Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gulden Passer. Jaargang 74 (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gulden Passer. Jaargang 74
Afbeelding van De Gulden Passer. Jaargang 74Toon afbeelding van titelpagina van De Gulden Passer. Jaargang 74

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.49 MB)

ebook (13.68 MB)

XML (0.97 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gulden Passer. Jaargang 74

(1996)– [tijdschrift] Gulden Passer, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 307]
[p. 307]

Cornelius Schonaeus Goudanus en zijn contacten met het Antwerpse boekbedrijf, inzonderheid de Officina Plantiniana 1568/69-1610
Hans van de Venne

I. Werken gedrukt door Antwerpse typografen: Silvius, Plantinus, Loëus, Moretus

1. Inleiding

Op 23 november 1611 overleed in Haarlem op eenenzeventigjarige leeftijd de oud-rector van de Latijnse School ter stede, Cornelius Schonaeus. Nog tijdens zijn leven dankte hij zijn roem aan de eretitel Terentius Christianus, die voor het eerst in 1591 te Keulen - buiten zijn medeweten - aan zijn vier oudste ‘comoediae sacrae’ (Tobaeus, Nehemias, Saulus Conversus en Naaman) gegeven was en die later ook op hemzelf was overgegaan. Zoals uit deze weidse naam reeds meteen kan worden afgeleid, waren zijn toneelstukken aldus betiteld, omdat hij in het taaleigen en de dictie van de antieke komediedichter P. Terentius Afer (ca. 185-159 v. Chr.) spelen geschreven had, waarvan de stof ontleend was aan de bijbel. Het doel, dat hem met de compositie van die ‘heilige komedies’ voor ogen stond, was tweeledig: enerzijds wilde hij overeenkomstig de geest der tijd, waarin het onderwijs in dienst stond van de kerk, de schooljeugd moreel stichten; anderzijds wilde hij, door Terentius als model van zijn eigen poëtische bedrijvigheid te nemen, haar helpen zich met de elegantie van diens urbane omgangstaal en voorbeeldige conversatiestijl vertrouwd te maken.

Het initiatief om de vier gewijde drama's van Schonaeus te bundelen en, voorzien van het predikaat Terentius Christianus, in Keulen uit te geven is vrijwel zeker genomen door Cornelius

[pagina 308]
[p. 308]

Loosaeus Callidius.Ga naar voetnoot1 Deze in Leuven en Mainz opgeleide theoloog was weliswaar een enkele jaren jongere vriend van Schonaeus en net als de dramaturg uit Gouda geboortig, maar kennelijk stond hij in 1591 niet meer in een zo nauwe betrekking tot zijn oudstadgenoot, dat hij zich moreel verplicht achtte om hem over zijn voornemen te polsen. In ieder geval heeft hij, als men Schonaeus geloven mag, alles met betrekking tot de nieuwe Keulse uitgave in het geheim en buiten de auteur om bedisseld, misschien wel omdat hij bang was dat de schrijver zijn veto daaarover zou uitspreken. Hoewel absolute zekerheid in dit opzicht niet verkregen kan worden, mag met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden aangenomen dat Loosaeus zich voor de door hem uit te geven bundel gebaseerd heeft op de uitgaven van de vier toneelstukken van Schonaeus, die in 1570, 1580 en 1581 afzonderlijk bij Plantijn in Antwerpen in druk verschenen waren. En mocht het, hoe weinig aannemelijk ook, toch zo zijn dat ook nog andere edities aan de basis van de door hem bezorgde tekst hebben gelegen, dan zijn ook dat uitgaven geweest die van de pers van Antwerpse drukkers zijn gekomen.

Alvorens nu in de volgende regels deze Antwerpse drukken kort aan een nadere beschouwing te onderwerpen, is het niet ondienstig hier eerst enige ogenblikken stil te staan bij de auteur der dramata sacra, Cornelius Schonaeus.Ga naar voetnoot2

 

Cornelis Schoon of Schoen (verlatijnst: Cornelius Schonaeus) werd in 1540 te Gouda geboren uit het huwelijk van de metselaar Adriaen Corneliszoon Schoon en Machtelt Claesdochter. In zijn geboortestad doorliep hij de Grote of Latijnse School, die hij eind juli 1556 als tertianus, ofwel leerling van de derde klas, verliet.

[pagina 309]
[p. 309]

Mogelijk volgde hij daarna nog enkele jaren onderricht aan de Hiëronymusschool te Utrecht, maar daarover bestaan geen nadere berichten. Op 28 augustus 1560 liet hij zich, in het genot van een door de Goudse ‘vicecureyt’ Mr. Roelof Janszoon van Monnickendam gestichte beurs, immatriculeren aan de universiteit van Leuven als een van de ‘divites Porcenses’. Na in de stad aan de Dijle een onbekende tijd te hebben gestudeerd, werd hij waarschijnlijk op 1 mei 1564 aangesteld tot ‘submonitoer’ of ondermeester (hypodidascalus) van de Grote Latijnse School van Haarlem, waar hij les ging geven in de vijfde klas. Omstreeks 1566 trad hij in het huwelijk met de eveneens uit Gouda afkomstige Weyntgen Jacobsdochter (van) Blyenborch of Blyenburg. Uit deze echtverbintenis werden minstens zes kinderen geboren: Gerrit, Jacob, Balthasar, Adriaen, Elisabeth en Barbara. In juni 1569 blijkt Schonaeus promotie te hebben gemaakt aan de Grote School van Haarlem, want hij wordt dan in de archivalia vermeld als ‘schoolmeester in quarta classe’. Tot eind 1571 is hij aan de Haarlemse school verbonden gebleven. Toen verliet hij de Spaarnestad om, met ingang van 1 januari 1572, het rectoraat op zich te nemen van de Grote School te Den Haag, voor de duur van vier jaren. Zo lang bleef hij echter niet gymnasiarch in de Hofstad, want reeds op 9 november 1574 sloot hij met de burgemeesters van Haarlem een overeenkomst om rector te worden van de Latijnse School aldaar. Meer dan vierendertig en een half jaar bekleedde hij daarop het rectoraat in de stad aan het Spaarne, totdat hij op 23 juni 1609 bij zijn broodheren wegens ouderdomsgebreken zijn ontslag indiende. Officieel bleef hij nog in functie tot 25 juli 1609, toen hij werd opgevolgd door zijn leerling Theodorus Schrevelius (Dirck Corneliszoon Schrevel, 1576-1653), die reeds vanaf de aanvang van mei 1597 de conrector van de school was en de facto het rectoraat bekleedde, toen Schonaeus' gezondheid steeds meer te wensen overliet. Na een emeritaat van twee jaren en vier maanden, tijdens hetwelk hij in het genot van zijn salaris en emolumenten was gebleven, overleed Schonaeus op 23 november 1611. Twee of drie dagen later werd hij in de Grote Kerk van Haarlem ter aarde besteld. Zijn roem dankte hij aan zijn ‘comoediae sacrae’, die hem de erenaam van Terentius Christianus opleverden en

[pagina 310]
[p. 310]

tot ver buiren de landsgrenzen bekendheid verschaften. Tot lang na zijn dood werden zij op vele plaatsen in Europa, van Åbo (thans Turku) tot Venetië en van Londen tot Várad (thans Oradea in Roemenië), herdrukt.

2. De Tobaeus gedrukt door Silvius in 1569

De ontgoocheling moet van Schonaeus' gezicht af te lezen zijn geweest, toen hij in de lente van het jaar 1569 de eerste gedrukte exemplaren van zijn bijbelse komedie Tobaeus, die hij in Antwerpen door de aldaar werkzame drukker Willem Silvius ter perse had laten leggen, onder ogen kreeg en, na zorgvuldige lezing van het stuk, moest constateren dat de tekst helaas door een aantal drukfouten ontsierd werd. Met die vaststelling spatte voor hem de schone droom van een onberispelijk litterair debuut, die hij zoals zovele andere beginnende auteurs gedroomd had, als een zeepbel uiteen. Nu kon hij, in zijn verwachtingen bedrogen en een illusie armer, slechts beschaamd het hoofd afwenden, want niet ten onrechte moest hij vrezen dat er een smet geworpen was op zijn naam. En dat was hierom een zeer bittere pil voor hem, omdat alle voortekenen zo gunstig waren geweest.

Allereerst was daar de succesvolle vertoning van de Tobaeus, op ‘ommegancx dach’ van het jaar 1568, toen de ‘comoedia sacra’ door een groep leerlingen van de Latijnse School ‘openbaerlicken’ op de Markt in Haarlem ten tonele was gevoerd.Ga naar voetnoot3 Dan was er het

[pagina 311]
[p. 311]

goede onthaal, dat zijn eersteling bij vrienden gevonden had.Ga naar voetnoot4 Zo groot zelfs was hun enthousiasme geweest, dat zij sterke aandrang op hem hadden uitgeoefend om het bijbelse spel door middel van druk voor een breder publiek toegankelijk te maken; een drang waarvoor hij uiteindelijk, zij het niet zonder aarzeling, gezwicht was. En tenslotte meende hij een kwalitatief goede drukker gevonden te hebben in de persoon van de Antwerpse typograaf Willem Silvius.Ga naar voetnoot5 Per slot van rekening was dit niet zo maar de eerste de beste, maar een boekdrukker die in 1560 tot typographus Regius benoemd was en reeds een aantal welverzorgde drukken op zijn naam had staan.

Helaas maakte Silvius de hoge verwachtingen, die Schonaeus van hem had, niet waar. Integendeel, het werk van de Antwerpse drukker bezorgde de Haarlemse ludimagister een zo grote deceptie, dat zijn ijver om een nieuw bijbels toneelstuk te schrijven danig bekoelde. Ook al realiseerde hij zich dat de goedgunstige lezer best zou begrijpen dat de meeste fouten, die in de editie waren geslopen, niet aan zijn onwetendheid dienden te worden geweten, maar aan het feit dat Silvius had zitten slapen, toch zette vooral het besef dat enkele errata van dien aard waren, dat gevreesd moest worden dat die eerder aan zijn ongeletterdheid dan aan de achteloosheid van de drukker zouden worden toegeschreven, een

[pagina 312]
[p. 312]

zware domper op zijn aanvankelijke enthousiasme. Hij moest dan ook eerst een niet geringe innerlijke weersrand overwinnen, voordat hij het definitieve besluit nam om een tweede bijbelse komedie te schrijven. Uiteindelijk werd de beslissing om dat te doen hem ingegeven door een sterk verlangen om zich met een nieuw stuk te revancheren; dat zou hem namelijk tevens de mogelijkheid bieden om zich in het voorwerk of de dedicatie ervan te rechtvaardigen.

3. De Nehemias gedrukt door Plantijn in 1570

Nu Silvius het bij Schonaeus verkorven had, is het niet te verwonderen dat de Haarlemse schoolmeester het oog niet opnieuw op deze typographus Regius liet vallen, maar zijn toevlucht nam tot diens rivaal Christoffel Plantijn.Ga naar voetnoot6 Vermoedelijk heeft het rotsvaste vertrouwen dat diens typografische vakmanschap de beste garantie vormde, dat een herhaling zou worden voorkomen en dat hem zo een tweede echec bespaard zou blijven, zijn keuze op deze drukker doen vallen.

Klaarblijkelijk heeft hij er, toen zijn besluit eenmaal vast stond, geen gras over laten groeien en is hij nog in de zomer van 1569 met Plantijn in contact getreden. Lang hebben zij niet met elkaar onderhandeld, maar al snel moeten zij het over de voorwaarden eens geworden zijn. Daarop wijst alleen al het blote feit dat Plantijn, die in mei van het volgende jaar door de koning tot prototypographus of architypographus Regius benoemd zou worden, reeds in de aanvang van 1570 Schonaeus' Nehemias. De instauratione Hierosolymae comoedia sacra drukte, na eerst nog op 29 november 1569 een drukkersprivilege voor de duur van zes jaren te hebben verkregen.Ga naar voetnoot7

Of Schonaeus over het werk van Plantijn beter te spreken is geweest dan over dat van Silvius, treedt in zijn werken nergens aan het licht. Het gaat te ver om hierin een argumentum ex silentio te

[pagina 313]
[p. 313]

zien, maar wel mag uit de omstandigheid dat Plantijn een tiental jaren later, in 1580 en 1581, de nieuwe druk van drie eerder verschenen ‘comoediae sacrae’ van Schonaeus' hand heeft verzorgd, worden afgeleid dat de Haarlemse hypodidascalus geen onaangename herinneringen aan hem bewaard heeft.

Juist om die reden mag het opmerkelijk heten dat Plantijn niet de drukker is geweest van het derde en vierde toneelstuk, dat Schonaeus nog in 1570 en in 1572 in Antwerpen ter perse heeft laten leggen. Tegen alle verwachting in treft men namelijk in het impressum van deze twee gewijde drama's, een ‘comoedia nova et sacra’ met als titel Saulus ConversusGa naar voetnoot8 en een ‘comoedia sacra et nova’ getiteld Naaman,Ga naar voetnoot9 niet de naam van Plantijn als drukker aan, maar die van Willem Silvius en Hendrik van der Loe.

4. De Saulus conversus gedrukt door Silvius in 1570

Vooral de constatering dat de Saulus Conversus van de persen van Willem Silvius is gekomen, mag ronduit verbluffend worden genoemd. Na de slechte ervaring, die Schonaeus in 1569 met deze drukker had opgedaan, is dit wel zo ongeveer het laatste wat men zou verwachten. Waarom hij desalniettemin zijn keuze toch weer op deze typograaf heeft laten vallen, is een open vraag.

Misschien had Plantijn, ondanks zijn tien persen, zovele beslommeringen aan zijn hoofd - men zou kunnen denken aan het drukken van de Polyglot-Bijbel of Biblia Regia, of eventueel zelfs aan stakingenGa naar voetnoot10 - dat hij geen kans meer zag om in 1570, behalve de Nehemias, ook nog de Saulus Conversus van Schonaeus te drukken. Mogelijk is ook dat Schonaeus, toen de eerste emoties waren weggeëbd die het verschijnen van de Tobaeus bij hem hadden losgemaakt, na een uitvoerige analyse van het door Silvius geleverde werk tot de conclusie is gekomen dat het eigenlijk - wat inderdaad het geval is - best meeviel met het aantal zetfouten en dat hij hem daarom een nieuwe kans gegund heeft.

[pagina 314]
[p. 314]

Uiteindelijk is dus ten aanzien van deze Antwerpse drukker de soep niet zo heet gegeten als zij aanvankelijk leek te worden opgediend.

5. De Naaman gedrukt door Loëus in 1572

De reden, waarom in 1572 plotseling de Antwerpse typograaf Hendrik van der Loe (verlatijnst: Henricus Loëus)Ga naar voetnoot11 als drukker van Schonaeus' vierde bijbelse drama Naaman op het toneel verschijnt, is minder verklaarbaar. Men zou, ook al is het puur giswerk en dus in feite niet erg vruchtbaar, geneigd zijn om te denken dat Plantijn en Silvius geen tijd of interesse hebben gehad.

Over de drukke werkzaamheden van Plantijn is hierboven al met een enkel woord gesproken. Bij Silvius zou van een verminderde belangstelling sprake kunnen zijn, omdat hij in 1571 en 1572 naar alle waarschijnlijkheid nog een groot aantal exemplaren van Schonaeus' Saulus Conversus in voorraad heeft gehad.Ga naar voetnoot12 Dat heeft hem denkelijk wat huiverig gemaakt om een nieuw stuk van dezelfde auteur te drukken.

Kan men dus over de vraag, hoe Schonaeus bij Van der Loe terecht is gekomen, alleen maar vermoedens koesteren, geen enkele twijfel kan er over bestaan dat de door de Antwerpse typograaf gedrukte tekst van de Naaman de gewezen Haarlemse ludimagister - inmiddels vanaf 1 januari 1572 gymnasiarch in Den Haag - met stomheid geslagen heeft. Indien de fouten, die door Silvius' onachtzaamheid in de tekst van de Tobaeus geslopen waren, hem reeds alle reden tot klagen hadden gegeven, dan moet het hem ditmaal helemaal bar te moede zijn geweest, toen hij zijn keurende blik over het drukwerk van Van der Loe liet gaan. Het hoeft geen verbazing te wekken, als hij toen uit pure frustratie over het aantal storende fouten, dat hij in deze publicatie aantrof, zelfs het woord ‘broddelwerk’ over zijn lippen heeft laten komen. Met dat

[pagina 315]
[p. 315]

predikaat is waarschijnlijk een te hard oordeel over deze onrijpe vrucht van Van der Loes pers geveld, het valt echter niet te loochenen dat een vergelijking van de teksten van de Tobaeus en de Naaman tot geen andere uitkomst leidt dan dat het drukwerk van Silvius kwalitatief aanzienlijk hoger moet worden aangeslagen dan dat van Van der Loe.

6. De Tobaeus, Saulus conversus en Naaman opnieuw gedrukt door Plantijn in 1580-1581
Rudimenta grammatices door hem gedrukt in 1582?

Na 1572 volgen er voor de buitenwereld acht jaren van diepe stilte rond de persoon van Schonaeus. Afgezien van een schoolreglement (Leges scholasticae) voor de Latijnse scholen van Amsterdam, Haarlem en het Haarlemse diocees, in 1576 door Harmen Janszoon Muller te Amsterdam gedrukt,Ga naar voetnoot13 laat hij gedurende deze periode geen enkel werk van zijn hand meer in druk verschijnen. Pas in 1580 komt er weer leven in de brouwerij, doordat Plantijn de draad van zijn typografische arbeid voor de Haarlemse gymnasiarch, die in 1570 zo abrupt was afgebroken, weer oppakt.

In een tijdsbestek van een tweetal jaren verlaten nu drie of vier edities de persen in de ‘Gulden Passer’. Eerst verscheen er in het eerste kwartaal (februari?) van 1580 de nieuwe, verbeterde uitgave van de reeds in 1569 door Silvius gedrukte Tobaeus van Schonaeus, ditmaal onder de titel Tobaeus, comoedia sacra et nova.Ga naar voetnoot14 De laatste twee woorden werden met opzet aan de titel toegevoegd om het verschil met de Silvius-druk te benadrukken en bovendien werd - om dat nog sterker te accentueren - op het titelblad de extra zinsnede ‘A multis mendis, quibus ante scatebat, repurgata atque diligenter recognita’ aangebracht, waardoor het voor geïnte-

[pagina 316]
[p. 316]

resseerde kopers van meet af aan duidelijk zou zijn dat het stuk van vele fouten gezuiverd en geheel herzien was.Ga naar voetnoot15

Kennelijk wist dit produkt uit de drukkerswerkplaats van de grootste typograaf der Nederlanden Schonaeus dermate te bekoren, dat hij nu al zijn tot dan toe verschenen ‘comoediae sacrae’ in een modern, Plantijns jasje gestoken wilde zien. Om die reden liet hij ruim een jaar later, in 1581, door de koninklijke aartsdrukker ook van zijn Saulus ConversusGa naar voetnoot16 en NaamanGa naar voetnoot17 nieuwe edities op de pers leggen. Blijkens het colofon van deze uitgaven werd eerst in de maand juli in de Antwerpse Officina de Saulus Conversus gedrukt,Ga naar voetnoot18 vervolgens in de maand augustus de Naaman.Ga naar voetnoot19 Met name de nieuwe druk van dit laatste toneelstuk zal Schonaeus tot voldoening hebben gestemd, want men kan er vergif op nemen dat de door Van der Loe gedrukte editie van 1572

[pagina 317]
[p. 317]

hem jarenlang een doorn in het oog is geweest.

Naar alle waarschijnlijkheid is bij Plantijn in Antwerpen ook de door Schonaeus in opdracht van de Staten van Holland geschreven Latijnse grammatica verschenen.Ga naar voetnoot20 Een notitie in het bewaard gebleven Plantijnse archief wijst tenminste in die richting, ook al moet hierbij de kanttekening worden geplaatst dat er tot op heden geen enkel exemplaar van de druk voor de dag is gekomen dat deze vingerwijzing bevestigt. Indien Plantijn inderdaad de drukker van de spraakkunst is - en gezien zijn vakbekwaamheid zal Schonaeus zeker graag met hem in zee zijn gegaan -, heeft de stad Haarlem de papier- en drukkosten voor haar rekening genomen.Ga naar voetnoot21 Helaas is het tijdstip, waarop de grammatica gedrukt is, niet nauwkeurig te bepalen. Bekend is alleen, dat het tussen november 1581 en juni 1582 moet liggen. Op 20 juni 1582 waren in ieder geval de ‘bouckskens’ van de spraakleer voor de leerlingen van de Haarlemse Grote School beschikbaar.

Staat Antwerpen als plaats, waar de grammatica gedrukt is, dus niet buiten kijf, als vaststaand mag worden aangenomen, dat de spraakkunst niet in Haarlem zelf van de pers is gekomen, want na het korte bestaan dat de drukkerij van Jan van Zuren en zijn drie ‘medeghesellen’ beschoren is geweest (1561-1564)Ga naar voetnoot22, was er tot 1581 in de Spaarnestad geen drukker meer werkzaam. Pas met de komst van Antonis KetelGa naar voetnoot23 in dat jaar beschikte de stad weer over een eigen boekdrukker, maar voor het drukken van een Latijnse grammatica heeft deze niet het geschikte materiaalGa naar voetnoot24 gehad, zoals blijkt uit de omstandigheid dat zijn uitgaven zich beperken tot aanplakbiljetten, pamfletten, een stedelijke ordonnantie, en

[pagina 318]
[p. 318]

een aantal kleinere werken van Coornhert.Ga naar voetnoot25 Zolang er geen exemplaar van de spraakkunst is gevonden, heeft het weinig zin zich in allerhande gissingen te verliezen. Voorshands acht ik het niet onwaarschijnlijk dat Plantijn de grammatica gedrukt heeft.

Omdat Schonaeus' pen tussen 1582 en 1590 in verband met zijn drukke onderwijspraktijk geheel stilviel, is de grammatica de laatste editie geweest die Plantijn nog tijdens zijn leven van een van de werken van de Haarlemse rector verzorgd heeft. Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat er zeker vanaf het einde van de jaren tachtig voor Schonaeus geen directe noodzaak meer heeft bestaan om voor de druk van een Latijns toneelstuk of anderszins de blik nog langer naar Antwerpen te richten, omdat intussen in Haarlem zelf Ketels opvolger, Gillis Rooman,Ga naar voetnoot26 de van zijn overleden voorganger overgenomen inventaris zo sterk had aangevuld, dat ook hij voortaan voldoende geëquipeerd was om Latijnse boeken te drukken.Ga naar voetnoot27 Ideaal voor een goede samenwerking tussen Schonaeus en Rooman was het bovendien dat zij praktisch buren waren, sinds de Grote School en haar rector omstreeks 1583 waren ondergebracht in het voormalige Cellebroedersklooster in de Jacobijnestraat, en ook de stadsdrukker eind 1587 in een gedeelte van dat klooster zijn huisvesting gevonden had.Ga naar voetnoot28 Schonaeus kon dus bij wijze van spreken ieder moment de drukkerij binnenlopen en desgewenst drukproeven lezen.

Het is dan ook niet meer dan logisch dat in 1590 Schonaeus' vijfde bijbelse drama, Iosephus, niet meer in Antwerpen is verschenen, waar Moretus intussen zijn op 1 juli 1589 gestorven schoonvader was opgevolgd, maar in Haarlem, waar het op de Roomanpers gedrukt werd.Ga naar voetnoot29

[pagina 319]
[p. 319]

7. De Terentius Christianus gedrukt door Moretus in 1598

Ondanks de ideale situatie dat Schonaeus in Haarlem vanaf het einde van de jaren tachtig in de persoon van Rooman min of meer een huisdrukker had, heeft hij toch Antwerpen nooit helemaal uit zijn hart gebannen. Met name dwaalden zijn gedachten weer terug naar de Scheldestad en de daar gevestigde Officina Plantiniana, toen er in het begin van de jaren negentig problemen ontstonden met een - buiten hem om - te Keulen verschenen editie van vier (later zes) toneelstukken van zijn hand, en hij een drukkerij van gevestigde reputatie zocht om een nieuwe uitgave van deze stukken te bezorgen.

Zoals eerder gezegd, had Cornelius Loosaeus in 1591, zonder ruggespraak met de auteur te plegen, de vier tot dan toe door Schonaeus gepubliceerde bijbelse drama's gebundeld in Keulen uitgegeven onder de titel Terentius Christianus.Ga naar voetnoot30 Door die handelwijze had hij zich de woede van de schrijver op de hals gehaald. Niet alleen was deze verontwaardigd dat de editie zonder zijn voorkennis was verschenen, ook had hij grote bezwaren tegen de in zijn ogen te pretentieuze titel en bovenal tegen het feit dat er in de tekst van zijn toneelstukken veranderingen waren aangebracht, die geen verbeteringen waren, zoals de editeur dacht, maar verslechteringen.

Kon Schonaeus uiteindelijk, na een aantal brieven met Loosaeus te hebben gewisseld, met de titel Terentius Christianus nog wel vrede hebben - per slot van rekening moet deze erenaam toch ook zijn ijdelheid gestreeld hebben -, ronduit onaanvaardbaar bleven voor hem de zogenaamde correcties in zijn toneelstukken. Toen hij, ondanks herhaalde protesten, niet gedaan kreeg dat in volgende Keulse editiesGa naar voetnoot31 naar de oorspronkelijke lezingen werd teruggekeerd, besloot hij zelf een nieuwe editie van zijn inmiddels zes stukken tellende oeuvre op de markt te brengen.

[pagina 320]
[p. 320]

Om deze uitgave voor aspirant-kopers zo aantrekkelijk mogelijk te maken was het een absoluut vereiste dat de uitgave voorzien werd van een wervend reclamebord. Te dien einde besloot Schonaeus, na enige aarzeling, de titel Terentius Christianus over te nemen; anders zou het boek misschien moeilijker verkoopbaar zijn dan edities die wèl deze naam droegen. Daar hij alle voorwaarden zo optimaal mogelijk wilde maken, wenste hij tegelijkertijd dat zijn werk gedrukt zou worden door de meest vermaarde drukkerij van zijn tijd, de Officina Plantiniana te Antwerpen, die nu onder de directie stond van Jan Moretus.Ga naar voetnoot32

Inderdaad heeft Moretus de door Schonaeus geautoriseerde tekst van zijn zes toneelstukken gedrukt. Indien men op de datum van het voorwoord van de auteur tot de goedgunstige lezer - 29 december 1595Ga naar voetnoot33 - mag afgaan, heeft de Haarlemse gymnasiarch zijn kopij waarschijnlijk reeds vroeg in 1596 naar Antwerpen gestuurd. In weerwil van de oorspronkelijke opzet werden de stukken echter niet direct ter perse gelegd, maar duurde het nog tot eind augustus 1598,Ga naar voetnoot34 voordat de Terentius Christianus helemaal gedrukt was.Ga naar voetnoot35 Over de reden van deze langdurige vertraging wordt nergens opheldering verschaft. Waarschijnlijk moet zij echter gezocht worden in het gegeven dat reeds in 1596 door Schonaeus zelf een nieuwe editie van zijn stukken, onder dezelfde

[pagina 321]
[p. 321]

naam, bij Gerhard Grevenbroich in Keulen bezorgd werd.Ga naar voetnoot36 Zoveel mogelijk moest nu voorkomen worden, dat de twee edities elkaar in de wielen zouden rijden.

Ofschoon dit zeker niet de bedoeling was, kan men zich niet aan de indruk onttrekken dat beide uitgaven elkaar wel degelijk beconcurreerd hebben. In 1615 - dus zeventien jaren na het uitkomen van het boek - blijkt de Officina Plantiniana namelijk nog steeds exemplaren van de door Moretus gedrukte Terentius Christianus in voorraad te hebben.Ga naar voetnoot37 Kennelijk heeft de naam van de Antwerpse drukker en de kwaliteit van de door hem verzorgde uitgave uiteindelijk minder aantrekkingskracht op potentiële kopers uitgeoefend dan de auteur in eerste instantie gehoopt had.

Daaraan heeft ook de aanduiding op het titelblad van de Moretus-druk, dat de stukken door de auteur nauwgezet verbeterd waren en herzien, niets veranderd, want deze zelfde tekst treft men ook al op de titelpagina van de Keulse druk van 1596 - evenals trouwens op die van latere jaren - aan.Ga naar voetnoot38 Al met al bestaat er voldoende grond om aan te nemen dat de oplage van het boek, die 1250 exemplaren heeft bedragen,Ga naar voetnoot39 wat al te optimistisch geraamd is geweest.

8. Besluit

Wanneer men de oogst aan ‘comoediae sacrae’, die Schonaeus door Antwerpse drukkers ter perse heeft laten leggen, overziet, kan worden vastgesteld dat de Officina Plantiniana van de totale

[pagina 322]
[p. 322]

Antwerpse productie van - waarschijnlijk - negen edities het leeuwedeel voor haar rekening heeft genomen. Alles bij elkaar blijken namelijk zes uitgaven de persen van Plantijn en Moretus te hebben verlaten, te weten: Nehemias in 1570, Tobaeus in 1580, Saulus Conversus en Naaman in 1581, de Latijnse grammatica (Rudimenta grammatices (Latinae)) in 1582 (?), en Terentius Christianus (de verzameleditie van de zes oudste toneelstukken: Tobaeus, Nehemias, Saulus, Naaman, Iosephus en Iuditha) in 1598.

Van de drie overige edities zijn er twee door Silvius gedrukt: Tobaeus in 1569 en Saulus Conversus in 1570; tenslotte is er nog één van de pers van Van der Loe gekomen: Naaman in 1572.

II. Bestellingen bij de boekwinkel van de Officina Plantiniana te Antwerpen

Betalingen en schulden

De hierboven genoemde drukken laten er niet de minste twijfel over bestaan dat Schonaeus als auteur van bijbelse toneelspelen op gezette tijden contact heeft gehad met Plantijn en Moretus. Het is echter niet alleen in deze hoedanigheid geweest dat de Haarlemse ludimagister en gymnasiarcha met de Officina Plantiniana in verbinding heeft gestaan. Onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat zijn naam ook herhaaldelijk als klant in de zich in de Plantijnse archieven bevindende Journalen en Grootboeken kan worden aangetroffen, vanaf 1570 tot zelfs na zijn dood in 1611.

De posten, waarin melding wordt gemaakt van zijn naam, betreffen steeds boeken die aan hem uit de voorraad van de winkel van de Antwerpse Officina geleverd zijn (Journalen), of geldbedragen die als debet of credit geboekt zijn (Grootboeken).

Omdat de boekenleveranties in de Journalen een interessant licht werpen op het type (school)boek dat door Schonaeus, als rector van een Latijnse School in Holland, meestal ten behoeve van het onderwijs werd aangeschaft en tevens in een aantal gevallen nuttige informatie geven over het aantal presentexemplaren dat hij kreeg of het aantal stuks dat hij kocht van eigen werk, leek het

[pagina 323]
[p. 323]

de moeite waard deze bestellingen hieronder te laten volgen. Op één enkele uitzondering na zijn alle daarin voorkomende werken geïdentificeerd, in de regel met behulp van het ‘monumentum aere perennius’ dat Leon Voet voor Plantijn heeft opgericht: The Plantin Press (1555-1589).

Om antwoord te geven op de vraag, hoe en met welke snelheid deze leveranties betaald werden, zijn hier ook die posten uit de Grootboeken afgedrukt, welke daarover uitsluitsel geven. Dat één van die posten ook nog iets laat zien van Schonaeus' contacten met de Antwerpse Officina via het Leidse filiaal van Franciscus Raphelengius, mag dan misschien niet spectaculair zijn, het illustreert wel, over welke schijven zaken soms liepen.

1.
1570 adi 12e de Maij en anvers.Ga naar voetnoot40

domino Cornelio Sconaeo Goudano

 

pour sa copiie 50 exemplaires de NehemiasGa naar voetnoot41

 

Comedia dono pour sa copie

[pagina 324]
[p. 324]

60 Exemplaires IdemGa naar voetnoot42 fo 240Ga naar voetnoot43 fl. 1 st. 18
2 Catalochus prohibitorumGa naar voetnoot44 fl. - st. 4
2 Calendarium molanjGa naar voetnoot45 fl. - st. 1
  _____
Waulter den bode van fl. 2 st. 3
HaerlemGa naar voetnoot46 payeit 43 Pattars  

2.
1579 adi 3e July En AnuersGa naar voetnoot47.

domino Cornelio Schonaeo pour

12 Rudimenta Valery 8oGa naar voetnoot48 fl. -- st. 12
8 Epitome Colloquiorum 8oGa naar voetnoot49 fl. -- st. 6
4 Valerij prosodia 8oGa naar voetnoot50 fl. -- st. 2

[pagina 325]
[p. 325]

4 Valery Syntaxis 8oGa naar voetnoot51 fl. -- st. 4
8 Despauterij Etymologia 4oGa naar voetnoot52 fl. 1 st. 04
8 - Rudime<n>taGa naar voetnoot53 fl. -- st. 12
  _____
payoit £ 3 fl. 3 st. --

3.
1581 adi 19e May En Anuers.Ga naar voetnoot54

Domino Cornelio Schoneo Rectorj in Haerlem par waul<t>er paulGa naar voetnoot55 Messagier.

10 Nehemias 8oGa naar voetnoot56 fl. -- st. 10
10 Thobeus 8oGa naar voetnoot57 fl. -- st. 10

4.
1581 adi 19e de Augst En Anuers.Ga naar voetnoot58

A Cornelis Schonaeus Goudanus par le Messagiere.Ga naar voetnoot59

20 Nehemias in 8oGa naar voetnoot60 fl. 1 st. --
20 Thobeus in 8oGa naar voetnoot61 fl. 1 st. --

[pagina 326]
[p. 326]

100 Saulus Conuersus 8oGa naar voetnoot62 fl. 5 st. --
100 Naaman 8oGa naar voetnoot63 fl. 5 st --
1 Rieme Chartae albae fl. 2 st. 2
  _____
1 fab<u>lae graecae selectae per fl. 14 st. 2
SchenkeliumGa naar voetnoot64  

5a.
Dominus Conrelius [sic] Schoneus Rector in Haerlem doibt ce 19e Maij 1581/ PourGa naar voetnoot65

10 Nehemias 8o fl. st. 10 } fl. 1 st. d. -Ga naar voetnoot66
10 Thobeus 8o fl. st. 10 } fl. 1 st. d. -Ga naar voetnoot66
adi 19e aug<us>ti  
Pour diuers guil a eu quant au Jornal q fol. 130 fl. 14 st. 2 d. -Ga naar voetnoot67
adi 6e septembreGa naar voetnoot68   _____
  fl. 15 st. 2 d. -

[pagina 327]
[p. 327]

5b.
1581 adi 6e de septembreGa naar voetnoot69.

Receu de Cornelius Scohoneus [sic] la somme de florins treze et sept pattars lesquels il a enuoijés pour paijement de ce quil a eu pardeuant

Valent in Nummis fl. 13 st. 7
Mon pere les a receus et retenus en aultant de payement fl. 13 st. 7Ga naar voetnoot70
Item remvoyoit ledit Sconeus/  
20 Saulus } fl. <niet ingevuld>
20 Naaman 8o } fl. <niet ingevuld>

5c.
Dominus Cornelis Schoneus doibt auoir pour de gui sensuit adi 6e Septembre 1581Ga naar voetnoot71

20 Saulus } renvoyes fl. 2 st. --
20 Naaman } renvoyes fl. 2 st. --
Item en argent il a Envoye fl. 13 st. d.Ga naar voetnoot72
  _____
  fl. 15 st. 2 d.Ga naar voetnoot73

[pagina 328]
[p. 328]

6.
1592 adi 17e de Nouembre en AnuersGa naar voetnoot74.

A Cornelius Schoneus per Dominum michaelem breugelGa naar voetnoot75/ a gui a est deliurè le pacguet

20 Philippica Ciceronis in 4o primaGa naar voetnoot76 fl. 1 st. --
20 ........ secunda 4o 7v2Ga naar voetnoot77 fl. 3 st. --
20 ........ tertia 4oGa naar voetnoot78 fl. 1 st. --
20 ........ quarta V. VI. VII fl. 2 st. --
6 Psalterium buchananj 16o. 4 st.Ga naar voetnoot79 fl. 1 st. 4
7 Euangelia graece (?) 8oGa naar voetnoot80 fl. 1 st. 8
7 Grammatica graeca Cleonardj 8oGa naar voetnoot81 fl. 2 st. 2
7 Dialectica valerij 8o. 2 st. v2Ga naar voetnoot82 fl. 0 st. 17½
7 ........ Rhetorica valerij 8o cum tabulaGa naar voetnoot83 fl. 1 st. 1
8 Despauterius de figuris 8oGa naar voetnoot84 fl. 1 st. 4Ga naar voetnoot85

[pagina 329]
[p. 329]

12 Ep<isto>lae selectae Ciceronis 4oGa naar voetnoot86 fl. 2 st. 8
  _____
  Summa fl. 17 st. 4½

7.
1599 adi 15 februarij en AnuersGa naar voetnoot87.

A Zacharias Heyns a AmsterdamGa naar voetnoot88 il enuoiera 2am partem Terentij ChristianjGa naar voetnoot89

200 Terentius Christianus 8oGa naar voetnoot90 fl. 100 st. --
licenten en tollen ende schep te bestellen fl. 4 st. 10
pour cordes en papier betaelt fl. -- st. 15Ga naar voetnoot91
en deux pacquet en le 3e pour Cornelius Schoneus  
des frais et facon (?) doïb Schoneus fl. 2 st. --
est doncques la part de Zacharias fl. 3 st. 5

A Cornelius Schoneus a Haerlem au pacquet de Zacharias heyns.

100 Terentius Christianus 8oGa naar voetnoot92 fl. 50 st. --
des frais et licentes etc. fl. 2 st. --Ga naar voetnoot93

[pagina 330]
[p. 330]

8a.

Cornelius Schoneus Maitre d'escolle en hollande doibt pour diuers a luy euoijés suiuant lordre de monsieur le ChanoineGa naar voetnoot94 breugel Et deliuré le pacguet audit seigneur breugel la somme de adi 17e nouembre 1592/ fol. 138Ga naar voetnoot96: florins 17 st. 4 d.Ga naar voetnoot95
1593. adi 19 Aprilis per dominum breugelium 5 Epistole Selectae 4oGa naar voetnoot97 fl. 1 st. -- d.Ga naar voetnoot98
  _____
  Summa fl. 18 st. 4 d.
1599. 15a Februarij 100 Terentius Christianus 8oGa naar voetnoot99 au Journal fol. 27Ga naar voetnoot100 fl. 50 st. - d -
des frais et Licentes fl. 2 st. - d. -Ga naar voetnoot101

8b.

Cornelius Schoneus dInchontre doibt auoir adi 8e martij 1593 venues en une mande de francois Raphelingien/

Pour 50 Comediae Schonaej 8o 7 st. x (?) fl. 17 st. 10 d.-Ga naar voetnoot102
Item pour refection de 8 despauterius de figurisGa naar voetnoot103  

[pagina 331]
[p. 331]

mis a 24 st. et debuoit estre gue /8/ st.Ga naar voetnoot104 fl. st. 16 d. --
  _____
  Summa fl. 18 st. -6 d. -Ga naar voetnoot105

9.
1602 adi 28e July en AnuersGa naar voetnoot106

Cornelio Schonaeo per Corneliam Deymans nunciam Harlemensem

1 Lipsy Critica 4oGa naar voetnoot107 fl. 2 st. 5
6 Valery Rhetorica 8oGa naar voetnoot108 fl. 1 st. 1Ga naar voetnoot109
  _____
Soluit fl. 3 st. 7

10.
1603 adi 5e Aprilis en AnuersGa naar voetnoot110

A la messagiere de Hollande Cornelia deijmans messager de Harlem

1 Diurnale 8o commune (?) fl. 1 st. 6
12 Cartabellen fl. st. 15
pro Domino Schonaeo  

[pagina 332]
[p. 332]

1 Politica LipsijGa naar voetnoot111 fl. 1 st. --
1 Lipsy ConstantiaGa naar voetnoot112 fl. st. 7
1 de Bibliothecis etc.Ga naar voetnoot113 fl. st. 6Ga naar voetnoot114
1 Pastorale 4 fl. 1 st. 6
1 Cantiones 5 vocum fl. st. 14
1 Orlandi Cantiones sacrae 6 vocum 4 1601 fl. st. 14
1 Septem Psalmi 4o fl. 1 st. 5
1 Prophetiae Sibyllarum fl. st. 6
1 Cantiones 5 vocum 4o fl. 1 st. --
1 Selectissimarum Cantionum pars 1a et 2a fl. 3 st. 10
  _____
  fl. 12 st. 9
soluit  

11.
1603 Adi XI Octobris en AnuersGa naar voetnoot115

Domino Cornelio Schonaeo per Cornelia<m> Deymans messagiere de HaerlemGa naar voetnoot116

[pagina 333]
[p. 333]

12 Rhetorica Valery 8oGa naar voetnoot117 fl. 2 st. 2
4 Dictionarium Kiliani 8oGa naar voetnoot118 fl. 5 st. 4
1 Progymnasmata Pontani 8oGa naar voetnoot119 ft. 3 st. 12
1 Musica Diuina 4oGa naar voetnoot120 fl. 1 st. 4
2 Verepaeus de compia [sic] verborumGa naar voetnoot121 fl. - st. 6
  _____
  fl. 12 st. 8

voyez au liure grand au soleil fol. 44.Ga naar voetnoot122

debt de viel co<m>pte et cecy ij est rapporté avecg

12.
1605 Adi 15e SeptembrisGa naar voetnoot123

Receu de Cornelio Schonaeo a bon compte

de ce quil doibt fl. 7 st. 10Ga naar voetnoot124
nestoient que 7 fl. st. 5½ selon la valeur  
de monoye par icy mais luy passe pour ceste fois  

[pagina 334]
[p. 334]

13a.

Cornelius Schoneus maitre d'escole

en hollande doibt adi 3e Januier

1600 la somme de cinguante deux florins

tirées dicy Jedis du liure Q de fol. 157Ga naar voetnoot125

pour soulder ledit liure valant fl. 52 st. -- d. -
1603 en 11e octobris pour diuers par Cornele deymans Jornal fol. 159Ga naar voetnoot126 montants fl. 12 st. 8 d. -
  _____
  Summa fl. 64 st. 8 d.Ga naar voetnoot127

13b.

Cornelius Schoneus dinchontre doibt auoir adi 20e Nouembre 1603 receu par Cornelia

Deymans fl. 12 <st.> 8 d. -
adi 15e septembris 1605 receu aboncompte florins 7 st. 10 fl. 7 st. 10 d. -Ga naar voetnoot128
Rapporte debiteur au livre noveau signe A adi 24e Mars 1610 pour soulder ce present compte et livre valant fl. 44 st. 10 d. -Ga naar voetnoot129
  _____
  Summa fl. 64 st. -8Ga naar voetnoot130

Voyez au livre noveau signe A a fol. 4Ga naar voetnoot131

[pagina 335]
[p. 335]

14a.
Poursuit lextraict des vielles debtes tirees du livre signè au soleil

Cornelius Schoneus Maitre d'Escole a Haerlem pour Reste de C Terentius Christianus envoyer anno 99 adi 13e FebruarijGa naar voetnoot132 fol. 44Ga naar voetnoot133 fl. 44 <st.> 10d.Ga naar voetnoot134

14b.

Cornelius Schonaeus debuoit fl. 52 pour C

de ses Comedies envoyees en februier anno 1599Ga naar voetnoot135/

sur les guels envoyant anno 1605 en SeptembreGa naar voetnoot136

fl. 7 st. 10 pretendoit de ne payer que six patars

pour la piece/ ou les renvoyeroit; pour

eviter licentes etc. fust accorde/ et ainsi luij

vienent a estre guitter sur la debte

contrescripte fl. 22 d. -
adi 13e Augusti Journal fol. 147 Receu six florins fl. 6 d. -Ga naar voetnoot137
ainsi Reste debiteur fl. 16 st. 10 ou de 55 Terentius ChristianusGa naar voetnoot138  
debet pour reste 16-10 rapporter au grand liure Nr B fl. 16 10Ga naar voetnoot139
  _____
  fl. 44 <st.> 10Ga naar voetnoot140

[pagina 336]
[p. 336]

15.
1610 adi 13e Augusti en AnversGa naar voetnoot141

Receu de la part de Cornelius Schoneus de haerlem a bon Compte de ce guil doibt (pour Exemplaires de ses Comedies) six florins fl. 6 st.Ga naar voetnoot142

16.

Cornelius Schoneus scholmeester tot haerlem debet vanden bouck No A de anno 1599 fo 4Ga naar voetnoot143 pour reste |16|10Ga naar voetnoot144

[pagina 337]
[p. 337]

III. Brief aan Moretus d.d. 9 februari 1610

Er zijn geen aanwijzingen, dat de schuld van zestien gulden en tien stuivers die Schonaeus bij zijn overlijden nog bij Moretus had, ooit door zijn erfgenamen is voldaan. Naar de reden, waarom dit niet is gebeurd, kan men slechts gissen, maar dat leidt niet tot resultaat. Niettegenstaande het feit dat de gewezen gymnasiarch van Haarlem dus op het einde van zijn leven nog bij Moretus in het krijt stond, lijkt het er niet op dat hij toen met de Antwerpse drukker en boekverkoper gebrouilleerd was. Integendeel, uit een korte brief die hij op 9 februari 1610 aan de ‘bouckdrucker inden passer’ richtte, blijkt zelfs dat hij voor hem boeken verkocht had. Ook komt uit dat schrijven naar voren dat hij nog graag een vijfof zestal exemplaren van zijn eigen, door Moretus gedrukte Terentius Christianus wilde kopen, indien de Antwerpse typograaf bereid was om deze voor niet meer dan acht stuivers per stuk te verkopen.

Tot besluit van Schonaeus' relatie met de boekdrukkers ‘inden passer’ laat ik hier deze brief van de Haarlemse oud-rector volgen. Naar het zich laat aanzien, is hij de enige die in het unieke Plantijnse bedrijfsarchief bewaard is gebleven van het ongetwijfeld veel grotere aantal ‘missives’, dat ooit door hem aan Plantijn en Moretus gericht is geweestGa naar voetnoot145.

[pagina 338]
[p. 338]

Salve, domine Morete. 1. Vendidi superioribus temporibus viginti exemplaria tuarum co<m>aediarumGa naar voetnoot146. Mitto pecuniam per Corneliam DeijmanGa naar voetnoot147, nimirum sex florenos eius monetaeGa naar voetnoot148, ut nihil ex illis sis perditurus. Cupiam liberari reliquis exemplaribus, nam nescio, quando ea hic sim venditurus.

2. Si supersunt tibi exemplariaGa naar voetnoot149 comaediarum mearum prioris partis, apud te excusaeGa naar voetnoot150, et si singula vendere velis octo sesterti-

[pagina 339]
[p. 339]

isGa naar voetnoot151, mittes ad me per eandem Corneliam 5 aut 6 exemplariaGa naar voetnoot152: curabo, ut pecuniam ipsa propediem ad te ferat.

3. Vale, 9 februarii, anno 1610.

Humanitatis tuae amantissimus

Cornelius Schonaeus.

 

A tergo:] In handen van Joannes Moretus / bouckdrucker inden passer / tot Antwerpen /

 

Alia manu:] Cornelius Schoneus 9e februarii 1610.

Verkort aangehaalde literatuur

Adams 1967
H.M. Adams, Catalogue of Books Printed on the Continent of Europe, 1501-1600 in Cambridge Libraries (Cambridge, 1967). 2 dln.
Briels 1974
J.G.C.A. Briels, Zuidnederlandse boekdrukkers en boekverkopers in de Republiek der Verenigde Nederlanden omstreeks 1570-1630; een bijdrage tot de kennis van de geschiedenis van het boek. Met in bijlage bio- en bibliografische aantekeningen betr. Zuid- en Noordnederlandse boekdrukkers, uitgevers, boekverkopers, lettergieters etc., en andere documenten. Met een Voorrede van Prof. Mr. H. de la Fontaine Verwey (Nieuwkoop, 1974) [= Bibliotheca Bibliographica Neerlandica 6].
[pagina 340]
[p. 340]
Cat. BN
Catalogue général des livres imprimés de la Bibliothèque Nationale - Auteurs (Paris 1897-1981). 231 dln.
Claes 1971
F. Claes S.J., ‘Lijst van Nederlandse woordenlijsten en woordenboeken gedrukt tot 1600’, in: De Gulden Passer, 49 (1971), pp. 130-229.
De la Fontaine Verwey 1961
H. de la Fontaine Verwey, ‘Typografische schrijfboeken. Een hoofdstuk uit de geschiedenis van de civilité-letter’, in: De Gulden Passer, 39 (1961), pp. 288-326.
Glorieux 1989
G. Glorieux, ‘Bandeaux et fleurons chez C. Plantin’, in: Marcus de Schepper & Francine de Nave (eds.), Ex Officina Plantiniana. Studia in memoriam Christophori Plantini (ca. 1520-1589) (Antverpiae, 1989) [= De Gulden Passer, 66-67 (1988-89)], pp. 213-36.
Knapen 1986
Luc Knapen, Inventaire descriptif des éditions du XVIe siècle conservées à la bibliothèque de Maredsous (Denee, 1986).
Laceulle-Van de Kerk 1951
H.J. Laceulle-van de Kerk, De Haarlemse drukkers en boekverkopers van 1540 tot 1600 ('s-Gravenhage, 1951) [= Bijdragen tot de geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel 14].
Lauwaert 1972
R. Lauwaert, ‘De handelsbedrijvigheid van de Officina Plantiniana op de Büchermessen te Frankfurt am Main in de XVIe eeuw’, in: De Gulden Passer, 50 (1972), pp. 124-80.
Van Leuvensteijn 1989
J.A. van Leuvensteijn (ed.) met een inleiding van Hubert Meeus, Zacharias Heyns Dracht-thoneel [1601] ( Amsterdam, 1989) [= Fell 6].
Machiels 1979
J. Machiels, Catalogus van de boeken gedrukt voor 1600 aanwezig op de Centrale Bibliotheek van de Rijksuniversiteit Gent (Gent, 1979). 2 dln.
[pagina 341]
[p. 341]
Meeus 1989
Hubert Meeus, ‘Zacharias Heyns, een leerjongen van Jan Moretus’, in: Marcus de Schepper & Francine de Nave (eds.), Ex Officina Plantiniana. Studia in memoriam Christophori Plantini (ca. 1520-1589) (Antverpiae, 1989) [= De Gulden Passer, 66-67 (1988-89)], pp. 599-612.
Meeus 1995
Hubert Meeus, ‘Zacharias Heyns. Een “drucker” die nooit drukte’, in: De Gulden Passer, 73 (1995), pp. 107-27.
De Nave en Voet 1995
Francine de Nave & Leon Voet, Museum Plantin-Moretus Antwerpen (Gent, 1995 (herdruk)) [= Musea Nostra 15].
Nauwelaerts 1947
M.A. Nauwelaerts, ‘Bijdrage tot de bibliographie van Simon Verepaeus’, in: De Gulden Passer, 25 (1947), pp. 52-90.
NUC
The National Union Catalogue. Pre-1956 Imprints (London [etc.], 1968-80). 685 dln.
Van den Oord 1984
Cornelis Johannes Antonius van den Oord, Twee eeuwen Bosch' Boekbedrijf 1450-1650. Een onderzoek naar de betekenis van Bossche boekdrukkers, uitgevers en librariërs voor het regionale socio-culturele leven (Tilburg, 1984; diss. Nijmegen) [= Bijdragen tot de geschiedenis van het Zuiden van Nederland 62].
Van Roey 1989
J. van Roey, ‘Het boekbedrijf te Antwerpen in 1584-1585’, in: Marcus de Schepper & Francine de Nave (eds.), Ex Officina Plantiniana. Studia in memoriam Christophori Plantini (ca. 1520-1589) (Antverpiae, 1989) [= De Gulden Passer, 66-67 (1988-89)], pp. 419-33.
Rouzet 1975
Anne Rouzet (Avec la collaboration de Micheline Colin-Boon, Paul Deprez, Marc Lefèvre, René Robbrecht et Lode van den Branden), Dictionnaire des imprimeurs, libraires et éditeurs des XVe et XVIe siècles dans les limites géographiques de la Belgique actuelle (Nieuwkoop, 1975) [= Collection du Centre national de l'archéologie et de l'histoire du livre 3].
Valkema Blouw 1989:1
Paul Valkema Blouw, ‘Plantin's betrekkingen met Hendrik Niclaes’, in: Marcus de Schepper & Francine de Nave (eds.), Ex Officina Plantiniana. Studia in memoriam Christophori Plantini (ca. 1520-1589) (Antverpiae, 1989) [= De Gulden Passer, 66-67 (1988-89)], pp. 121-58.
[pagina 342]
[p. 342]
Valkema Blouw 1989:2
Paul Valkema Blouw, ‘A Haarlem press in Sedan and Emden (1561-9). Part one: Haarlem’, in: Quaerendo, 19 (1989), pp. 225-50.
Valkema Blouw 1990
Paul Valkema Blouw, ‘Willem Silvius's remarkable start, 1559-62’, in: Quaerendo, 20 (1990), pp. 167-206.
Van de Venne 1983
Hans van de Venne, ‘Cornelius Schonaeus 1541-1611. A Bibliography of His Printed Works [I]’, in: Humanistica Lovaniensia, 32 (1983), pp. 367-433.
Van de Venne 1984
Hans van de Venne, ‘Cornelius Schonaeus 1541-1611. A Bibliography of His Printed Works II’, in: Humanistica Lovaniensia, 33 (1984), pp. 206-314.
Voet 1969-1972 (GC)
Leon Voet, The Golden Compasses. A History and Evaluation of the Printing and Publishing Activities of the Officina Plantiniana at Antwerp in two volumes (Amsterdam-London-New York, 1969-72). 2 dln.
Voet 1980-83 (PP)
Leon Voet (In collaboration with Jenny Voet-Grisolle), The Plantin Press (1555-1589). A Bibliography of the Works printed and published by Christopher Plantin at Antwerp and Leiden (Amsterdam 1980-83). 6 dln.

Afkortingen

GA: Gemeentearchief
MPM: Museum Plantin-Moretus
SA: Stadsarchief

voetnoot1
Zie Van de Venne 1983, nr. 14, Notes. Voor meer gegevens over Loosaeus en zijn relatie met Schonaeus verwijs ik naar mijn beschrijving van Schonaeus' vriendenkring (nog te verschijnen).
voetnoot2
Voor een uitgebreide schets van Schonaeus' leven verwijs ik naar de levensbeschrijving van mijn hand, die naar verwachting in 1997 zal verschijnen. Daar vindt men ook de verantwoording van de hier gegeven wetenswaardigheden. De bibliografie van Schonaeus' geschriften, door mij reeds verschillende jaren geleden samengesteld, kan men aantreffen in Humanistica Lovaniensia, 32, 1983, pp. 367-433; 33, 1984, pp. 206-314; 34B, 1985, pp. 1-113; 35, 1986, pp. 219-83.

voetnoot3
Op ‘ommegancx dach’ - vermoedelijk St.-Aelbrechtsdag (25 juni), of anders Corpus Christi of Sacramentsdag (de elfde dag na Pinksterzondag) - 1568 werd een ‘zekere spel In Latyn’ door een aantal schoolkinderen of jongens ‘openbaerlicken opten marct’ te Haarlem opgevoerd (Haarlem, GA, SA Kast 19, Nr. 148, Thes. rek. 1568, fol. 81v). Onderzoek heeft uitgewezen dat dit ‘spel’ met Schonaeus' Tobaeus vereenzelvigd mag worden. Dat deze ‘comoedia sacra’ inderdaad is opgevoerd, blijkt ook uit de dedicatiebrief van Schonaeus' Nehemias. De instauratione Hierosolymae comoedia sacra, gedagtekend 6 juni 1569, aan J(eh)an Vocking, rector van de nonnen van het Zijlklooster te Haarlem: ‘Itaque cum Tobaeum Comoediam, nuper a nobis in grariam iuventutis promulgatam, tanti a magistratu fieri conspicerem, ut eam non solum in foro publice [= “openbaerlicken opten marct”] exhiberi, sed etiam in gymnasio nostro pueris enarrari voluerit, persuasi mihi (ut ingenue, quod res est, fatear) meas nugas esse aliquid...’ (zie Van de Venne 1983, nr. 2, pp. 3-4).
voetnoot4
Zie de dedicatiebrief van Schonaeus' Tobaeus aan de Raad van Haarlem d.d. 26 juni 1568: ‘Illi amico non gravate obsequentes, dum semel atque iterum evolvissent, singuli de promulgando mecum serio agere coeperunt, industriam nostram identidem collaudantes et nescio quos aureos montes hinc mihi pollicentes’ (zie Van de Venne 1983, nrs. 1a-1b, p. 5).
voetnoot5
Voor Willem Silvius verwijs ik hier alleen naar Briels 1974, pp. 445-52, en Rouzet 1975, pp. 201-03 (met uitgebreide literatuuropgave). Zie ook Valkema Blouw 1990, p. 167, noot 1. Omdat er in Haarlem, na de liquidatie van de drukkerij van Jan van Zuren in 1564, geen drukker meer was, moest Schonaeus in 1568 de blik naar elders richten. Dat hij bij die oriëntering - mede door het gebrek aan drukkers in andere plaatsen in Holland (zie Valkema Blouw 1989: 2, p. 226, noot 3) - al gauw in Antwerpen, destijds het belangrijkste typografisch centrum van de Nederlanden, terechtkwam, ligt in de lijn der verwachtingen. De vraag, waarom Schonaeus in de Scheldestad juist bij Silvius is uitgekomen, en niet bij Plantijn, kan slechts met speculaties worden beantwoord. Ik wil hier alleen opmerken dat Schonaeus zich misschien tot Silvius heeft gewend via Jan van Zuren, met wie hij bevriend was, en diens voormalige ‘medeghesel’ in de Haarlemse drukkerij, Coornhert, die weer bevriend was met Silvius (zie De la Fontaine Verwey 1961, pp. 313-16). Over Jan van Zuren (1517-1591) en zijn drukkerij (1561-1564), zie Laceulle-Van de Kerk 1951, pp. 29-70 en 173-89; Valkema Blouw 1989: 2.

voetnoot6
De naam en persoon van Christoffel Plantijn hoef ik hier niet nader toe te lichten. Daarvoor verwijs ik gemakshalve naar Voet 1969-1972 (GC).
voetnoot7
Zie Van de Venne 1983, nr. 2 (en p. 419); Voet 1980-83 (PP), dl. 5 (1982), p. 2059, nr. 2188.
voetnoot8
Zie Van de Venne 1983, nrs. 3a-3b (en pp. 420-21).
voetnoot9
Zie Van de Venne 1983, nr. 4 (en p. 422).

voetnoot10
Zie De Nave en Voet 1995, p. 64: ‘De betrekkingen tussen patroon en vakbond zijn niet altijd rimpelloos verlopen en leidden onder meet in 1570-1572 tot felle spanningen die zich enkele malen hebben ontladen in stakingen’.

voetnoot11
Voor enige informatie over deze drukker verwijs ik naar Rouzet 1975, p. 131.
voetnoot12
Men zou dit vermoeden kunnen opperen, omdat Silvius in het impressum van de Saulus Conversus het oorspronkelijke jaartal 1570 veranderd heeft in 1571. Zelfs indien hij dit reeds in het najaar van 1570 gedaan heeft (teneinde de editie om verkooppolitieke redenen zo recent mogelijk te doen schijnen), moet er in 1571 in zijn magazijn nog een groot aantal exemplaren van dit toneelstuk voorradig zijn geweest.

voetnoot13
Voor deze Leges in gymnasio Harlemensi et Amsterodamensi..., zie Van de Venne 1983, nr. 6 (en p. 424).
voetnoot14
Zie Van de Venne 1983, nr. 7 (en p. 425); Voet 1980-83 (PP), dl. 5 (1982), pp. 2059-60, nr. 2189.
voetnoot15
Zie Van de Venne 1983, p. 425. Schonaeus' Tobaeus is waarschijnlijk begin 1580 door Plantijn gedrukt: zie Antwerpen, MPM, Arch. 58, Journal 1580, fol. 28v, waar boekenleveranties d.d. 23 februari 1580 aan Jehan Scheffer , met o.a. ‘6 Tobeus Schonei 8o’ voor 7½ stuiver (cf. Van den Oord 1984, p. 445), en Jan Salenson v>, met o.a. ‘2 Tobaeus Schonaei 8o’ voor 2½ stuiver, vermeld staan (cf. Arch. 58, Journal 1580, fol. 24r, waar in een leverantie van 18 februari 1580 o.a. 25 exemplaren van de ‘comoedia’ Tobaeus voor een prijs van fl. 1 st. 11¼ in rekening gebracht worden). Misschien werd het stuk door Nicolas Spors (zie over hem: Valkema Blouw 1989: 1, p. 146, noot 44: ‘Nicolas Spore’; Glorieux 1989, p. 230: ‘N. Spore’; Van Roey 1989, p. 430: ‘Nicolas Spoor’) gedrukt: MPM, Arch. 33, Livre des ouvriers 1580-1590, fol. 2r (6 februari 1580).
voetnoot16
Zie Van de Venne 1983, nr. 8 (en p. 426); Voet 1980-83 (PP), dl. 5 (1982), pp. 2061-62, nr. 2191.
voetnoot17
Zie Van de Venne 1983, nr. 9 (en p. 427); Voet 1980-83 (PP), dl. 5 (1982), pp. 2060-61, nr. 2190.
voetnoot18
In Antwerpen, MPM, Arch. 33, Livre des ouvriers 1580-1590, kan men vinden dat de tekst van de Saulus Conversus gezet werd door Fransois van den Bosche (fol. 4r (29 juli 1581): katernen ACDE; zie over hem: Van Roey 1989, p. 430: ‘Franchois van den Bossche’) en een mij onbekende zetter (katern B). De tekst werd gedrukt door Renier Artsens (fol. 49v (22 juli 1581): katern A; zie over hem: Van Roey 1989, p. 430: ‘Reynier Aertssens’), Nicolas Spors (fol. 39v (22 juli 1581): katern B; zie over hem: supra noot 15) en Hans Clas (fol. 43v-44r (5 en 12 augustus): katernen CDE). Cf. het colofon van de Saulus Conversus: Van de Venne 1983, nr. 8, fol. E4v.
voetnoot19
In Antwerpen, MPM, Arch. 33, Livre des ouvriers 1580-1590, wordt onthuld dat de tekst van de Naaman gezet werd door Fransois van den Bosche (fol. 4r (12 en 19 augustus 1581): katernen AB en CD). De drukarbeid werd verricht door Nicolas Spors (fol. 40r (12 en 26 augustus 1581): katernen AB en CD). Cf. het colofon van de Naaman: Van de Venne 1983, nr. 9, fol. D8v. Bekend is dat reeds op 19 augustus 1581 aan Schonaeus 100 exemplaren van zijn Saulus Conversus en 100 exemplaren van zijn Naaman werden geleverd: zie II, nr. 4 (leverantie van 19 augustus 1581).
voetnoot20
Voor deze grammatica, waarschijnlijk Rudimenta grammatices [Latinae] geheten, zie Van de Venne 1983, nr. 10.
voetnoot21
Dit blijkt uit een schrijven dat Schonaeus op 20 juni 1582 aan het Haarlemse stadsbestuur richtte en waarin hij zegt dat de grammatica, door hem ‘gecollecteert’, op stadskosten is gedrukt (naar verwachting zal deze brief door mij, tezamen met andere brieven van Schonaeus' hand, in 1997 worden gepubliceerd).
voetnoot22
Over Jan van Zuren en zijn drukkerij, zie supra noot 5.
voetnoot23
Voor Antonis Ketel (werkzaam 1581-1583) en zijn weduwe (werkzaam 1583-1584), zie Laceulle-Van de Kerk 1951, pp. 71-86.
voetnoot24
Voor een inventaris van Ketels lettertypen, zie Laceulle-Van de Kerk 1951, pp. 81-84.
voetnoot25
Voor een overzicht van Ketels productie, zie Laceulle-Van de Kerk 1951, pp. 190-202.
voetnoot26
Voor Gillis Rooman (werkzaam 1584-1610), zie Laceulle-Van de Kerk 1951, pp. 87-138 en 203-93; Briels 1974, pp. 421-25.
voetnoot27
Zie Laceulle-Van de Kerk 1951, pp. 95-97. Voor een mogelijke druk van Schonaeus' Latijnse grammatica door Rooman in 1587, zie Van de Venne 1983, nr. 12.
voetnoot28
Zie Laceulle-Van de Kerk 1951, p. 90 (ook p. 208, nr. 47, waar (1587) het impressum luidt: ‘Ghedruckt by my Gillis Rooman/ woonende inde Sueyers-strate inde gulden Parsse’; en p. 209, nr. 50, waar (1587) het bibliografisch adres luidt: ‘Ghedruckt t'Haerlem, By my Gillis Rooman, wonende inde Iacobine-strate, inde gulden Parsse’).
voetnoot29
Zie Van de Venne 1983, nr. 13.

voetnoot30
Voor deze editie, zie Van de Venne 1983, nr. 14 (en p. 429).
voetnoot31
Voor deze Keulse drukken (tot 1596; vanaf 1595 met zes in plaats van vier toneelstukken), zie Van de Venne 1983, nr. 15: Keulen, Gerhard Grevenbroich, 1592 (en p. 430); Van de Venne 1984, nrs. 18a-18b: Keulen, Gerhard Grevenbroich, 1595 (en pp. 270-71).
voetnoot32
Deze gegevens kunnen worden ontleend aan Schonaeus' voorwoord tot de welwillende lezer in de door Moretus gedrukte editie (zie Van de Venne 1984, nr. 22, pp. 3-7). Voor meer informatie over Jan Moretus verwijs ik hier slechts naar Voet 1969-1972 (GC) en Rouzet 1975, pp. 155-56.
voetnoot33
Deze datum is 29 december 1595 en niet 29 december 1594, zoals ik eerder abusievelijk schreef (zie Van de Venne 1984, nr. 22, Notes).
voetnoot34
Aan de hand van de in het archief van de Officina Plantiniana te Antwerpen bewaard gebleven rekeningen (Livre des ouvriers 1590-1610) is het mogelijk om vast te stellen, wanneer en door wie de Terentius Christianus van Schonaeus werd gezet en gedrukt: Francois Bellet zette de tekst van het werk in de maanden mei, juni, juli en augustus van het jaar 1598. In diezelfde periode drukten Joris Berger (zie over hem: Van Roey 1989, p. 429: ‘Joris Bergher’) en Peeter van Esch de katernen B en E, Hendrick Smesman (zie over hem: Van Roey 1989, p. 427: ‘Henrick Smisman’) en Hans Valentin de katernen C-D en F-G, Nicolas van Linschoten en Joos Markauwen de katernen A en H-X, en tenslotte Agen Jacobs en Guilham van Elst katern Y (Antwerpen, MPM, Arch. 786, fol. 90 (rechts), 93 (rechts), 94 (rechts), 98 (links) en 101 (links)). Het laatste katern kwam kort vóór 29 augustus 1598 van de pers.
voetnoot35
Voor deze Terentius Christianus, gedrukt door Moretus in 1598, zie Van de Venne 1984, nr. 22 (en p. 274).
voetnoot36
Voor deze editie, zie Van de Venne 1984, nr. 20 (en p. 273).
voetnoot37
Zie Van de Venne 1984, nr. 22, Notes.
voetnoot38
Op het titelblad van beide uitgaven (Antwerpen, 1598 en Keulen, 1596) wordt van de zes door Schonaeus geschreven ‘comoediae sacrae’ uitdrukkelijk gezegd: ‘Nunc demum magna eiusdem [= Cornelii Schonaei Goudani] diligentia et labore emendatae atque recognitae’ (zie Van de Venne 1984, pp. 273-74). Op de titelpagina van de Keulse druk van 1596 was deze tekst voor het eerst aangebracht om het verschil met de eerdere, niet-geautoriseerde Keulse edities te accentueren.
voetnoot39
Antwerpen, MPM, M 39, fol. 15, nr. 17 (Ao 1598), waar het oplagecijfer vermeld is: ‘1250 | Terentius Christianus Cornelij Schonaei 8o fol. 22 st. 10 | 625 |... l‘. Cf. De Nave en Voet 1995, p. 20: ‘De bestsellers (meestal klassieke auteurs bestemd voor de scholen) konden tot 2500 exemplaren gaan; de “goed in de verkoop liggende” publikaties haalden doorgaans 1250 exemplaren; de wetenschappelijke uitgaven schommelden tussen 600 en 800 exemplaren’.

voetnoot40
Antwerpen, MPM, Arch. 48, Journal 1570 ([E. 1570]), fol. 82v. Ter wille van de leesbaarheid zijn in deze en volgende posten veel overbodige punten weggelaten. Graag betuig ik hier mijn dank aan drs. Dirk Imhof, wetenschappelijk medewerker van het Museum Plantin-Moretus, voor zijn hulp bij het translittereren van enkele zeer moeilijk leesbare passages.
voetnoot41
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 5 (1982), p. 2059, nr. 2188: Nehemias. De instauratione Hierosolymae comoedia sacra, 1570 - prijs: 1 stuiver; Van de Venne 1983, nr. 2.
voetnoot42
Op het eerste gezicht lijken hier met ‘Idem’ (?) exemplaren van Schonaeus’ Nehemias bedoeld. Het probleem is echter dat één exemplaar van deze De instauratione Hierosolymae comoedia sacra eigenlijk 1 stuiver kostte (zie supra noot 41), zodat men zou verwachten dat Schonaeus in plaats van het gedebiteerde bedrag van 38 stuivers een bedrag van 60 stuivers (= 3 gulden) in rekening gebracht was Of het moet zijn dat Plantijn de Haarlemse ludimagister een fikse auteurskorting gegeven heeft (zo worden in de onder deze boekaankopen voor Schonaeus geboekte post vier exemplaren van de Nehemias verkocht voor 3 stuivers). Dat er voor Schonaeus in totaal 110 exemplaren van de Nehemias door de bode vanuit Antwerpen mee naar Haarlem zijn genomen, is niet verbazingwekkend, als men weet dat er op 19 augustus 1381 van elk van zijn toneelstukken Saulus Conversus en Naaman 100 exemplaren ‘par le Messagier’ naar Haarlem werden vervoerd (zie nr. 4).
voetnoot43
Het is mij niet duidelijk, wat ‘fo 240 (of: 24o ?)’ betekent.
voetnoot44
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 3 (1981), pp. 1235-37, nrs. 1444-45: Index librorum prohibitorum, 1570 - prijs: 2 stuivers (zie nr. 1444).
voetnoot45
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 4 (1982), pp. 1570-71, nrs. 1707-08: Calendarium ecclesiasticum, 1569[-70] - prijs: onbekend.
voetnoot46
Deze ‘Waulter den bode van Haerlem’ wordt op 19 mei 1581 ‘Wauler Paul (?) Messagier’ genoemd (zie nr. 3).

voetnoot47
Antwerpen, MPM, Arch. 57, Journal 1579 (Signé O), fol. 96r.
voetnoot48
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 5 (1982), pp, 2288-89: ‘IV. Grammatica’ - prijs: 1 stuiver (p. 2289).
voetnoot49
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 2 (1981), p. 869, nr. 1132: Colloquiorum epitome, 1561 - prijs: ½ stuiver (in 1561).
voetnoot50
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 5 (1982), pp. 2288-89: ‘IV. Grammatica’ - prijs: ½ stuiver (p. 2289).
voetnoot51
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl 5 (1982), pp. 2288-89: ‘IV. Grammatica’ - prijs: ¾ stuiver en 1 stuiver (p. 2289).
voetnoot52
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 2 (1981), pp. 798-99: ‘II. Grammaticae epitomes. II. Etymologia’, 1576 (nr. 1077) - prijs: onbekend.
voetnoot53
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 2 (1981), p. 798: ‘I. Grammaticae epitomes. I. Rudimenta’, 1573 (nr. 1077) - prijs: onbekend.

voetnoot54
Antwerpen, MPM, Arch. 59, Journal 1581 (signé Q), fol. 73v.
voetnoot55
Deze naam, die moeilijk leesbaar is, geef ik onder voorbehoud. Hoogstwaarschijnlijk is deze Wauler Paul (?) dezelfde die eerder (zie nr. 1) ‘Waulter den bode van Haerlem’ genoemd wordt.
voetnoot56
Zie supra noot 41.
voetnoot57
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 5 (1982), pp. 2059-60, nr. 2189: Tobaeus. Comoedia sacra et nova, 1580 - prijs: 1 stuiver; Van de Venne 1983, nr. 7.

