Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gulden Passer. Jaargang 2 (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gulden Passer. Jaargang 2
Afbeelding van De Gulden Passer. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Gulden Passer. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.03 MB)

Scans (142.67 MB)

ebook (5.76 MB)

XML (0.84 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gulden Passer. Jaargang 2

(1924)– [tijdschrift] Gulden Passer, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Tijdschriften. - revues.

Mej. M.E. Kronenberg publiceerde in Het Boek van Januari-Maart 1924 een bijdrage die zeer groot belang biedt voor de geschiedenis der Antwerpsche typographie, nl. de Lotgevallen van Jan Seversz. Boekdrukker te Leiden (C. 1502-1524) en te Antwerpen (c. 1527 - c. 1530). Veroordeeld en verbannen om in 1524 de Summa der godliken scrifturen oft Een Duytsche theologie te hebben gedrukt, komt Seversz zich rond dien tijd te Antwerpen vestigen. Mej. Kronenberg was zoo gelukkig de hand te kunnen leggen op een hoogst zeldzaam, wellicht uniek drukje van Seversz te Antwerpen, nl. de Calengier van 1527. Laten wij de schrijfster van het boeiend artikel zelve aan het woord: ‘Van deze Calengier ken ik het bestaan

[pagina 105]
[p. 105]

al sinds Maart 1918, toen hij in een catalogus van de bekende Londensche boekhandel-antiquaar James Tregaskis te koop werd aangeboden voor 50 pond; de drukker heette in de catalogus Jan Severs, Antwerpen. Aan Wouter Nijhoff komt de eer toe, de curiositeit uit de catalogus te hebben gepikt. Pogingen van de firma Nijhoff het boekje toen aan te koopen mislukten. Het was reeds verkocht. In October of November 1921 staat het opnieuw in een catalogus van Tregask is voor dezelfde prijs. Deze keer met veel uitvoeriger en nauwkeuriger beschrijving, zoodat ik nu zekerheid omtrent de drukker had. Weer trachte de firma Nijhoff het aan te koopen; weer was een ander haar voor geweest. Nu was mijn belangstelling echter in zoo hooge mate geprikkeld, dat ik niet gerust hebt, eer ik heb uitgevonden, waar het boekje gebleven was. Het is een heel spannende jacht geweest, in November 1921 begonnen en eerst in Juli '23 met succes bekroond. De moeilijkheid zat hem hier in, dat de Londensche boekhandelaar, om onverklaarbare redenen, niet te bewegen was, de naam van zijn kooper te noemen. Dit is een totaal nieuwe ervaring in mijn bibliographische loopbaan geweest. Tot nu toe had ik overal van de zijde van de boekhandel de grootste welwillendheid en medewerking ondervonden. Het is een zekere voldoening, dat ik toch mijn doel bereikt hebt. Zelfs met onwillige honden blijkt men dus nog wel eens een haas te kunnen vangen. Nadat alle pogingen op de onverzettelijkheid van de verkoopers afgestuit waren, heb ik in het Literary Supplement van The Times van 7 Juni 1923 een verzoek aan de eigenaar van de Calengier gericht om zich bekend te willen maken. Stephen Gaselee, de Engelsche bibliograaf en bibliothecaris van de Foreign Office, is zoo vriendelijk geweest, mijn vraag met de autoriteit van zijn naam te ondersteunen. Met succes. De eigenaar, W.H. Jervis Wegg in Londen, heeft zich aangemeld en de groote welwillendheid gehad het kostbare boekje in September '23 voor mij aan de Koninklijke Bibliotheek te leenen. Ik beb het daar mogen laten fotografeeren en er verder een uitvoerige beschrijving van gemaakt, die te zijner tijd in het supplementaire deel van de Nederlandsche Bibliographie zal worden opgenomen.

Deze Calengier, die voor ons een onmisbare schakel in het leven van Jan Seversz vertegenwoordigt, is zeker niet om die reden door Engelsche bibliofielen op zoo hooge waarde geschat. Dat dankt het boek stellig aan zijn charmant bandje, waardoor het als objet d'art met bijzondere zorg bewaard is. Het is vermoedelijk al jaar en dag in de Engelsche handen geweest. Van recente datum is een ex-libris van de beroemde collectie George Dunn op Woolley Hall.

Het heete boekje is niet grooter dan c. 75 × 102 mM.; het curieuse voorplat van de band wordt hier afgebeeld. Het is een paneelband van binnen kalfsleer met een overslag, die aan 't achterplat bevestigd is Deze overslaande klep wordt gesloten met een geelkoperen pin, van boven omgekruld, die tegelijk als schrijfstift dienst kon doen. De plaatstempel meet hier 60 × 102 mM., maar de band was te klein om hem volkomen af te drukken, en zoo ontbreken er van boven, van onderen en ook opzij stukken van de randschriften. Het bovenpaneel stelt twee rijen van vier mythische dieren in ranken voor; dit stuk wordt omgeven door het randschrift: clamor (?) meus (?) || adte veniat Wilhelm bac (k?). Dit zal waarschijnlijk in zijn geheel moeten luiden: domine exaudi orationem meam et clamor meus adte veniat. Daaronder volgt een strook, in vier vakken gedeeld, met vier gediertes, een arend? een stekelvarken, een leeuw en een hert. Het onderpaneel heeft dezelfde ranken en mythische dieren als 't bovenpaneel en het randschrift: deus (?) dedit (?) || deus abstulit || sit

[pagina 106]
[p. 106]

nomen ||... klaarblijkelijk aan te vullen: domini benedictum. Op het achterplat is dezelfde stempel afgedrukt.

