Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Gulden Winckel. Jaargang 21 (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 21
Afbeelding van Den Gulden Winckel. Jaargang 21Toon afbeelding van titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 21

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Gulden Winckel. Jaargang 21

(1922)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De krant en de menschen

IV

‘ALMANAK-LEUGENZAK’, zeiden de ‘Vaderen’, die, blijkens hunne spreekwoorden, grooter en geestdriftiger vereerders van de Waarheid moeten geweest zijn dan velen hunner belastingplichtige ‘Nazaten’.

Sinds de almanak is vervangen door het nieuwsblad (voor een niet gering percentage der kiezers vrijwel de eenige lectuur) is die appreciatie eenigszins anders geformuleerd: ‘de kranten liegen maar wat’.

Deze schatting wijzigt meer of minder, naarmate de lezer belang er bij heeft, te aanvaarden wat zijn krant zegt.

Er bestaat een zeer relatief en zeer rekbaar begrip omtrent de waarheid van het gedrukte in verband met de politieke en economische beginselen, die een blad voorstaat en verdedigt. Dat weet iedereen, wiens blik verder gaat dan de kolommen van zijn partij- of lijfblad. Het behoort tot de vele tragi-komische verschijnselen in de wereld, dat iemands oordeel over de meest reëele en op zich-zelf geheel onafhankelijke en schijnbaar neutrale onderwerpen beheerscht wordt door zijn politieke overtuiging of door het beginselprogramma, dat hij eenmaal aanvaardde.

Dit is, zooals wij allen weten, van grooten invloed op de journalistiek. Het is en blijft positief een dwaasheid, dat een half dozijn of meer verslaggevers, elk voor zich menschen van behoorlijke intellectueele en moreele ontwikkeling, een zeer verschillenden indruk krijgen - en dezen publiceeren - van vergaderingen, waar politieke of met politiek verband houdende onderwerpen worden behandeld. Maar niemand die 't land en de spraak kent, neemt er aanstoot aan, als het verschil van meening niet leidt tot openlijke verkrachting der evidente waarheid of tot onbillijk aanranden van de tegenstanders.

Op enkele uitzonderingen na mag dan ook getuigd worden, dat de politieke pers in ons land de burgerlijke beleefdheid en het respect voor ‘andersdenkenden’ in acht neemt. Vandaar dan ook, dat niemand persoonlijk zich iets aantrekt van de dikwijls heftige politieke kritiek, mits de ‘goede toon’ in acht genomen wordt. Dit neemt niet weg, dat de fijner denkenden en meer voor stijl gevoeligen van alle partijen van oordeel zijn, dat 't wel eens 'n toontje lager kon, en dat 't wenschelijk zou zijn, het politiek jargon eenigszins te wijzigen en bijvoorbeeld stembus-schermutselingen niet te bespreken in een vocabulair, dat zijn beeldspraak ontleent aan wat wij allen verfoeien: den oorlog. Al gelooft de eene partij niet wat de andere schrijft, men praat daarom toch niet dadelijk van liegen.

Hetzelfde geldt voor economische, religieuze en moreele vraagstukken, kunst en zoovele andere belangen, waar de subjectieve meeningen in tegenspraak en in botsing komen.

Ik voor mij heb veel meer respect voor een fatsoenlijk partijblad en kan het veel beter genieten dan sommige zoogenaamd ‘neutralen’, die aan 't gemis van formeele banden het recht ontleenen, al naar 't valt voor een oogenblik partij kiezen, om links of rechts een mep uit te deelen, en die 't met de waarheid niet zoo nauw nemen, als 't er op aankomt, een effect, liefst een succesje te bereiken.

[pagina 9]
[p. 9]

Ja, dat effect en dat succesje! Dit is een zwak punt van de krant.

‘Een heel klein jokkentje, zou dat ook zonde wezen?’ Wij jokken allen wel eens, als particulier en als journalist. Soms is het een leugentje om bestwil, soms enkel om 't effect. Maar iemand, die 't veel doet, krijgt toch de reputatie van onbetrouwbaarheid. En 't publiek, dat in 't algemeen gesproken, geen haar beter is dan de krant; dat in zijn advertenties of andere mededeelingen er lustig op los jokt, is al te geneigd, den splinter in andermans oog te zien.

Er komen - laten wij 't liever ronduit bekennen dan er om heen te draaien - in de bladen veel te veel jokkentjes voor, die soms groeien tot leugentjes of regelrechte leugens.

