onzen tijd zich weerspiegelt; slechts ten deele is dit juist. Een spiegeling is een weergave zonder meer van het gespiegelde. In dit boek echter staat de schrijver volstrekt niet meeningloos tegenover de geestelijke en maatschappelijke beroeringen van het heden, het is integendeel de uiting van zijn geesteshouding daartegenover. Dit is de bespiegelende, licht-ironische. Nergens komt hij tot een nijdig sarcasme of een bittere schamperheid, maar wel heeft hij zijn zachten spotlach voor revolutionaire heethoofden, die, zelf slaaf nog van hun hartstochten, den dieperen gemeenschapszin missen en blind zijn voor hun eigen waan, voor de brave bange bourgeois, die burgerwachten oprichten en een koningsgezinde manifestatie van paarden afspannen enz. behoorlijk plichtmatig instudeeren.

Het boek is rustig en logisch van bouw, maar ongelijk van uitwerking. Naast sterke, mooie bladzijden (vooral die welke een stuk gebeuren ‘voorstellen’, waar de personen handelend en sprekend tegenover elkaar staan) zijn er (zoo bv. die waarin retrospectief Victor Volkert's leven wordt verhaald) die slap zijn en zonder zeggingskracht. Ook komt soms hier en daar een troeteldenkbeeld van den auteur de overigens klare atmosfeer vertroebelen ... droomen ... visioenen ... Enfin, deze en dergelijke dingen zijn toch eigenlijk van weinig belang. De zaak is dat wij dit boek hebben welkom te heeten, daar het wijder om zich heen grijpt dan het

illustratie
Facsimilé van Thijm's handschrift.
Uit de Bibliotheca Thijmciana in het St. Ignatius Kollege te Amsterdam.
Uit: Poelhekke, J.A. Alberdingk Thijm.


meerendeel der romannetjes van onze dagen, die niet wegkomen uit den benauwden cirkel van de kleine gevoelentjes eener kleine menschenwereld.

 

MARIE SCHMITZ.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Den Gulden Winckel


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Demonen


auteurs

  • D. Wouters

  • Gerard van Eckeren

  • Marie Schmitz

  • over Johan Vorrink

  • over Martinus Poelhekke

  • over J.A. Alberdingk Thijm

  • over Nico van Suchtelen

  • over Ida Heijermans

  • beeld van Ida Heijermans

  • beeld van J.A. Alberdingk Thijm