voetnoot58
Antwerpen, MPM, Arch 59, Journal 1581 (signé Q), fol. 130r.
voetnoot59
Waarschijnlijk is deze ‘Messagiere’ de eerder (zie nr. 3) genoemde ‘Wauler Paul (?)’.
voetnoot60
Zie supra noot 41.
voetnoot61
Zie supra noot 57.
voetnoot62
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 5 (1982), pp. 2061-62, nr. 2191: Saulus Conversus. Comoedia nova et sacra, 1581 - prijs: 1 stuiver; Van de Venne 1983, nr. 8.
voetnoot63
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 5 (1982), pp. 2060-61, nr. 2190: Naaman. Comoedia sacra et nova, 1581 - prijs: 1 stuiver; Van de Venne 1983, nr. 9.
voetnoot64
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 1 (1980), pp. 15-16, nr. 17: Fabulae aliquot, 1581 - prijs: 1 stuiver en 1½ stuiver (p. 15). Merkwaardigerwijze is Schonaeus voor dit exemplaar van Schenkelius' ‘fabulae graecae selectae’ niet gedebiteerd, zodat het niet waarschijnlijk lijkt dat het hem inderdaad geleverd is.

voetnoot65
Antwerpen, MPM, Arch. 18, Grand livre + + 1571-1582, fol. 424 links (debetzijde).
voetnoot66
Zie nr. 3 (leverantie van 19 mei 1581).
voetnoot66
Zie nr. 3 (leverantie van 19 mei 1581)
voetnoot67
Zie nr. 4 (leverantie van 19 augustus 1581).
voetnoot68
Zie nr. 5c.

voetnoot69
Antwerpen, MPM, Arch. 59, Journal 1581 (signé Q), fol. 136r.
voetnoot70
Wanneer men 2 gulden (zie nr. 5c) voor de in totaal veertig teruggezonden exemplaren van Schonaeus' Saulus Conversus en Naaman (voor de levering op 19 augustus 1581 van 100 exemplaren van ieder van deze comoediae sacrae, zie nr. 4) van de schuld van 15 gulden en 2 stuivers (zie nr. 5a) aftrekt, blijft niet een bedrag van 13 gulden en 7 stuivers te betalen over, maar een som van 13 gulden en 2 stuivers (zie nr. 5c). Men ziet echter dat de debet- (zie nr. 5a) en creditzijde (zie nr. 5c) met elkaar in balans zijn gebracht.

voetnoot71
Antwerpen, MPM, Arch. 18, Grand livre + + 1571-1582, fol. 424 rechts (creditzijde).
voetnoot72
Cf. nr. 5b, waar echter een betaling vermeld wordt van ‘florins treze et sept pattars’.
voetnoot73
Zie echter nr. 5b en supra noot 70.

voetnoot74
Antwerpen, MPM, Arch. 69, Journal 1592 (Signé Dd), fol. 138v.
voetnoot75
Cf. Antwerpen, MPM, Arch. 70, Journal 1593 (Signé Ee), fol. 100r: leverantie aan ‘Domino M. Brugelio Canonico Antverpiensi’ d.d. 24 juli 1593, en fol. 135r: leverantie aan ‘Reverendo Domino Breugelio Canonico pro hollandia’ d.d. 30 september 1593).
voetnoot76
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 2 (1981), p. 623, nr. 960: Philippica prima, 1575 (?) - prijs: ½ stuiver (in 1575 (?)).
voetnoot77
Met deze aanduiding zijn 7 ½ feuilles bedoeld (een exemplaar telde dus 30 bladen oftewel 60 bladzijden). Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 2 (1981), p. 623, nr. 961: Philippica secunda, 1575 (?) - prijs: 2 stuivers (in 1575 (?)).
voetnoot78
Van Cicero's Orationes Philippicae 3-7 wordt in Voet 1980-1983 (PP), dl. 2 (1981), geen exemplaar vermeld.
voetnoot79
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 1, p. 501, nr. 848: Paraphrasis psalmorum Davidis poetica, 1588 - prijs: 3 stuivers (in 1582: zie Voet 1980-83 (PP), dl. 1, p. 500, ad nr. 847).
voetnoot80
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 2 (1981), p. 891, nr. 1149: Evangelia et epistolae dominicorum festorumque dierum (ΕΥΑΓΓΕΛΙΑ ΚΑΙ ΕΠΙΣΤΟΛΑΙ ΤΩΝ ΚΥΡΙΑΚΩΝ, ΚΑΙ...), 1585 - prijs: 3 stuivers (in 1585).
voetnoot81
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 2 (1981), pp. 663-64, nr. 1000: Absolutissimae institutiones in Graecam linguam, 1581 (voltooid en op de markt gebracht in 1589) - prijs: 6 stuivers.
voetnoot82
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 5 (1982), pp. 2278-79: ‘II. Dialectica’ - prijs: 2 stuivers (in 15??) (p. 2279); cf. pp. 2279-83, nrs. 2361-2366.
voetnoot83
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 5 (1982), p. 2307: ‘VI. Rhetorica’ - prijs: 2 stuivers (in 15??); met tabula is Valerius' Anacephaleosis bedoeld (p. 2307).
voetnoot84
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 2 (1981), pp. 792-93, nr. 1074: De figuris liber, 1568 - prijs: ¾ stuiver (in 1568).
voetnoot85
Deze prijs van 24 stuivers voor 8 exemplaren was een vergissing en diende 8 stuivers te zijn (zie nr. 8b).
voetnoot86
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 2 (1981). pp. 616-17, nr. 946: Ex familiaribus breviores epistolae... selectae, 1575 - prijs: 1 ¼ stuiver (in 1575).

voetnoot87
Antwerpen, MPM, Arch. 171, Journal 1599 (Signé Ll), fol. 27r.
voetnoot88
Zacharias Heyns, boekverkoper te Amsterdam en voormalig leerjongen van Jan Moretus (zie Meeus 1989), was een zakenrelatie van de Officina Plantiniana (zie Lauwaert 1972, pp. 141 en 172; cf. b.v. Antwerpen, MPM, Arch. 126, Grand livre signé D. 1590-1614, fol. 47 (links en rechts)). Voor meer gegevens over hem, zie Briels 1974, pp. 317-19; Van Leuvensteijn 1989, pp. IX-XIII; Meeus 1995.
voetnoot89
Bedoeld is Schonaeus' Comoediarum altera pars, gedrukt in 1599 door Gillis Rooman te Haarlem voor Zacharias Heyns te Amsterdam (zie Van de Venne 1984, nr. 25).
voetnoot90
Cf. Van de Venne 1984, nr. 22, Notes: Terentius Christianus, seu comoediae sacrae sex - prijs: 10 stuivers (zie ook supra noot 39).
voetnoot91
De beide bedragen van fl. 4 st. 10 en fl. 0 st. 15 zijn doorgehaald. Het totaalbedrag der onkosten blijkt echter meteen hierna over Schonaeus en Heyns verdeeld te zijn: eerstgenoemde moest 2 gulden betalen, laatstgenoemde 3 gulden en 5 stuivers.
voetnoot92
Cf. supra noot 90.
voetnoot93
Waaruit de onkosten bestaan, is reeds eerder gebleken: ‘licenten en tollen ende schep; cordes en papier’ (zie ook supra noot 91).

voetnoot94
94 Zie supra noot 75.
voetnoot96
Zie supra nr. 6 (leverantie van 17 november 1592).
voetnoot95
Deze schuld is verrekend met het tegoed van 18 gulden en 6 stuivers, dat vermeld staat sub nr. 8b.
voetnoot97
Zie supra noot 86.
voetnoot98
Een leverantie aan de Antwerpse kanunnik Br(e)ugelius, d.d. 19 april 1593, waarvan 5 Epistolae selectae bestemd waren voor Schonaeus, heb ik in MPM, Arch. 70, Journal 1593 (Signé Ee), niet aangetroffen (in het journaal volgen op de boekverkopen van 16 april (fol. 56r) die van 21 april (fol. 56v); ook op de oorspronkelijk in het Grootboek genoteerde datum van 12 (naderhand veranderd in 19) april 1593 (zie infra noot 101) heb ik in het betreffende Journaal geen Epistolae selectae gevonden).
voetnoot99
Zie nr. 7 (leverantie van 15 februari 1599).
voetnoot100
Zie supra noot 87.
voetnoot101
Antwerpen, MPM, Arch. 21, Grand livre 1590-1599 (signé Q), fol. 157 links (debetzijde).

voetnoot102
Voor deze post, zie Antwerpen, MPM, Arch. 493, Journal librairie 1593-1595, fol. 10v.
voetnoot103
Voor de levering van 8 exemplaren van Despauterius' De figuris liber, zie nr. 6 (leverantie van 17 november 1592).
voetnoot104
De lezing van de laatste twee regels lijkt waarschijnlijk, maar is niet helemaal zeker.
voetnoot105
Antwerpen, MPM, Arch. 21, Grand livre 1590-1599 (signé Q), fol. 157 rechts (creditzijde).

voetnoot106
Antwerpen, MPM, Arch. 174, Journal 1602 (Signé Oo), fol. 113r.
voetnoot107
Waarschijnlijk betreft het hier een exemplaar van Lipsius' Opera omnia quae ad criticam proprie spectant, iam noviter ab ipso aucta, correcta, digesta (Antverpiae, Ex officina Plantiniana, Apud Ioannem Moretum, 1600) (zie Adams 1967, dl. 1, p. 639, L 754; NUC, dl. 335 (1974), p. 349c: NL 0398630; Machiels 1979, dl. 1, L 313; Knapen 1986, p. 277, L 30.I; p. 279, L 31).
voetnoot108
Cf. nr. 6 en supra noot 83.
voetnoot109
Op 11 oktober 1603 blijken ‘12 Rhetorica Valery’ fl. 2 st. 2 te kosten (zie nr. 11); de onderhavige post van fl. 1 st. 1 voor ‘6 Valery Rhetorica’ lijkt dus correct. Indien men echter het totaalbedrag van de leverantie ad fl. 3 st. 7 bekijkt, moet hierin een optelfout zijn gemaakt, ofwel de prijs van 1 exemplaar van Lipsius' Critica bedroeg destijds niet fl. 2 st. 5, maar fl. 2 st. 6.

voetnoot110
Antwerpen, MPM, Arch. 175, Journal 1603 (Signé Pp), fol. 49v.
voetnoot111
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 3 (1981), pp. 1379-80, nr. 1552: Politicorum sive civilis doctrinae libri sex (Ad libros politicorum breves notae), 1589 - prijs: 10 stuivers (in 1589). Voor een editie uit 1596 (Antverpiae, Ex officina Plantiniana, Apud viduam et Ioannem Moretum), zie NUC, dl. 335 (1974), p. 362c: NL 0398871; Knapen 1986, p. 280, L 35 en L 36. Voor een editie uit 1599 (Antverpiae, Ex officina Plantiniana, Apud Ioannem Moretum), zie NUC, dl. 335 (1974), p. 362c: NL 0398873; Machiels 1979, dl. 1, L 351.
voetnoot112
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 3 (1981), pp. 1358-59, nr. 1537: De constantia libri duo, 1589 - prijs: 4 stuivers (in 1586: p. 1358 ad nr. 1536). Voor een editie uit 1599 (Ex officina Plantiniana, Apud Ioannem Moretum), zie Adams 1967, dl. 1, p. 640, L 776; NUC, dl. 335 (1974), p. 353b: NL 0398696; Machiels 1979, dl. 1, L 328.
voetnoot113
De volledige titel van dit werk van Lipsius luidt: De bibliothecis syntagma. Het werd in 1602 door Moretus te Antwerpen gedrukt (Antverpiae, Ex officina Plantiniana, Apud Ioannem Moretum, 1602) (exx. in Nijmegen, UB, 50 b 7:4 en 653 c 41:4; zie ook NUC, dl. 335 (1974), p. 352c: NL 0398684).
voetnoot114
Van deze boekenleverantie van 5 april 1603 lijken alleen de drie werken van Lipsius voor Schonaeus, of liever Scriverius (zie diens brief van 16 mei 1603 aan Schonaeus, die ik in 1997 hoop uit te geven (zie supra noot 21)), bestemd geweest te zijn, reden waarom de overige boeken niet geïdentificeerd zijn.

voetnoot115
Antwerpen, MPM, Arch. 175, Journal 1603 (Signé Pp), fol. 159r.
voetnoot116
Niet vermeld is, waar Cornelia Deijman tijdens haar verblijf in Antwerpen in de maand oktober verbleef. Wel is bekend, dat zij op 20 juni 1603 in ‘Het Gulden Tonneken’ op de Vlasmarkt logeerde (Antwerpen, MPM, Arch. 175, Journal 1603 (Signé Pp), fol. 95v).
voetnoot117
Cf. nr. 9 (leverantie van 28 juli 1602) en supra noot 108.
voetnoot118
Cf. Voet 1980-83 (PP), dl. 3 (1981), pp. 1302-03, nr. 1500: Dictionarium Teutonico-Latinum, 1588 - prijs: 12 stuivers (in 1588). Voor een editie uit 1599 (Ex officina Plantiniana, Apud Ioannem Moretum), zie Claes 1971, p. 220, nr. 349; Machiels 1979, K 274 (van deze editie bestaat een reprint: Amsterdam, 1972).
voetnoot119
Bedoeld zijn de Progymnasmata Latinitatis sive dialogi van de jezuïet Jacobus Pontanus. Voor een volumen primum en secundum in-8o van deze Progymnasmata, verschenen in 1603 te Lyon (Lugduni, apud B. Vincentium, 1603), zie Cat. BN, dl. 140 (1936), kol. 745. Voor eerdere edities, gedrukt te Ingolstadt in 1594 en 1599, zie NUC, dl. 465 (1976), p. 102c: NP 0475853 en NP 0475854.
voetnoot120
Welk werk hier bedoeld wordt, weet ik niet. Cf. NUC, dl. 403 (1975), p. 129b, NM 0910573: Musica divina, das ist die geistreichen Doctoris Martini Lutheri, und erlicher anderer Christlichen Lehrer teutsche fürnembste gesänge... (Wolfenbüttel, 1620).
voetnoot121
Voor Verepaeus' Praeceptiones de verborum et rerum copia (Coloniae, Apud Gervinum Calenium, et Haeredes Quentelios, 1593), zie Nauwelaerts 1947, p. 86, XIII, nr. 3; Machiels 1979, dl. 2, V 146.
voetnoot122
Zie nrs. 13a en 13b.

voetnoot123
Antwerpen, MPM, Arch. 177, Journal 1605 (Signé Rr), fol. 143v.
voetnoot124
Met dit bedrag werden vijfentwintig van de honderd op 15 februari 1599 geleverde exemplaren van Schonaeus' Terentius Christianus, seu comoediae sacrae sex (zie nr. 7) betaald (zie - ook voor de prijs per exemplaar - nr. 14b).

voetnoot125
Zie nr. 8a en supra noot 101.
voetnoot126
Zie nr. 11 (leverantie van 11 oktober 1603) en supra noot 115.
voetnoot127
Antwerpen, MPM, Arch. 127, Grand livre du soleil 1600-1608 (signé au Soleil), fol. 44 links (debetzijde).

voetnoot128
Zie nr. 12.
voetnoot129
Zie nr. 14b.
voetnoot130
Antwerpen, MPM, Arch. 127, Grand livre du soleil 1600-1608 (signé au Soleil), fol. 44 rechts (creditzijde).
voetnoot131
Zie nrs. 14a-14b, en infra noten 134 en 140.

voetnoot132
Deze datum moet zijn: 15 februari (zie nrs. 7 en 8a).
voetnoot133
Zie supra noot 127.
voetnoot134
Zie Antwerpen, MPM, Arch. 128, Grand livre signé A. 1610-1618, fol. 4 links (debetzijde).

voetnoot135
Zie nrs. 7 en 8a.
voetnoot136
Zie nrs. 12 en 13b.
voetnoot137
Zie nr. 15.
voetnoot138
Vijfentwintig van de honderd exemplaren van de Terentius Christianus, seu comoediae sacrae sex, welke Schonaeus op 15 februari 1599 geleverd waren (zie nrs. 7 en 8a) waren betaald op 15 september 1605 (zie nrs. 12 en 13b), terwijl twintig exemplaren betaald werden op 13 augustus 1610 (zie nrs. 14b en 15). Open stond dus nog de rekening of betaling van vijfenvijftig exemplaren.
voetnoot139
Zie infra nr. 16.
voetnoot140
Antwerpen, MPM, Arch. 128, Grand livre signé A. 1610-1618, fol. 4 rechts (creditzijde).

voetnoot141
Antwerpen, MPM, Arch. 217, Journal 1610 (signé Yy), fol. 147r.
voetnoot142
Met deze 6 gulden betaalde Schonaeus twintig van de honderd exemplaren van zijn Terentius Christianus, seu comoediae sacrae sex (zie nr. 14b), die hij reeds in februari 1599 had aangekocht (zie nrs. 7 en 8a). Voor de prijs van 6 stuivers per exemplaar, zie nr. 14b.

voetnoot143
Zie nr. 14b en supra noot 140.
voetnoot144
Antwerpen, MPM, Arch. 131, Grootboek B. 1618-1629, fol. 3 links (debetzijde). Nadat Schonaeus in september 1605 (zie nrs. 12 en 13b) vijfentwintig van de honderd hem in februari 1599 (zie nrs. 7 en 8a) geleverde exemplaren van zijn Terentius Christianus, seu comoediae sacrae sex had betaald en in augustus 1610 (zie nr. 15) nog eens twintig, bleef hij Moretus tot het einde van zijn leven 16 gulden en 10 stuivers, oftewel vijfenvijftig exemplaren (prijs per exemplaar: 6 stuivers), schuldig (zie nr. 14b).
voetnoot145
Antwerpen, MPM, Arch. 93, fol. 223r-v. De inhoud van deze brief luidt als volgt: 1. Schonaeus draagt via Cornelia Deijman aan Moretus het geld af van twintig verkochte exemplaren van diens comoediae. De resterende exemplaren is hij ook graag kwijt, want hij heeft er geen idee van, wanneer hij die zal verkopen. 2. Indien Moretus nog exemplaren van het door hem gedrukte eerste deel van Schonaeus' bijbelse komedies in voorraad heeeft en deze voor niet meer dan acht stuivers per stuk wil verkopen, kan hij er Cornelia Deijman vijf of zes meegeven. Zij zal hem dan eerstdaags het verschuldigde geld brengen. 3. Vaarwel.
voetnoot146
Schonaeus schrijft abusievelijk: ‘coaediarum’. Welke ‘comoediae’ van Moretus (‘tuae’) hier bedoeld zijn, is mij bij gebrek aan nadere informatie niet duidelijk. Om een tweetal redenen is het hoogst onwaarschijnlijk dat Schonaeus hier doelt op exemplaren van de in 1598 door Moretus gedrukte Terentius Christianus, seu comoediae sacrae sex, waarvan hij er in augustus 1610 inderdaad twintig met de Antwerpse drukker afrekende (zie nr. 1 5 en supra noot 142). In de eerste plaats komt Schonaeus op deze komedies verderop in zijn brief te spreken en noemt hij ze ‘comoediae meae’. In de tweede plaats heeft hij kennelijk van Moretus' komedies nog een (groot) aantal exemplaren in bezit, die hij liever kwijt dan rijk is, terwijl hij van zijn eigen komedies nog wel vijf of zes stuks wil kopen. Van deze laatste ‘comoediae’ heeft hij blijkbaar geen (of weinig) exemplaren meer, al blijkt het vreemd dat hij in dat geval vijfenvijftig exemplaren nooit met Moretus heeft afgerekend (zie supra noot 144). Bij gebrek aan een betere hypothese spreek ik hier de veronderstelling uit, dat Schonaeus wellicht doelt op zijn eigen Sacrae comoediae sex van 1592 (zie Van de Venne 1983, nr. 16a (en p. 431)). Op 8 maart 1593 werd namelijk op zijn rekening bij Jan Moretus een bedrag van 17 gulden en 10 stuivers als tegoed bijgeschreven wegens de levering, via François van Raphelengien (Franciscus Raphelengius), van vijftig exemplaren van zijn ‘Comediae 8o’ (één exemplaar kostte dus 7 stuivers) (Antwerpen, MPM, Arch. 21, fol. 157 rechts (creditzijde), en Arch. 493, fol. 10v: zie II, nr. 8b). Hoewel er kort na aankomst van deze zending te Antwerpen veertig exemplaren naar de Büchermesse te Frankfurt am Main zijn gegaan (Arch. 493, fol. 13r), is het toch niet onmogelijk dat Moretus op den duur met een behoorlijk aantal winkeldochters is blijven zitten en uiteindelijk de auteur zelf maar heeft ingeschakeld om die te verkopen. Indien de hier geopperde veronderstelling juist is, is het een open en slechts met puur giswerk te beantwoorden vraag, waarom Schonaeus ondanks een stagnerende verkoop van bovengenoemde exemplaren nog wel afzetmogelijkheden zag voor vijf of zes duurdere, slechts zes bijbelse stukken bevattende, exemplaren van zijn in 1598 door Moretus gedrukte Terentius Christianus.
voetnoot147
Ongetwijfeld dezelfde die op 11 oktober 1603 (zie II, nr. 11) ‘messagiere de Haerlem’ genoemd wordt.
voetnoot148
Op het eerste gezicht zou men denken dat Schonaeus de twintig exemplaren voor 6 stuivers per stuk heeft verkocht, waar Moretus 7 stuivers (zie supra noot 146) per stuk had betaald. De aanduiding ‘eius monetae’ doet echter vermoeden dat de 6 gulden een dergelijke waarde hebben vertegenwoordigd, dat de Antwerpse drukker geen verlies heeft hoeven te lijden, hetgeen Schonaeus ook uitdrukkelijk zegt. Voor de waarde van geld, zie ook II, nr. 12: ‘selon la valeur de monoye par icy’.
voetnoot149
Dat Moretus inderdaad nog exemplaren in voorraad had, blijkt uit de Index librorum van de Typographia Plantiniana uit 1615 (zie Van de Venne 1984, nr. 22, Notes).
voetnoot150
Bedoeld is de door Moretus in 1598 gedrukte Terentius Christianus, seu comoediae sacrae sex: zie Van de Venne 1984, nr. 22 (en p. 274).
voetnoot151
De officiële verkoopprijs van één exemplaar van Schonaeus' Terentius Christianus, seu comoediae sacrae sex bedroeg destijds niet 8, maar 10 stuivers (zie Van de Venne 1984, nr. 22, Notes; cf. supra noten 39 en 90, en II, nr. 7). Eerder waren Schonaeus slechts 6 stuivers in plaats van 10 stuivers voor één exemplaar in rekening gebracht (zie II, nr. 14b).
voetnoot152
In het Journaal van 1610 in het Plantijnse archief (Antwerpen, MPM, Arch. 217) heb ik geen post aangetroffen, die opheldering zou kunnen verschaffen over de vraag, of Cornelia Deijman inderdaad exemplaren van de Terentius Christianus van 1598 mee naar Haarlem heeft teruggenomen. Alles wel beschouwd lijkt mij dit niet waarschijnlijk, omdat Schonaeus in februari 1610 bij Moretus nog voor een bedrag van 22½ gulden in het krijt stond. Van deze schuld loste de Haarlemse oud-rector in augustus 1610 nog 6 gulden af, maar bij zijn overlijden in november 1611, ja zelfs zeven jaren na zijn dood (1618), was hij de Officina Plantiniana nog altijd 16 gulden en 10 stuivers verschuldigd (Antwerpen, MPM, Arch. 128, Grand livre signé A. 1610-1618, fol. 4 rechts (zie II, nr. 14b); Arch. 217, Journaal 1610, fol. 147r (zie II, nr. 15); Arch. 131, Grootboek B. 1618-1629, fol. 3 links (zie II, nr. 16)).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Hans van de Venne

  • over Cornelius Schonaeus

  • over Christoffel Plantijn

  • over Willem Silvius

  • over Jan Moretus

  • over Hendrik van der Loe


plaatsen

  • over Antwerpen


datums

  • 12 mei 1570

  • 3 juli 1579

  • 19 mei 1581

  • 19 augustus 1581

  • 19 mei 1581

  • 6 september 1581

  • 17 november 1592

  • 15 februari 1599

  • 17 november 1592

  • 8 maart 1593

  • 28 juli 1602

  • 5 april 1603

  • 11 oktober 1603

  • 15 september 1605

  • 3 januari 1600

  • 20 november 1603

  • 13 augustus 1610

  • 9 februari 1610