't Meest jokt de journalist, of liever de krant (elke vakgenoot voelt de nuance) buiten zijn schuld, per procuratie. Namelijk in de van elders gezonden berichten, die niet altijd gecontroleerd worden, dikwijls ook niet gecontroleerd kunnen worden. Zoo blijft de krant in 't oog harer lezers aansprakelijk voor de onjuistheden van nieuws-agentschappen in binnen- en buitenland. Sommige bladen maken die aansprakelijkheid nog grooter door het air aan te nemen of dat bewuste nieuws, door honderden gelijktijdig ontvangen, haar alleen toebehoort, als had een speciale postduif 't op haar bureau gedeponeerd.

Zoo meldt zij van allerlei, soms uit ‘een vertrouwbare bron’, die haar geheel onbekend is, van ‘een bevoegde zijde’, die ze niet weet te noemen, ‘met de meeste zekerheid’ van een berichtenjager, dien ze nooit heeft gezien. Alles om 't te doen voorkomen, dat zij door directe verbinding alles weet en nog een beetje er bij.

Hierbij komt nog een element in 't spel: de fictie dat elke lezer nooit een ander nieuwsblad in handen krijgt dan dat éene. (Hierover later nog iets).

De meeste dagbladen, die in aanmerking komen, als zoodanig te worden genoemd, hebben sinds lang de goede gewoonte aangenomen om althans bij buitenlandsche berichten van agentschappen steeds de bron te vermelden. Sommigen ook voor bekende bronnen van binnenlandsch nieuws.

Dit is eene der vele verbeteringen, die ik mag noteeren uit mijn veeljarige ervaringen als journalist. Ik heb den tijd nog gekend dat er op de meest... vrijmoedige wijze ‘werd vernomen’ uit binnen- en buitenland, uit alle hemelstreken, door geen ander intermediair dan... een schaar. Er zijn wel ‘journalisten’ geweest, die zich op hun bureau noodgedwongen moesten bekwamen tot behangers, die enkel papier knipten en plakten, en van die werkzaamheid in letterlijken zin blaren aan de vingers kregen. Ware hun daarbij maar gelegenheid gegeven, zich tevens als couponknippers te bekwamen!

Die ‘goede oude tijd’ is nu voorbij, dank zij de auteurswet en onderlinge contrôle. 't Was après tout zoo intens belachelijk, dat ik er mij niet meer ernstig boos over kan maken. Had ik niet reeds toen de even gezegende als gevaarlijke sens of humour bezeten, dan - zou ik allang niet meer in staat zijn geweest, letterzetters te kwellen met mijn handschrift.

Behalve de groote agentschappen zijn er de particuliere correspondenten, in alle genres; een categorie die groote diensten aan de pers bewijst, maar die haar ook aan de meeste jokkentjes helpt. Direct en indirect. Om een of ander gering nieuws of kleine bizonderheid tot een ‘bericht’ op te blazen, versiert en vergroot men naar willekeur, zoodat er heel iets anders voor den dag komt dan de waarheid en niets dan de waarheid. Velen hebben in dat fabriceeren van wereldnieuws een virtuositeit verkregen, die op zich-zelve bewonderenswaardig is. Als ze heel gewiekst zijn, halen ze uit de gedwongen tegenspraak dikwijls nog een ‘berichie’.

Welke onnoozelheden die virtuozen in de kranten brengen, - daarvan kan ook de meest volkomen leek op dagbladpers-gebied zich dagelijks overtuigen, en welke jokkentjes zij in de wereld brengen, kan ieder zien uit de stellige tegenspraken, die ook dag aan dag in de bladen ontmoet worden - veel te veel voor de reputatie van betrouwbaarheid der pers in 't algemeen.

Deze jokkentjes bepalen zich niet tot de faits divers, ze strekken zich uit tot berichten over aanstaande benoemingen, over plannen van hooggeplaatste personen en regeeringsorganen. Al zijn 't maar ‘jokkentjes’, hier is het spreekwoord van kracht, dat vele kleintjes een groote maken. Al die onjuistheden ontsieren, in meerdere of mindere mate, onze dagbladpers van alle formaten en alle richtingen. De quantiteit moge verschillen, de moreele beteekenis blijft dezelfde.

Hieraan is wel degelijk iets te doen; dit hangt ook samen met de veel te luchtig behandelde quaestie der anonymiteit en persoonlijke verantwoordelijkheid.

Hierover een volgenden keer.

 

H.J. STRATEMEIJER.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken