Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gulden Passer. Jaargang 58-59 (1980-1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gulden Passer. Jaargang 58-59
Afbeelding van De Gulden Passer. Jaargang 58-59Toon afbeelding van titelpagina van De Gulden Passer. Jaargang 58-59

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.07 MB)

ebook (11.73 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gulden Passer. Jaargang 58-59

(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Den hoochmoghenden ende onverwinlicken Maximiliaen, Keyser van Romen, Coninck van Hongarien, ende Bohemien, Eertshertoch van Oostenrijck, &c. sijnen aldergenadichsten Heere.



illustratie

 
Wie heeft, o mogende Keyser, so ionck gheiaert
 
Dus rijckelick begaeft met aldusdanigen eere,
 
En met een herte dat nerghens door en is verwaert?
 
Hoezwaer d'almoghende opperste Heere,
 
Die Hemel en Aerde regeert telcken keere,
[pagina 21]
[p. 21]
 
En gaf noyt sulcx lichtelic den mensche sterflick hier.
 
Want de snelle fame gaet ouer al euen seere,
 
Hoe dat ghy alreets dry croonen zijt verwerflick hier.
 
U heeft Roomen vercosen een Coninck erflick hier,
 
Die een moeder is der wetten en Latijnschen rijcke,
 
U gheuende tijtel en naem onafkerflick hier
 
Van Augustus: der Keysers triumphen autijcke
 
Vernieuwende, door datter gebeuren sal publijcke.
 
U roepen oock van Hongarien d'uyterste palen
 
Tot haren Coninck, die met grooten onghelijcke
 
Tot noch toe verdruct geweest zijn door zo veel quaelen,
 
Biddende dat ghyse wtet gewet wilt halen
 
Der Turcken, dier so veel hebben ghebracht ter doot,
 
Op datse door v versterct, mochten betalen
 
Haer vianden, die so dic met haren bloede root
 
De wateren geverwt hebben der Donouwen groot.
 
Oock heeft v Bohemia (met boomen seer dicht
 
Rontsomme beset tot haren Coninck minioot
 
Nu ouer langhe gehadt, waer door sy seer licht
 
In haren eersten staet seer vast sal worden ghesticht:
 
Dees Rijcken strijden voor v al t'samen eenpaer,
 
En ontsien alleen v Coninclick ghericht,
 
Hopende dat ghy wt so veel perijckelen haer
 
Verlossen sult, brenghende in corter stonden
 
Allen volcken weder een gulden werelt claer,
 
Op dat onder v peys en vre werde beuonden
 
Duer al, en dat alleene (dits haer vermonden)
 
Ghy een Rechter en beschermer der weerelt blije
 
Sijn soudt, ende dat t'uwer liefden wt alle gronden
 
Den twist der Religien tot desen tije
 
Werde gheroeyt, en dat elck met herten vrije
 
Eenen God aenriepe salich en voorspoedich.
 
Dits dat elck wenst die wijs is int enge en wije,
 
En dat t'volcs stemme roept des toecomens vroedich.
 
Het Spaensch regiment heeft in v ioncheyt moedich
 
U gheleert, en t'perijckel des doots versmadich
 
Daer ghy in vielt, door t'siagens dwalen onbehoedich,
 
Hoe groot dat uwe crachten weldadich
 
En v verstant zijn soude, en dat ghy genadich
 
Thooft des werelts, noch werden sout, van elcken bemint
 
Ia der menschen geneuchte, wijens lof sucadich
 
Alle Poëten singen souden wel ghesint.
 
So heeft dan d'opperste Godt in den Hemel bekint
 
U met d'aldermeeste ghiften en swerelts percken
 
Beghaeft, regerende al wat u is ontrint.
 
Want Iuppiters vogel, so elck mach mercken
 
U brenghende is dry croonen met sijnen vlercken,
 
Waer af de Roomsche de principaelste is voorwaer,
 
Welcke een Goddinne altijt tot haers verstercken
 
Bewaert, oock heeft een wolfinne wt deernisse daer
 
De tweelingnen met haren mammen gevoedt seechbaer
 
Gheuende t'beginsel der Romeynscher stede,
 
Die met haerder rechter hant eenen olijftack swaer
 
U biedende is, met eenen vasten vrede.
 
En dat ghy voor als sorge dragen wilt, dits haer bede.
 
Noch zijnder de seuen Riuieren, die onderdaen
 
Uwen sceptere in Hongarien mede
 
T'selue begheeren, gheuende v te verstaen
 
Hoe dat een Coninck altijts so moest zijn bevaen
 
Met sorgen, ghelijck sy zijn int loopen gestadich,
 
En toesien in alle plaetsen daert qualick mocht gaen:
 
Dat wilt en begeert de droeue Maecht beladich
 
Mette wapenen: by haer is staende beradich
 
D'altemmende Deucht, en den witten leeu seer fier,
 
Die t'hooft is alder wilder dieren onversadich,
 
Den welcken die van Bohemien nu geuen hier
 
Hem seggende te sijne d'alderstercste dier,
 
Onder v, O Maximiliaen verheven.
 
Maer met corten woorden wil ick verhalen schier,
 
Wat hope uwen vaderlande is ghebleuen,
 
Dats, dat sy door v noch sal sonder sneuen
 
Een eynde vercrijgen van al haer verseeren,
 
En dat ghy, hebbende alle boosheyt verdreuen,
 
Binnen Bizantien sult stellen t'uwer eeren
 
Tropheen, die v victorien sullen leeren.
 
En dat onder v de Religie pure,
 
Met de Eerbaerheyt corts sullen wederkeeren.
 
Verre sal vertrecken alle onweder sture,
 
Sonder eenige wolcke tot elcke ure
 
Sal den Hemel altijt blincken: in alle länden
 
Salmen v alleen Coninc groeten goet van nature,
 
En als ghebroken sullen zijn ws lichaems banden,
 
Suldy wederom keeren tot sHemels panden,
 
Daer ghy een gesternte claer voor uwen gheeste
 
Alleen besitten sult, weerdich der offerhanden.
 
Nu dan ghy die zijt van alle Coningen de meeste,
 
Wilt goedertierlick ontfangen dat ic volleeste:
 
En (gelijck ghy plaecht) wilt ionstich sijn ghenegen
 
Tot Sambucum, die hem kent t'sijn in elcke feeste
 
De minste uwer dienaren: maer versterct hier tegen
 
Wt liefden, derre dees dingen niet om wegen
 
Presenteren, alsulc eenen Heere onvervaert,
 
Mits dat hy v goedertieren in al v plegen
 
Altijts bevonden heeft, v biddende ongespaert,
 
Ontfangt dit giftken, dat ick onbeswaert
 
Onlancs wt recreatie binnen der stat
 
Van Ghent, wijt door haren edelen Borgers vermaert
 
Ghemaect heb, altijt soeckende des eenicheyts schat.
 
Willet ontfangen tot dat ick vergaert hebbe wat
 
Om uwe seer groote deuchden en daden
 
Met luyder stemmen te vercondighen bet:
 
Want ick loop ouer al, soecken in alle paden
 
Wat t'uwer eeren noch mocht comen in staden,
 
O Prince groot, sonder cost oft arbeyt te sparen,
 
Om oude boecken (die my niet en mogen verladen)
 
Medalien, en Marmorsteenen te vergaren.
 
Dit pijne ic my al neerstelic te bewaren.
 
Op dat ic soude mogen (die cleyn ben van state)
 
Dienst doen eenen machtigen Heere, en ooc verclaren
 
De daden mijns lants, den nacomers te bate.
 
Wat ic vercrijgen can, als getrou onderesate,
 
Sal ick int weerkeeren stellen t'uwen faueure,
 
Die ic bidde dat my niet en verlate.
 
Leeft, vaert wel, regeert Oost en west sonder getreure
 
En wort bemint van elcken alle de werelt deure

V.M. onderdanighe Sambucus.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken