Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gulden Passer. Jaargang 6 (1928)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gulden Passer. Jaargang 6
Afbeelding van De Gulden Passer. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van De Gulden Passer. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.14 MB)

Scans (125.38 MB)

ebook (4.89 MB)

XML (0.70 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gulden Passer. Jaargang 6

(1928)– [tijdschrift] Gulden Passer, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 254]
[p. 254]

De Antwerpsche uitgave van Prospero Farinacci's Tractatus de haeresi (1616).

In 1616 verscheen te Rome, ex typographia Andrei Phei, het bekende werk van Prospero Farinacci: Tractatus de Haeresi in quo per quaestiones, regulas, ampliationes, et limitationes quid a jure civili et canonico, quid a sacris conciliis, Summorum Pontificum constitationibus statutum, quid serius et magis communiter in hac materia receptum sit, et quid demun in practica servetur, solito authoris ordine explicatur cum argumentis, summariis et indice locupletissimo cum licentia Superiorum, Summi Pontificis, Caesaraeae Majestatis et Christianissimi Regis privilegiis hic impressis, ad Paulum V Pont. Opt. Max.

Farinacci was een der beroemdste van de niet schoolhoudende juristen van zijn tijdGa naar voetnoot1). Geboren te Rome, op 30 October 1554, werd hij, na de rechten gestudeerd te hebben te Padua, advokaat in zijn geboortestad: de meest tegenstrijdige zaken vonden in hem een handig en geleerd verdediger. Toen hij tot advokaat fiscaal werd benoemd, was hij als rechter dikwijls maar al te streng voor misdaden waarvan hij zelf nochtans niet altijd gansch vrij schijnt te zijn geweest. Het was dan ook dank alleen aan de tusschenkomst van Kardinaal Salviati dat hij aan een bijna zekere veroordeeling ontsnapte; Clemens VIII verleende hem genade niet zonder aan den Kardinaal opgemerkt te hebben: ‘Farina ista bona est, sed non saccus cui illa includitur’Ga naar voetnoot2). Als wetenschappelijk man inderdaad

[pagina 255]
[p. 255]

was Farinacci een onvermoeibaar werker: tot diep in de 18de eeuw werden zijn werken nog geraadpleegd en aangehaald. Zijn volledige werken beleefden trouwens verschillende uitgaven. Meest beroemd was hij om zijn Decisiones Rotae Romanae, waarin hij een groot aantal besluiten der Rota verzameld heeft.

Zijn Tractatus de Haeresi (vijfde boek der Variarum quaestionum et communium opinionum criminalium) behandelt - zooals het uitvoerig titelblad getrouw aangeeft - het vraagstuk der ketterij in de verschillende aspecten van de wetgeving en van het rechtsgebruik. Het was eerst en vooral opgedragen aan Paus Paulus V. Eveneens aan de Kardinalen der Inquisitie: ‘S.R.E. Cardinalibus in Universa Republica Christiana adversus haereticam pravitatem Generalibus inquisitoribus a Sancta Sede Apostolica specialiter deputatis’. Daarnaast is er nog een bizondere opdracht aan Kardinaal Scipio Borghese.

Bij privilege van Paulus V [27 october 1614] was verboden ‘ut nemo tam in Urbe et universo statu nostro ecclesiastico mediate vel immediate nobis subjecto quam extra statum praedictum... sine speciali dicti Prosperi, aut ejus heredum, et successorum, aut ab eo vel eis causam habentium licentia imprimere, aut ab alio, vel aliis, sine huiusmodi licentia impressum vendere, aut venalem habere, seu proponere possit. aut valeat... inhibentes propterea universis et singulis utrumque sexus Christi fidelibus, praesertim librorum impressoribus, et bibliopolis in Urbe videlicet et statu ecclesiastico praedictis sub quingentomm ducatorum auri de Camera, et amissione librorum, et typorum omnium... extra statum vero ecclesiasticum sub excommunicationis sententia, eo ipso incurrendis poenis, ne dictis viginti annis durantibus librum praedictum aut aliquam eius partem tam in magno, quam in parvo folio etiam praetextu declarationum, seu additionum, aut explanationum tam in urbe et in reliquo statu ecclesiastico, quam extra sine huiusmodi licentia imprimere, aut ab aliis impressum vendere aut venalem habere, seu propone re quoquo modo audeant seu praesumant’Ga naar voetnoot1). Farinacci

[pagina 256]
[p. 256]

had nog gezorgd voor een gelijkaardig privilege van Keizer Mathias [21 Juli 1614] en van Koning Lodewijk XIII van Frankrijk [24 September 1614]. Vooraf gaat nog een ode aan den schrijver door Bernardino StephonioGa naar voetnoot1), waarop twee epigrammen volgen van Tarquini Gallutii S.J.Ga naar voetnoot2). Niettegenstaande al de voorzorgen door Farinacci genomen om een abusief uitgeven of herdrukken van zijn werk te voorkomen, verscheen nog ditzelfde jaar 1616 te Antwerpen, bij Johannes KeerbergeGa naar voetnoot3), een verbeterde, deels aangepaste uitgave, goedgekeurd door Laurentius Beyerlinck, bisschoppelijk boekencensorGa naar voetnoot4). Deze Antwerpsche uitgave verschilde van de oorspronkelijke door het weglaten van de drie privilegen van Paus, Keizer en Koning. Tevens was de tekst door Johannes Zengelbeeck, onderpastoor op St-Andries, klaarder ingedeeld en waren de fouten verbeterd; het gebruik van het werk was vergemakkelijkt door een klaarder, typographische aanduiding der gebruikte citaten. Deze nieuwe bewerking was opgedragen aan Engelbert Maes, voorzitter van den Geheimen Raad der Aartshertogen Albrecht en IsabellaGa naar voetnoot5).

Naar aanleiding dezer uitgave trachtte Farinacci het hem toegestane recht te verdedigen en schadeloosstelling te bekomen door de tusschenkomst van den belgischen gezant te Rome en van den aartshertog te Brussel. Deze briefwisseling, die wij ongeveer vol-

[pagina 257]
[p. 257]

ledig te Brussel in het Algemeen Rijksarchief aantroffen, was de aanleiding tot het schrijven van deze korte notaGa naar voetnoot1).

 

* * *

 

Niet zoohaast had Farinacci kennis gekregen van deze uitgave, of hij schreef aan Keerberge om protest aan te teekenen en zijn beklacht te doen [21 October 1616]. Keerberge antwoordde dat hij dit werk had uitgegeven zonder eenigzins de rechten of belangen van den schrijver te willen schaden: het werk scheen hem zeer nuttig voor de Nederlanden en van hooger hand was hem dan ook die onderneming aanbevolen.

Daar hij ten andere een volledige uitgave van Farinacci's werken bezorgde (de duitsche uitgave was zeer slecht) mocht dit deel - een der beste - daarbij niet ontbreken, des te meer daar de Nederlanden zoover van Rome aflagen, dat er maar weinig boeken van daar naar hier werden verzonden. Hij verklaarde trouwens dat hij bereid was hem een schadevergoeding te geven. Voor wat de aanvullingen betreft die Farinacci klaar had, zou hij die betalen indien men ze hem wilde toesturen. Voor de aanvullende notas op de andere werken van Farinacci, had Keerberge, door bemiddeling van Andreas BrugiottiGa naar voetnoot2), hem reeds 100 gouden scudi aangeboden om deze opmerkingen op hun plaats in te schuiven. Dit was echter thans onmogelijk daar de druk te ver gevorderd was: hij zou ze plaatsen achter ieder deelGa naar voetnoot3).

Schreef Farinacci ook terzelvertijd aan Beyerlinck? Deze voelde zich in alle geval getroffen en stuurde - op den zelfden datum, 11 November - eveneens een brief. De toon is gansch anders als die van Keerberge. Geen zakenman: één lof, een handig vleiend oratorisch pleidooi. Hij voelde zich gelukkig - zoo luidde het - aan een zulk doorluchtig man te schrijven. De lezing van dit werk was hem een genot geweest en hij had dan ook voor grootere, nuttigere verspreiding willen zorgen; Rome was zoo ver voor deze landen, en de verzendingskosten waren zoo hoog: hij verwachtte daarbij een rijkeren oogst van wat hier in 't land zelf zou worden

[pagina 258]
[p. 258]

gedrukt. Na overleg met zijn censors-collegas, werd het werk toevertrouwd aan Keerberge die, evenmin als hij zelf, gedacht had te moeten acht nemen op het pauselijk privilege. Het keizerlijk privilege was in deze landen - waar alleen het boek verspreid werd - van geen tel; de pauselijke vergunningsbref was door de aartshertogen niet geplaceteerd, wat noodig was. Daar zij echter onderdanige zonen waren van den paus, vroegen zij thans de toelating aan Farinacci om het werk verder te verspreiden: het zou hem hun eeuwige erkentelijkheid bezorgen. Keerberge was trouwens bereid die toestemming te betalen en zonder twijfel zou de schrijver zoo welwillend zijn ook zijn aanvullende notas er bij te voegenGa naar voetnoot1).

Farinacci vatte de zaak echter anders op: lof scheen geen invloed te hebben op hem; waar het op aankwam was geld. Dit blijkt klaar uit de kantteekeningen die hij bij deze brieven maakte; hij hield aan zijn recht en aan het verbod zijn boek te herdrukken, het was niet genoeg excuus te maken in woorden: ‘bisogna far li fatti et non le parole’, waarbij met het feit moest rekening gehouden worden dat deze nieuwe uitgave reeds tot in Spanje verspreid was geweestGa naar voetnoot2).

Het aanbod van Keerberge schijnt hem dan ook niet bevredigd te hebben. Hij wendde zich tot Philippe Maes, den afgezant der aartshertogen bij den H. StoelGa naar voetnoot3): Keerberge had - niettegenstaande het pauselijk privilege - zijn boek herdrukt en in de Nederlanden en elders verspreid. Dit beteekende voor den schrijver, die meer dan 4.000 scudi aan drukkosten had uitgegeven, een aanzienlijk verlies. Indien de aartshertog niet wilde tusschenkomen om dit geschil te regelen, zou hij een klacht indienen bij de Congregatie van het H. Officie ten einde den schrijver, door de geestelijke censuur, te dwingen het onrecht te herstellenGa naar voetnoot4).

Waar Maes beloofde over deze aangelegenheid aan den aartshertog te schrijven, stemde Farinacci er in toe nog wat geduld te

[pagina 259]
[p. 259]

scheppen en deze bemiddeling af te wachten om zoo mogelijk alles in der minne te schikken. Schreef Farinacci terzelvertijd terug aan Keerberge? Het schijnt wel van ja, al ontkende hij dat later ten stelligste toen Keerberge beweerde van hem een brief ontvangen te hebben i.d. 10 December, waardoor hij beloofde zijn aanvullingen op de reeds verschenen werken te geven, als mede andere, persklare werken om ze bij de reeds gedrukte te voegen. Farinacci beweerde later alleen de genoemde aanvulling te hebben beloofd tegen betaling van 100 gouden scudi alsook toezending van één exemplaar der volledige uitgave. Dit aanbod was gedaan door bemiddeling van Andrea Brugiotti; hij had trouwens die aanvullingen niet willen afstaan omdat Brugiotti weigerde die overeenkomst schriftelijk op te stellen. Wel had Keerberge hem geschreven, en die honderd scudi beloofd na ontvangst der aanvullingen, maar daarvan had Farinacci niet willen weten: hij moest het geld te Rome hebben of in alle geval een borgstellingGa naar voetnoot1).

Wat er ook van zij: de aartshertog verklaarde zich in die zaak onbevoegd, Farinacci had verzuimd hem een privilege te vragen, alhoewel hem dit zonder de minste moeilijkheid zou toegestaan geweest zijn: Keerberge had, na gunstig advies van de geestelijke censors, een vergunningsbrief van zijne Hoogheid (eenig daartoe recht en machthebbende in zijn landen) bekomen. Wel betreurde de aartshertog dat hij het verbod van den Paus niet gekend had, maar hij kon Keerberge niet beletten van het gegeven octrooi gebruik te maken. Farinacci had dus geen reden om Keerberge te vervolgen; wilde hij dit doen, dan moest dit voor de rechtbanken van dit land geschieden en niet daarbuiten, zelfs te Rome nietGa naar voetnoot2), Maes beloofde aan den aartshertog zijn best te zullen doen om Farinacci tevreden te stellen, al twijfelde hij sterk aan het resultaat van een dergelijke pogingGa naar voetnoot3). Het antwoord was zooals hij gevreesd had: het was niet uit misprijzen dat Farinacci geen privilege der aartshertogen had gevraagd: hij deed dit evenmin voor Spanje en Venetië; alleen voor Frankrijk en Duitschland had hij het gedaan omdat ook daar alleen, naar hem de boekhandelaars te Rome verzekerd hadden,

[pagina 260]
[p. 260]

gevaar voor herdruk bestond. Wat dit betreft was er een voorgaande voor de werken van kardinaal Tosco die alleen een pauselijk privilege hadGa naar voetnoot1), en hijzelf had hetzelfde ondervonden bij een conflikt met een drukker uit Venetië die dit werk, zonder zijn toelating. had willen drukken en wiens exemplaren waren aangeslagen geworden. Thans konden J. Keerberge en L. Beyerlinck nog maar alleen na schadeloosstelling aan den schrijver te hebben betaald, van de pauselijke censuur worden ontslagen. Het verlies dat hij bij die herdruk had geleden was klaarblijkelijk: hij had van zijn werk 1500 exemplaren laten drukken in Rome, ongeveer 800 waren in Italië verspreid tegen 25 realen per stuk, de andere 700 moesten verspreid in Frankrijk, Spanje, Duitschland en de Nederlanden. Twee honderd waren reeds naar Spanje verzonden wat 164,50 scudi onkosten had medegebracht: zij zouden er verkocht worden aan 35 realen per stuk. Maar toen kwam de Antwerpsche uitgave, gebonden, aan den prijs van 25 realen, waardoor de romeinsche uitgave terug naar Rome moest gestuurd worden en de verspreiding der andere 500 buiten Italië ook onmogelijk werd daar de Antwerpsche uitgave veel goedkooper wasGa naar voetnoot2).

In denzelfden zin schreef dan ook Maes aan den aartshertog hem tevens vragend als bemiddelaar op te treden en een schadeloosstelling te doen betalen, anders kon de zaak én voor censor én voor uitgever wel een bedenkelijken keer nemen: Farinacci beweerde dat het alleen maar van hem afhing de kerkelijke censuur te doen uitvoerenGa naar voetnoot3).

Zoo gemakkelijk echter gaf Keerberge niet toe: hij wierp de zaak over een anderen boeg en vatte de schadeloosstelling anders op. Volgens de laatste plakkaten was het hem toegelaten het boek, dat reeds eenmaal goedgekeurd was, te herdrukken, wat hij dan ook gedaan had, na de correctie ervan door den onderpastoor van St-AndriesGa naar voetnoot4). De bul van den paus had - zoo betoogde hij verder

[pagina 261]
[p. 261]

- geen bindende kracht voor de inwoners van Brabant, zoomin als voor Duitschland of voor Frankrijk; daartoe was het placet noodig: de Brabantsche privilegen lieten daarover geen den minsten twijfel toeGa naar voetnoot1). Indien deze bul van waarde kon zijn, zou dit een ernstige hinderpaal worden voor de nijverheid van het land daar het absoluut niet moeilijk was een dergelijk privilege te bekomen. Was ten andere zijne Hoogheid niet absoluut heerscher in zijn land, net als de koning van FrankrijkGa naar voetnoot2)? Farinacci had geen reden tot klagen: het was met zijn toestemming dat Keerberge zijn volledige werken drukte en in zijn brief van 10 December beloofde hij zijn aanvullingen tegen betaling van 100 gouden scudi en toezending van twee exemplaren. De uitgave van dit deel was ten andere een financieele mislukking: men had hem verzekerd dat de naam van den schrijver en de natuur van het onderwerp een breede verspreiding waarborgden. Maar in Spanje had hij maar 50 exemplaren kunnen plaatsen, in de Nederlanden evenveel, zoodat hij met het overschot der 500 exemplaren (getal der oplage) bleef zitten. Ware 't niet van de volledige uitgave van Farinacci's werken, hij zou er bij verliezen, alhoewel ieder exemplaar afzonderlijk minder dan 10 realen werd verkocht. Wat de belooning betreft waarover hij geschreven had, deze zou zijn als naar gewoonte tusschen de uitgevers: t.t.z. twee of drie exemplaren voor den schrijver niet uit verplichting, maar omwille der goede betrekkingen. En indien Farinacci wat te zeggen had, dan moest hij zich maar tot de rechtbanken van het land wendenGa naar voetnoot3).

Farinacci drong te vergeefs bij Maes aan. Op een nieuw schrijven van de aartshertogen antwoordde Keerberge nogmaals door te

[pagina 262]
[p. 262]

wijzen op het ongefundeerde van Farinacci's bedreigingen en op zijn eigen recht, gewaarborgd door de Blijde Inkomst, door de rechters van zijn eigen land alleen, geoordeeld te wordenGa naar voetnoot1). Wat te Rome daartegen werd gepubliceerd of geschreven was van geen tel, en de pauselijke bullen moesten eerst geplaceteerd worden: Farinacci's bedreiging de excommunicatie in Duitschland en in Frankrijk te doen publiceeren ten einde hem aldus in zijn handelsbetrekkingen aan te tasten, was dus nutteloos. Al de schuld lag bij Farinacci: hij moest maar het privilege der aartshertogen gevraagd hebbenGa naar voetnoot2).

Maes vond het geraadzamer dezen brief aan Farinacci niet te toonen: ook volgens hem had Keerberge ongelijk gehad den aartshertog van het pauselijk privilege niet op de hoogte te hebben gebracht; de brief was daarbij in dusdanige termen opgesteld dat het beter was hem niet te toonenGa naar voetnoot3). De aartshertog gaf zijn afgezant gelijk: hij moest het alleen maar mondelings vertellenGa naar voetnoot4). Wat Maes dan ook deedGa naar voetnoot5).

Intusschen was de zaak blijven aansleuren: Maes was reeds uit Rome vertrokken toen Farinacci haar weer ter hand nam om thans bepaald de groote middelen te gebruiken. Hij schreef aan den nieuwen gezant J.B. VivèsGa naar voetnoot6) om hem de zaak terug uit te leggen en te verklaren dat hij zich verplicht had gezien Keerberge door het gerecht te doen veroordeelen en het aldus in Rome, op de gebruikelijke plaatsen en bij de boekhandels, te doen bekend maken: hij was zinnens hetzelfde te doen in gansch Italië en ook daarbuiten. Beyerlinck had hij tot nog toe ontzien, maar indien deze Keerberge niet tot toegeving kon overhalen, zou hij tegenover hem dezelfde maatregelen treffenGa naar voetnoot7).

[pagina 263]
[p. 263]

Vivès zette de plichtigen aan toe te geven; Farinacci was door den paus goed gezien en zou, zonder twijfel, zijn bedreiging ten uitvoer brengen: alleen dank aan de bemiddeling van Vivès wou hij dit nog wat uitstellen. Indien zij niet de gansche som wilden betalen, zoo drong de gezant verder aan, dat men dan ten minste trachte tot een accoord te gerakenGa naar voetnoot1). Het was in dezen zin dat de aartshertogen thans handelden en bij Beyerlinck aandrongenGa naar voetnoot2). Als laatste poging werd de tusschenkomst van den bisschop van Antwerpen ingeroepen om Keerberge tot toegeving te bewegen; lukte ook dit niet, zoo liet de aartshertog Farinacci vrije handGa naar voetnoot3).

Keerberge - die wellicht zag dat de zaak ernstig werd - kwam eindelijk [12 October 1618] persoonlijk naar Brussel om zijn lang stilzwijgen en niet antwoorden op den brief der aartshertogen uit te leggen en te verontschuldigen. Hij was bereid aan Farinacci volgende voldoening te schenken: indien Farinacci de hem bij brief van 10 December beloofde aanvullingen stuurde, alsook de andere werken die hij onder handen had ten einde die verder uit te geven, dan zou hij hem 600 of 700 florijnen van het land, aan vier realen ieder, betalen. Daarbuiten zou hij, op eigen kosten, aan Farinacci nog drie exemplaren toezendenGa naar voetnoot4).

Farinacci ontkende energiek zijn aanvullingen te hebben beloofd tegen betaling van 100 gouden scudi: hij verklaarde Keerberge overal als geexcommunieerd te zullen doen uitroepen, met het groot gevaar in dusdanigen toestand te zullen sterven ‘et io restaro dannegiato nella borsaGa naar voetnoot5)’. Het was in antwoord op dit schrijven wellicht dat Keerberge zijn laatste voorstel deed: hij zou twee honderd gouden dukaten betalen alsook twee exemplaren sturen van al de werken van Farinacci door hem uitgegeven of nog uit te geven, op voorwaarde echter dat deze hem zijn aanvullingen liet geworden op de drie eerste deelen, de reeds gedane uitgaven wou erkennen en toelating gaf al zijn verdere werken te publiceerenGa naar voetnoot6).

[pagina 264]
[p. 264]

Intusschen echter was Farinacci overledenGa naar voetnoot1). Vivès was er van overtuigd dat hij, ware hij nog in leven geweest, zeker en vast dit nieuwste voorstel niet zou aangenomen hebben. Thans zou hij die zaak aan de erfgenamen overmaken: dit werd echter zonder belang, nu Farinacci dood was: ‘non me da... cuydado este negocio’Ga naar voetnoot2).

 

Hebben de erfgenamen van Farinacci het voorstel van Keerberge aangenomen? Wij weten het niet. In alle geval verscheen te Antwerpen, bij Keerberge, een volledige uitgave van Farinacci's werk, wat wel laat veronderstellen dat de zaak in orde kwam. Ons bleek het incident om verschillende redenen wel belangrijk genoeg om er de aandacht op te vestigen.

Eerst en vooral om de manier waarop de schrijver zijn auteursrecht wist te verdedigen. Dit geval is niet alleenstaande: wij willen alleen wijzen op een gelijkaardige moeilijkheid tusschen Moretus en Kardinaal Baronius, naar aanleiding van een verminkte uitgave van dezes Tractatus de Monarchia SiciliaeGa naar voetnoot3). Ook is het wel belangwekkend na te gaan in welke voorwaarden de groote werken van canonisch recht als deze van Farinacci werden gepubliceerd en hoe daarbij de concurrentie een gansch afzetgebied voor den schrijver kon afsluiten. Eindelijk en vooral om den persoon zelf van Farinacci. Het incident kadert wel in hetgeen wij weten van het leven en van het karakter van dien schrijver. De voorzorgen waarmede hij zijn auteursrecht wist te beschermen, de handigheid waarmede hij die bedreiging van excommunicatie hanteert en de steeds wederkeerende eisch naar ‘daden’ om schadeloos te worden gesteld voor zijn verlies, waarbij hij bitter het sterven in excommunicatie stelt naast zijn eigen schade in de beurs. Dit is wel de man waarvan Paus Clemens VIII zou kunnen gezegd hebben: ‘Farina ista bona est, sed non saccus cui illa includitur’.

Gent.

Hendrik J. ELIAS.

[pagina 265]
[p. 265]

I.
Kopij van den brief geschreven door Keerberge aan Prospero Farinacci.
Algemeen Rijksarchief te Brussel. Pap. Et. Aud. Nég. de Rome. Reg. no 451 fo 24.

Illustrissimo Sen̄or,

 

La de V.S. de 21 de ottobre recebi a la qual respondere con esta. Vei esta V.S. disgustado de que aya impresso su Tratado de Heresi a lo qual me se atrevido por ser libro muy util a) y provechoso para estas partes y aver melo aconsejado y mandado los sen̄ores de aca que tienen quenta con la religion catholica romana b). Otro si por imprimir como imprimo todas las obras de V.S. (por ser las de Aleman̄a tan male impressas) de las quales non pareciere bien faltasse esse tratado por ser uno de las mejores y mas conveniente para estas tierras y la mucha distantia que ay da Roma aca, y los pocos libros que vienen d'alla, non para dar algun disgusto siendo yo criado y servidor de V.S. lo qual V.S. 'me perdone y si gustare de algo en recompensa c) d'ello me mande que servire a V.S. como esto yo obligado. En quanto las aditiones che tiene V.S. echas al dicho tratado si V.S. es servido de embiarmelas recibire merced de que V.S. me avise lo que quiere por ellas pues non desseo otra cosa que dar gusto a V.S.

Las aditiones que tiene V.S. echas a sus demas obras por las quales se offrescido por via del sen̄or Andrea BrugiociliGa naar voetnoot1) cien escudo en oro, los se querido para ponerlas en sus lugares pero como agora ya estan quasi impressas no sera possible con todo esso dare a V.S. los dichos cien escudos en oro por las dichas aditiones y las pondre detras de cada un tomo. V.S. me haga merced de responderme con el primiero y mandarme en cosas de su servicio. Con tanto guarde Dios a V.S.

Amberes, en 11 de novembre 1616.

De V.S. Illmo criado

JUAN QUEERBERGIO.

Kant-teekeningen van Farinacci

a)Senza dubio che l'interesse et utile del stampatore è causa d'haver poco curato l'anima sua.
b)Questi tali non hanno autorità di conceder licenza contra la forma delle censure apostoliche, et privilegio papale, et il stampatore molto ben vedeva dalla lettura del privilegio che la licenza essere dell' auttore del libro et non d'altri.
c)Confessa l'errore tacitamente et offerisce la ricompenza del danno, perô non basta la sola offerta, bisogna far li fatti et non le parole.
[pagina 266]
[p. 266]

II.
Kopij van den brief geschreven door L. Beyerlinck aan Prospero Farinacci. - Ibid. fo 24 vo-25.

Illustrissime atque amplissime Domine,

 

Gratulor huic fortunae quae ansam praebuit Amp. D.T. compellandi: eo magis quod ostium benevolentiae eiusdem mihi aperiendum persuadeam, et viro illo collocuturus, cuius fama orbi nota iam dudum emeriti honoris tropheum statuit. Causa scriptionis haec est. Devenerat a paucis mensibus in manus meas exemplar sane eruditum de Haeresi, studio et eruditone eiusdem T.D. luce donatum. Legi cum voluptate, et adeo placuit ut non solum id omnibus commendandum censerem, sed et cogitarem de revisione procuranda, cum quod argumentum illud si alibi, hic certe ubi pestem illam intra patriae viscere fovemus; esset vel maxime necessarium; tum quod tarde admodum, nec sine maximo sumptu, exemplaria ab Urbe peti possint, et pro loci huius exigentia distribui, atque iam maturam messem sperarem ex iis, quae hic excuderentur, antequam fructus aliquis ab aliis e longinquo petitis expectaretur. Itaque re communicata cum iis, qui mecum censoris officio funguntur a), et pravitatis haereticae inquisitionem administrant, Joanni Keerbergio bibliopoleo, viro, et civi probo, ea cura demandatur, qui, ut est zelosus pro domo Dei, intuitu eorum quae praemissa, quodque nullum speraret incommodum, multo minus praeiudicium b) fore eidem T.D. amplissimo, fideliter agressus est opus, et ad optatum finem perduxit, non considerata censura S.S.D. Nri. c), quam neque ego consideraveram. Quod enim privilegium caesareum, cum illud solum Germaniae serviat, hic locum non habet, ubi praefata exemplaria dumtaxat distrahentur. Et quamvis etiam breve apostolicum eidem insinuatum non fuerit, neque per placitum Serenissimorum Principum nostorum permissum publicari, quod hic necessarium videtur; nihilominus ut nos filios Ecclesiae declaremus, eamque audire nos velle, rogamus cum ego, tum praefatus Keerbergius, quatenus D.T. illustrissimus hunc conatum nostrum, et studium cum eidem placendi, eiusque nomen propagandi:Ga naar margenoot+ tum Dei honorem per eruditam illam tractationem tam necessarii argumenti || promovendi aequis oculis aspiciat, et cum res nunc ita se habeat, quod universum opus ad finem devenerit, permittat exemplaria nunc parata distrahi in hisce provinciis d), ut ad quas sufficentia ab Urbe suppeditari non possent: atque patiatur nos hac ratione sibi manere aeternum devinctos. Ego certe, et operam meam libens impendam eidem D.T. eamque Keerbergius qua potest humanitate offert, non omissurus, ut gratiam illam insigni etiam gratitudine compenset e). Admodum desideramus hic notas eiusdem T.D. adserendas operi vel inserendas; quas si typis eiusdem bibliopolei committere non fuerit dedignata, efficiet profecto, ut Ecclesia in hoc terrarum angulo labefactata sentiat emolumentum, neque patiemur ut tantus favor debita remuneratione destituatur. Ita Deus D.T. incolumitatem donet, cui ego mansero semper devotus.

Laur. Beyerlinck

Archipresbyter Eccl. Cattedr. Antverpiensis.

 

Antverpiae, 11 novembri 1616.

[pagina 267]
[p. 267]

Kantteekeningen van Farinacci

a)Eo magis in culpa videtur ille censor cum ad eius officium spectabat servare papale privilegium, censurasque Smi timere.
b)Vana excusatio cum preiudicium authoris notorium et evidens erat.
c)Hinc contemptus censurarum oritur. Cur enim censuras praesentas non consideravit? Consideravit, et spernit, et ista est veritas.
d)Sed interim libros etiam ad Hispaniam transmisit.
e)Non verbis sed facto opus est.

III
Prospero Farinacci aan Philippe Maes. Ontvangen te Rome den 11 Februari 1617. Ibid. fo 22 - Oorspronkelijk.

Illustrissimo et Eccelentissimo Signore.

 

S'il magistro Giovanni Queerbergio stampatore in Anversa, et il signore Lorenzo Beyerlinck arciprete della Cathedrale (qual confessa nelle sue littere haver dato licenza à detto Queerbergio di stampare il mio Trattato de Haeresi, senza haver consideratione alcuna alle censure, et privilegio del Papa) havessero notificato detto privilegio e censure al serenessimo Arciduca suo, e mio signore, son securo che S.A. non havrebbe mai permesso che detto libro si stampasse senza mia licenza; ô almeno n'havrebbe fatto scrivere à V.E. per informatione essendo quel Prencipe religiosissimo e zelante della giurisdittione ecclesiastica, et authorita apostolica.

Il non haver'io supplicato il privilegio de S.A., si come ho procurato quello dell' Imperatore, e di Francia, non è stato per contempto alcuno; Absit. si come ne tàmpoco mi son curato del privilegio di Spagna; et di Venetia: mà ho cosi tralasciato, perche cosi me si diceva dà librari di Roma il pericolo di ristampar questo libro esser solo in Francia, et in Germania, e non altrove. Che s'io havessi havuto sospetto del contrario, certa cosa è ch'havrei supplicato S.A. per detto privilegio, et havrei confidato nella benignità di quel Prencipe, che me n'havrebbe fatto gratia, si come V.E. m'ha detto a bocca; e cosi sono andato credendo, che con l'essempio dell' opere del cardinale Tosco, le quali havendo solo il privilegio del Papa, dell'Imperatore, et del Re di Francia (come ho io) mai sono state stampate altrove.

S'aggionge ch'in Venetia, di dove io non ho privilegio alcuno, essendo stato ristampat'il mio Trattato de Haeresi da un Giovan Battista Pulciani con licenza delli signori deputati di quella Republica et anco dell'inquisitore generale del Sant'Offitio, alli quali detto Pulciano (sic) per ottener la licenza, non diede notitia del privilegio papale, scoperta la fraude, e la contraventione, detti libri son stati sequestrati, et impeditone il smaltimento, sin che non hà la mia licenza. E cosi, et molto piu dev'io sperare al serenissimo Arciduca, principe (come ho detto) religiosissimo et obedientissimo alla sede apostolica.

[pagina 268]
[p. 268]

Stando per verità questo fatto, come di sopra, io non credo haver commesso errore alcuno; mà si bene l'arciprete, et il stampatore sono incorsi nelle censure imposte dà sua Santità ipso facto: nelle quali hoggi si trovino legati, ancorche forsi poco lo conoschino, ne possono esserne assoluti, che prima non me ricompensino delli danni, et interessi patiti; si come già conoscendo l'errore loro, nelle sue littere m'offeriscono, ch'altro non desidero, ne altro supplico. Mà dove bisognano li fatti, la parola con la semplice offerta non basta. Et certo non varrei haver occasione di rivalermi contra essi in altro modo, che con l'intercessione di V.E., la quale perô supplico con ogni maggior humilta a favorirmi appresso à S.A.

Li danni et interesse patiti per esser stato stampat'in Anversa il mio Trattato deGa naar margenoot+ Haeresi sono evidenti; || perche havendon'io fatti stampar'in Roma con gran spesa 1500, et havendone distribuito per Italia dà ottocento in circa à ragione di venticinque reali l'uno, designava li settecento che mi rimanevano distribuirli per la Francia, per la Spagna, per la Germania, e per la Fiandra, et già à quest'effetto n'erano stati mandati in Spagna duecento con spesa di scudi 164, 50 li quali erano con quelli librari di Spagna pattuiti per reali trentacinque l'uno sciolti. Mà essendo arrivati questi di Anversa, chi si danno legati per venti reali, quelli sono restati à dietro, e non trovandos'à vendere, s'è dato ordine ci reconduchino à Roma, e cosi gl'altri 500 volumi, che mi pensavo smaltirli fuor d'Italia, pure restaranno à dietro, e non si trovaranno à vendere per il prezzo, che sono venduti gl'altri poiche questi d'Anversa si danno à motto meglio mercato.

De V.E. Illustrissima

Humilissimo servitore

PROSPERO FARINACCI.

IV.
Brief van Keerberghe aan den aartshertog. Ibid. Reg. 451 fo 62-63. - Oorspronkelijk.

Monseigneur,

 

Pour obéir aux commandemens que V.A. Serme m'a faict par lettre du secretaire Fritema du 16e de ce mois, en laquelle m'est enchargé de servir de response sur celles de Messire Philippe Maes resident pour les affaires de V.A. en la court de Rome, et les pieces y joinctes, touchant les doleances du docteur Prospero Farinacio, il plaira scavoir a V.A. que le traicté dudit Farinacio de Haeresi, ayant esté trouvé bon et prouffitable pour ces pays, tant par l'archiprebstre de l'église cathédrale de ceste ville, que aultres gens ecclésiasticques, ils m'ont instigé et en effect ordonné de proceder a l'impression dudict traité pour causes entre aultres, qu'il ne pouvoit de Rome venir qu'a tres grands fraiz, et non en telle quantité qu'ilz pensoient estre necessaire pous ces pays. Et considerant qu'il n'y avoit aulcune defence de V.A. et qu'en suite des derniers placcarts, il m'estoit permis de reimprimer ledit livre, comme une fois approuvé, je m'y suis mis et en ay achevé l'impression, apres que le vicepasteur de l'eglise St. Andrieu en ceste ville, licentié en Theologie, homme tres docte, a ma requeste s'avoit employé non seulement a la distincte impression des citations avecq divers

[pagina 269]
[p. 269]

characteres, mais aussy a la correcte edition dudit livre, pour crainte de quoy seulement ledit Farinacio avoit Impétré de sa Sainteté la bulle mentionnée en ses lettres. Pourquoy n'at ledict Farinacio aulcun subiect de se plaindre touchant ladite impression, car ladite bulle n'at non plus peu obliger les vassaulx et manans de ce pays de Brabant que ceulx de France ou d'Allemaigne, ou il at impétré especial octroy,Ga naar margenoot+ car les privilèges de Brabant || sont plus que notoires au regard des bulles et ordonnances apostolicques, a scavoir qu'Icelles n'obligent les subiects de Brabant, sinon apres y avoir este publiees par expres placet de V.A. ou de son conseil souverain, comme aussy ce seroit un préjudice tres grand pour ces pays, en cas que par telles bulles (dont se faict la concession tres facillement et sans recerche des inconveniens pour les pays lontains) l'on pourrait lier les subiects de V.A. et empescher la liberté des manufactures esquelles git la prosperite fondamentale de ces pays. Ayant ledit Farinacio a imputer a soy mesme qu'il at negligé le placet de V.A. dont la souveraineté en ce pays n'est moindre que celle du Roy en la France, et partant ayant faict ce que de droict m'a esté permis, je n'ay faict tort a quelqu'un, ains grand benefice au pays, pour ce voisinaige des hereticques, et honneur à l'auteur, lequel at d'aultant moindre raison de se plaindre, que c'est de sa bonne volonté que j'imprime tous ses oeuvres parcydevant fort mal et incorrectement évulguez en Allemaigne, m'ayant a cest effect accordé, moyennant la somme de cent escuz d'or et deux exemplaires completz, ses additions, en suitte de sa lettre du 10e de decembre dernier. Dont se voit aussy tres clairement que la recompense de ses dommaiges pretenduz n'est aucunement fondée, oultre ce que je me trouve deceu en la persuasion qu'on m'a faict dudict livre, qu'il seroit, pour son subiect et la grande renommee de l'auteur de fort bonne vente; car n'en ayant distribué en Espaigne qu'environ cincquante exemplaires, et n'en estants vendu pardeça que semblable quantité, le reste des cinq cents (a quoy l'impression separee dudict Traicté monte) me demeure sur les bras, et ne fut l'impression de tous les oeuvres,Ga naar margenoot+ avecq lesquelz je les espere debiter, j'en || serois grandement endommaigé, nonobstant que je vends ledict Traicté apart a moins de dix reaulx, au lieu que l'auteur vend les siens vingt et cincq reaulx. Touchant la gratitude ou récompense mentionnee en celle que j'ay escript audict Farinacio, icelle Sera comme entre les imprimeurs l'on est accoustumé de faire, asscavoir en donnant a l'auteur un couple deux ou troix d'exemplaires non par obligation, mais pour ta bonne correspondence qu'llz cerchent tenir avecq les auteurs. A cause de tant quoy je supplie tres humblement Vre A. Serme qu'icelle soit servie, en advertissant ledit messire Philippe Maes de ce que dessus luy faire entendre que ledit Farinacio s'abuse grandement en ce qu'il pense que je serois encouru les censures de ladite bulle, ains qu'au contraire cela impugne la preeminence, haulteur et souveraineté de V.A. et les privileges de ce pays, en suitte desquelz veuillant icelluy Farinacio pretendre chose aulcune, il se doibt addresser aux consaulx et juges de V.A. a tel effect etabliz. Et finissant ceste prieray le tout puissant

Monseigneur,

de prosperer les heroicques emprinses de Vre A. Serme, d'Anvers le 22me de mars 1617.

De Vre Altesse Serenissime

Tres humble et tres obeissant vassal et serviteur

JEAN KEERBERGHE.

[pagina 270]
[p. 270]

V.
Brief van Keerberghe aan den aartshertog. Ibid. fo 143. - Oorspronkelijk.

Monseigneur,

Il a pieu a Vre Alteze Serenissime de m'envoyer par lettres du secretaire Fritema de l'onziesme de ce mois ce que le conseiller Maes resident pour les affaires de V. Alze a la court de Rome replicque de la bouche et sur l'affaire du Docteur Prospero Farinacio, et sur icelle rescrivant je prie V. Alteze de vouloir prendre regard a mes precedentes au contenu desquelles ne sachant que dire ou avecq fondement replicquer ledict Farinace, il procede a pures menaces, et me tasche de faire condescendre, par l'interposition de V. Alteze a ce a quoy je ne suis tenu en aulcune maniere, chose non seulement mal seante pour la qualité de sa personne, mais aussy telle que ne merite aucunement que Vre Alteze en soit molestée, d'aultant moins que selon les Joyeuses Entrees chascun doibt estre traicté pardevant les juges a ce establiz. L'ignorance de quoy, et que ny excommunications ny adiournemens a Rome se peuvent exploicter contre les subiects de Vre Alteze, selon les notoires privileges, et qu'oultre ce les bulles apostolicques ne sont en ces pays d'aulcune efficace sans especial placet, faict tomber le mesme Farinacio en grand erreur, quand il presume et se vante qu'il peult proceder a ma charge par excommunion faisant l'advertence par affixion de billets tant en Allemaigne qu'en France, pour par ce moyen (intention peu chrestienne) m'oster toute ma correspondence, trafficque et commerce, mais s'il pense estre fondé pour obtenir quelque chose contre moy par voye de droict, bien lui convienne, d'intenter son action ainsy qu'il appertient, sans que je me treuve enGa naar margenoot+ aulcune chose son debiteur, puis qu'a luy est a imputer et non pas a || moy qu'll n'at procuré le privilege de Vre Alteze et cessant icelluy ne porte l'usance ou droict de ce pays qu'on ne pourroit imprimer livres sans le sceu et permission de l'autheur, ou preallable advertence de Vre Alze ou de Messieurs de son Conseil Privé, nonobstant qu'il y auroit bref apostolicq, tandis qu'il n'est publié par placet en ce pays. Et finissant ceste, prieray le Toutpuissant

Monseigneur

de prosperer les heroicques emprinses de Vre Alteze Serenissime d'Anvers le 20 de juing 1617.

De Vre Alteze Serme

Tres humble et tres obéissant vassal et serviteur

JEHAN KEERBERGHE.

VI.
Brief van Farinacci aan Vives. Ibid. Reg. 452 fo 119. - Oorspronkelijk.

Illustrissimo et Reverendissimo Signore

 

Accio io facessi stampar'in Roma il mio Trattato de Haeresi, si come fu stampato, Nro Sigre mi concedè un privilegio, che nessun'altro lo potesse stampare, etiam extra statum ecclesiasticum, sub poena excommunicationis latae sententiae. Non

[pagina 271]
[p. 271]

ostante detto Privilegio, et in disprezzo delle censure comminate in esso Gio. Keerbergio stampatore in Anversa, hebbe ardire di stamparlo in detta città, e mandarne, si come ne mandó gran'quantità de volumi in Spagna, et altrove. Per il che io ne ho ricevuto notabilissimo danno in molti centinara di scudi, e quel ch'e peggio a detta stampa gl'ha dato licenza il Sr Arciprete della cathedrale d'Anversa chiamato Laur. Beyerlinck e perche detto stampatore, e detto Sr Arciprete, sin qui non m'hanno reintegrato detti danni, et interessi, sicome n'havevano dato qualche intentione, son stato forzato con la via di giustitia far'dichiarar'scommunicato esto Giovanni, e pertale publicatolo ne luoghi soliti di Roma, e per tutti li librari, si come anche son'per far'il medesimo in tutte le piazze d'Italia, e fuor d'Italia, s'egli non mi da sodisfattione. Ho portato sin'qui respetto al detto Sr Arciprete per la qualita della sua persona, ma se esto, che e causa con la sua licenza di tutt'il mio danno non opera ch'io sia reintegrato, lo farro dichiarare, e publicare scommunicato, si come ho fatto al Keerbergio. E per non venire a questi inconvenienti supplico V.S. Illma resti servita scrivere a quelli principali ministri del suo Sermo Principe, acció commandino a detto stampatore, che mi dia giusta sodisfattione, essendo cosi dovere. Che de tutto gle ne terro perpetuo obligo, et humilissimamente li faccio riverenza. Di casa, li 22 di Giugno 1618

Di VS. Illma et Rma

Humilissimo Servitore

PROSPERO FARINACCI.

VII.
Brief van Prospero Farinacci aan Vives. Ibid. fo 221. - Oorspronkelijk.

Illmo et Rmo Sigr mio Colmo

 

Il stampatore d'Anversa si come non si cura di stare ligato con le censure, et non stimandole in peccato mortale, cosi meno fa conto di dire al Sr segretario di S.A. Serma le bugie, cioè che io con mie lettere delli X decembre 1616 habbia promesso darli le mie additioni all'opere già stampate, oltre altri trattati che tenevo in ordine per aggiugnere a dette opere. Mostri questa lettera, che si trovara la verità, la quale e questa che mi contentavo darli dette additioni con recognitione di scudi 100 d'oro, et un corpo di tutta l'opera da lui stampata, promettendomi per lui in Roma Andrea Brugiotti libraro al Sole in Parione di pagarmi detti scudi cento, consignato ch'io gl'havesse dette additioni le quali non gle le consignai, perche esso Andrea, non me ne volse far'obligo in scriptis. Del tutto ne fu avvisato il stampatore in Anversa, il quale respose che se li mandassero l'additione, che dopoi la ricevuta d'esse havrebbe sborsato il denaro. Che pero non gle le mandai, perche volevo in Roma il denaro, o sigurta, e non andare in Anversa a rescoterli, ne mai si trovara ch'in detta lettera delli 10 decembre 1616 io l'habbia scritto, ne promesso oltre all'additioni darli altri trattati. Questa e una espressa bugia. Siche il stampatore scommunicato sara da me publicato per tutte le piazze, e fiere, dove pratticano

[pagina 272]
[p. 272]

librari con evidente pericolo dell'anima sua morendo in questi termini, et io restaro danneggiato nella borsa. Questo e quanto m'occorre dire à V.S. Illma in resposta dell' offerta fatta a detto Sr segretario dal stampatore et humilissimamente li faccio riverenza. Di casa li 3 novembre 1618

Di V.S. Illma et Rma

 

Humilissimo et Devotissimo Servitore

PROSPERO FARINACCI

VIII.

Dominus Keerbergius paratus est solvere Illustrissimo Domino Propero Farinacio summam ducentorum ducatorum aureorum et transmittere ad urbem suo sumptu duo exemplaria omnium operum, editorum ac edendorum dicti Domini Farinacii. Si modo illustrissimus dominus Farinaccius dignetur transmittere additiones ad suos tres priores tomos (si nondum fuerint impressae) et confirmare editionem operum hactenus a D. Keerbergio factam et dare licentiam imprimendi omnia opera dicti D. Farinacii edita vel edenda, non obstantibus bullis Pontificiis, et privilegiis Principum.

 

Kopij. Ibid. Reg. 453 fo 6.



illustratie

voetnoot1)
Vgl. over Farinacci: Tiraboschi. Storia delta Letteratura italiana. Dl III. Milaan, 1833, bl. 594. alwaar echter als datum van overlijden aangegeven staat 1613, wat door de meeste handboeken en encyclopedieën werd overgenomen. Von Schulte. Die Geschichte der Quellen und Literatur des Canonischen Rechts von der Mitte des 16 Jahrhunderts bis zur Gegenwart. Dl I, bl. 462. Stuttgart, 1880. Aldaar: ‘Sein Ruf als Criminalist war enorm... Seine Werke gehören zu den ausführlichsten über das Criminairecht, werden in den Relationes der Congr. Conc. oft citirt’: het Tractatus de Haeresi wordt er als een zeer bizonder werk opgegeven.
voetnoot2)
Men vindt deze uitspraak onder ietwat verschillenden vorm aangehaald. Bij Tiraboschi l.c. luidt zij: ‘Cotesta vostra farina è ma il sacco in cui racchiudesi è sudicio e sporco’. Wij geven het latijnsch citaat volgens Wetzer und Welter's Kirchenlexikon, 2de uitg., Dl IV, Freiburg, 1886, s.v. Farinaccius.
voetnoot1)
‘Opdat niemand, zoowel in de stad Rome en den ganschen, ons rechtstreeks of onrechtstreeks onderworpen kerkdijken staat, als buiten den gezegden staat, zonder bizondere vergunning van den genoemden Prospero, of van zijn erfgenamen en opvolgers, of van zijne of hun rechthebbenden, kunne of moge dit boek drukken, of het door een andere of anderen zonder een dergelijke vergunning gedrukte, verkoopen, te koop houden of te koop aanbieden..., daarom verbiedende aan al de christen geloovigen van beider kunne, in 't algemeen en in 't bizonder, vooral aan de boekdrukkers en de boekhandelaars op welke wijze ook het aan te durven of te ondernemen, zonder een dergelijke vergunning, gedurende de gezegde 20 jaren, het voornoemde boek of een deel ervan, zoowel in groot als in klein formaat, zelfs onder voorwendsel van verklaringen of aanvullingen of uitleggingen, zoowel in de stad en in het overige gedeelte der kerkelijke staten als daarbuiten, te drukken of het door een ander gedrukte te verkoopen, te koop te houden of te koop aan te bieden, namelijk in de gezegde stad en kerkelijke staten op straf van 500 gouddukaten der pauselijke kamer en verbeurdverklaring der boeken en van gansch zijn zetsel..., buiten de kerkelijke staten echter op straf van excommunicatie, door het feit zelf op te loopen straffen.’
voetnoot1)
Zie over hem: Nouvelle Biographie Générale. Dl 44. Parijs, 1868, col. 462.
voetnoot2)
De opsomming zijner werken bij C. Sommervoghel. Bibliothéque de la Compagnie de Jésus, Dl III (1892), col. 1142.
voetnoot3)
Vgl. F. Olthoff. De Boekdrukkers, Boekverkoopers en Uitgevers in Antwerpen... Antwerpen, 1891, blz. 54 waar echter een vergissing moet zijn, in datum of persoon, bij de aanteekening over de opsluiting van Keerberghe.
voetnoot4)
Vgl. Biographie Nationale, s.v.
voetnoot5)
Ibidem. Niet te verwarren met den afgezant der aartshertogen te Rome.
voetnoot1)
De briefwisseling is te vinden in het Fonds des Papiers de l'Etat et de l'Audience. Négociations de Rome. Reg. nr 450 tot 453.
voetnoot2)
Men raadplege over hem: G. Fumagalli. Lexicon Typographicum Italiae. Dictionnaire géographique de l'Italie poot servir à l'histoire de l'imprimerie dans ce pays. Florentië, 1905, bl. 356.
voetnoot3)
Bijlage I.
voetnoot1)
Bijlage II.
voetnoot2)
Kantteekeningen van Farinacci bij de twee voorgaande bijlagen.
voetnoot3)
Over dezen Maes, en de organisatie van het belgisch gezantschap te Rome vindt men alle inlichtingen bij L.V. Goemans. Het belgisch gezantschap te Rome, onder de aartshertogen Albrecht en Isabella (1600-1633). Eeckeren-Donck, z.j. [1909]. Overdruk uit de Bijdragen tot de geschiedenis bizonder van het aloude hertogdom Brabant, 1907-1909.
voetnoot4)
Brief van Maes aan de aartshertogen, 10 December 1616. Reg. 450 fo 247. Het afschrift van het pauselijk privilege is er bij gevoegd, fo 249-250.
voetnoot1)
Vgl. Bijlage VII.
voetnoot2)
Sekretaris de la Faille aan Philippe Maes, bij bevel der aartshertogen, 14 Januari 1617. Reg. 451, fo 1.
voetnoot3)
Maes aan de la Faille, ibid., fo 14, 4 Februari 1617.
voetnoot1)
Vgl. over hem en over zijne werken: Moroni. Dizionario di erudizione storicoecclesiastica. Dl LXXIX, Venetië, 1856. Kardinaal Tosco stierf in 1620.
voetnoot2)
Bijlage III.
voetnoot3)
Maes aan de aartshertogen, 10 Februari 1617. Reg. 451 fo 20. De rekening van Farinacci voor de zending boeken naar Spanje, ibid. fo 21.
voetnoot4)
Zie deze plakkaten bij: V. Brants. Recueil des Ordonnances des Pays-Bas. Règne d'Albert et d'Isabelle 1597-1621, 2 vol. Brussel 1909-1912. Aldaar het reglement der Antwerpsche drukkers, dl II, bl. 129, waar over een dergelijk geval echter niet gesproken wordt.
voetnoot1)
Over dit vraagstuk van het placet voor pauselijke bullen, zie: E. Poullet. Les constitutions nationales belges de l'ancien régime à l'époque de l'invasion française de 1794. Brussel, 1875, bl. 113 vlgd, [Académie Royale de Belgique. Mémoires couronnés]. A. Müller. De placito regio. Dissertatio historico-canonica. Leuven, 1877. Ook: A. Gaillard. Le Conseil de Brabant. Histoire, organisation, procédure. Brussel, 1902, dl II, bl. 88.
voetnoot2)
Deze opvatting van Keerberge kadert wel in de algemeene evolutie der gedachten in de Zuidelijke Nederlanden bij het begin der 17de eeuw en beantwoordt volkomen aan de tendenz tot centralisatie en absolutisme die men alsdan ook in de wetgeving kan vaststellen. Zie: H.J. Elias. L'église et l'état. Théories et controverses dans les Pays-Bas Catholiques au début du 17e siècle in Revue Belge de Philologie et d'Histoire, Dl V, bizonder blz. 918 en vlgd.
voetnoot3)
Bijlage IV. Deze brief werd door de aartshertogen overgemaakt aan Maes ter mededeeling aan Farinacci. Brief der aartshertogen, 13 April 1617, Reg. 451, fo 61.
voetnoot1)
Vgl. voor dit privilege de non evocando extra patriam, E. Poullet. Mémoire sar l'ancienne constitution brabançonne [Histoire de la Joyeuse entrée de Brabant et de ses origines]. Brussel, 1863 [Mémoires couronnés... de l'Académie Royale de Belgique t. XXXI], de inhoudstafel s.v. Juridiction ecclésiastique.
voetnoot2)
Bijlage V. Ook deze brief werd door de aartshertogen doorgestuurd. Reg. 451 fo 142 vo (24 Juni 1617].
voetnoot3)
Maes aan sekretaris de Fritema, 15 Juli 1617. Reg. 451, fo 162.
voetnoot4)
Ibid. 5 Augustus 1617, fo 191.
voetnoot5)
Ibid. 25 Augustus 1617, brief van Maes, fo 210.
voetnoot6)
Vgl. het hierboven aangehaalde werk van L.V. Goemans, Het Belgisch gezantschap.
voetnoot7)
Bijlage VI.
voetnoot1)
Brief van Vivès, 23 Juni 1618. Reg. 452, fo 123.
voetnoot2)
Brief aan Vivès, 14 Juli 1618. Ibid. fo 136.
voetnoot3)
Brief van de regeering aan den bisschop van Antwerpen, 28 September 1618, ibid., fo 190. Bericht van dezen brief aan Vivès, 29 September 1618, ibid., fo 191.
voetnoot4)
Brief aan Vivès, 13 October 1618, ibid., fo 203.
voetnoot5)
Bijlage VII.
voetnoot6)
Bijlage VIII. Brief van den aartshertog aan Vivès, Reg. 453, fo 5 [12 Januari 1619].
voetnoot1)
Men merke op - zooals wij hierboven reeds schreven - dat het jaar van zijn overlijden meestal fautief aangegeven wordt.
voetnoot2)
Brief van Vivès, 2 Februari 1619. Reg. 453. fo 30 vo.
voetnoot3)
Vgl. H. Moretus. L'édition plantinienne des ‘Annales Ecclesiastici’ du Cardinal Baronius in Sept Études publiées à l'occasion du 4me centenaire du célèbre imprimeur Anversois Christophe Plantin. Uitg. Musée du Livre, Brussel, 1921, bl. 17-27.
voetnoot1)
Vgl. hierboven bl. 257, n. 2.

margenoot+
fo 25

margenoot+
vo

margenoot+
vo
margenoot+
fo 63
margenoot+
vo


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • H.J. Elias


datums

  • 11 november 1616

  • 11 februari 1617

  • 22 maart 1617

  • 20 juni 1617

  • 22 juni 1618

  • 3 november 1618