Wilhelmus Bac of Back zal zeker de naam van de binder, misschien ook van de plaatsnijder wezen; van elders is hij mij niet bekend. Was hij soms een zoon of broer van Govaert Bac, die 1493-1517 drukker in Antwerpen was en volgens de Liggeren van 't St-Lucasgilde tevens boekbinder.

Het boekje, in 16o, begint met een Calengier van 8 bladen, loopende over de jaren 1527-1550, gevolgd door “Drie maniere om te leere cijfferen ende rekenen metter pennen”, die ook 8 bladen beslaat. Hoogst eenvoudige sommetjes van een soort, die hedendaagsche, goed gedresseerde schoolkinderen zeker al in de 3e of 4e klasse kunnen oplossen. Dan nog 4 bladen met “Die eualuatie vanden gouden penningen”, berekend op 1 Maart 1526. Tusschen de Calengier en “Die Maniere om te leeren cijfferen” zitten 12 dikke blanke bladen van een soort geprepareerd perkament (“prepared asses' skin” noemt de catalogus Tregaskis 846 het).

Een type kalender dus en tevens opschrijfboekje met verdere wetenswaardigheden, dat te vergelijken valt met de handige almanakken, die de Geldersch-Overijselsche Maatschappij van Landbouw en zeker nog meer vereenigingen jaarlijks aan hun leden geven. De Calengier van Seversz. met zijn toevoegsels van sommetjes en muntberekening was natuurlijk speciaal voor de handelsman “in die vermaerde coopstadt van Antwerpen” gemaakt. Zoo'n mooi verzorgd bandje heeft stellig maar een enkel luxe-exemplaar gehad, bestemd voor een 16e eeuwsche Kröller. Het titelblad vertelt heel aardig, dat men op die bladen kan schrijven met een priem van goud, zilver, tin, “of van coeper of van lattoen (rood en geel koper?)” ende met eenen natten vingher machment wt doen. Ende wanneert soe veroudt is, dattet niet meer scriuen en wil, soe salt den selven Jan Seners (sic) soon parkementmaker om een cleyn ghelt vermaecken, dattet so well scriuen sal oft nieuwe waer.’ Volgt zijn adres. Maar dan bedenkt hij zich klaarblijkelijk, dat de instructies toch nog niet heelemaal duidelijk zijn en voegt er aan toe: ‘Item of den wtwisschers vingher vet waer, soe salmen nemen een cleyn spongie met wat weyten bloems, ende daer salt beter mede wt gaen..’

Het perkament, waarschijnlijk wel het oorspronkelijke, beantwoordt nu, na 4 eeuwen, nog geheel aan zijn doel. Ik heb niet kunnen nalaten, er een bescheiden klein haaltje met den koperen schrijfstift op te zetten, dat minstens even duidelijk als een potloodsschreef werd.

‘Men vintse te coop in die vermaerde coopstadt van Antwerpen op die Lombaerde veste, by Jan Seuers soon int gros, in die huyse van Jan Gasten boecke bijnder.’ Jan Seversz woonde dus in 1527 op de Lombaerde veste, 't gewone drukkerskwartier, ten huize van Jan Gasten. Deze boekbinder wordt ook vermeld door Weale; als Jan Gast, boeckverguldere (en boekbinder) is hij ingeschreven in de Liggeren van 't St Lucasgilde in 't jaar 1506 en wordt ook nog genoemd in een stuk van 1536.’

Dank aan de firma M. Nyhoff kunnen wij hier de reproductie van het aardige boekje afdrukken.

 

Dans les Annales de l'Académie Royale d'Archéologie (7e série, tome I, 1e et 2e livraisons), M. le professeur F. Van Ortroy publie une excellente monographie sur Chrétien Sgrooten, cartographe du XVIe siècle, qui fut en relations continuel-

[pagina *99]
[p. *99]


illustratie
Band om Calengier. Antwerpen, Seversz., 1527.


[pagina 107]
[p. 107]

les avec des éditeurs anversois comme Jérôme Cock, Philippe Galle, Christophe Plantin, etc. M. Van Ortroy donne en son étude de haute valeur scientifique, la biogragraphie complète, la chronologie, et passe en revue toutes les oeuvres coonues du géographe, y compris les atlas manuscrits de Bruxelles et de Madrid. Parlant de ce dernier, M. Van Ortroy dit: L'Atlas mérite une reproduction en facsimile, pour pallier aux risques d'incendie, et pour rendre possible une étude de l'ensemble. La chose ne sera pas aisée toutefois. La magnifique enluminure et les dimensions des planches exigeront un budget de dépenses, qui devra être dressé avec le plus grand soin. Nous ne disons pas ceci pour décourager les efforts, mais pour éviter les mécomptes et les surprises désagréables. Puisse un riche Mécène attacher son nom à cette grande et belle oeuvre, qui lui fera honneur ainsi qu'à notre pays, et à nos voisins du Nord!’

 

Dans la Gazette des Beaux-Arts de mai dr., M. Edouard Michel étudie le Bréviaire de la Collection Mayer van den Bergh à Anvers, un monument de l'art de la miniature, qui a échappé jusqu'ici à l'attention des spécialistes. M. Michel attribue le splendide Bréviaire à l'école ganto-brugeoise et le croit antérieur au Bréviaire Grimani de Venise. Il est même très probable que nous ayons ici dans les deux manuscrits les oeuvres d'un même atelier que sépareraient seulement quelques années, dix ou vingt ans peut être, c'est à dire, selon M. Michel, aux environs de 1508-1514. ‘Il est à souhaiter, dit l'auteur de cet intéressant article, que la Société Nationale pour la reproduction des manuscrits à enluminures de Belgique, qui vient de donner une si belle édition des Heures d'Hennessy, puisse, sous la direction de la Régence, rapidement s'occuper de ce précieux bréviaire’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken