Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Haerlemsche eerlycke uren, bestaende in korte sin-spreucken, kloecke antwoorden, en vreemde bejegheninghen (1661-1663)

Informatie terzijde

Titelpagina van Haerlemsche eerlycke uren, bestaende in korte sin-spreucken, kloecke antwoorden, en vreemde bejegheninghen
Afbeelding van Haerlemsche eerlycke uren, bestaende in korte sin-spreucken, kloecke antwoorden, en vreemde bejegheninghenToon afbeelding van titelpagina van Haerlemsche eerlycke uren, bestaende in korte sin-spreucken, kloecke antwoorden, en vreemde bejegheninghen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.63 MB)

ebook (3.79 MB)

XML (0.48 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

moraliteit
anekdotes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Haerlemsche eerlycke uren, bestaende in korte sin-spreucken, kloecke antwoorden, en vreemde bejegheninghen

(1661-1663)–Anoniem Haerlemsche eerlycke uren, bestaende in korte sin-spreucken, kloecke antwoorden, en vreemde bejegheninghen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 115]
[p. 115]

Alles heeft zijn bedencken.

MEN vraeghde eens aen Socrates, welcke hem dagt de sterckste Staet te wesen? hy antwoorde: Daer Kloecke Mannen in woonen: Welcke een gheluckige Staet was? Daer d'Eendracht gheduerigh bleef: En wat onder haer het alderbeste was? Malkanderen uyt harden, en te yveren in deucht en fraeyheyt. Zijn toehoorders namen dit wel: Maer minder oorsaeck had den Broeder van Keyser Tacitus om benoegt te sijn, als hy voor den Raedt yets versoeckende, afgewesen wiert: Doch om te betoonen dat hy was van een gesadicht Gemoet: Toonden hy hem in 't uytgaen seer blijde: En syde by hem selfs: De Heeren die Regeeren, doen wat sy begeeren. Soetelijcker ghebeurdent dat Diogenes van Plato een weynigh Wijns versocht: En Plato sondt hem een groote Kruyck vol: Waer over oock Diogenes door de sijne danck dede seggen: En voegde daer by: Als men u vraegt hoe veel zijn twee ende twee, sult gy seggen, Twintigh: Als men u dan om de uytlegginge vraegt: Segt dan: Ghy hebt niet gegeven na't geen men eyschten, daer om en bent gy oock niet geantwoort na't geene gy vraegden.

 

ISocrates ghevraegt wat Rhetorica was, antwoorde: Het maken van kleyn uyt groot, en het groot uyt kleyn: Willende segghen: Dat

[pagina 116]
[p. 116]

men by de Poëten als by de Schilders gheen waerheydt soecken most: Zy handelden beyde wel van groote dingen, toch alles, om die kleyne grootheyt noch grooter aen de Beminnaers der Schilderyen en Rethorica te vertonen: Erasmus van Rotterdam door sijn Theologize gheleertheyt den Paus door sijn groote macht, noch de Koninghen door hun gebiet, hebben van die tijt tot op heden dese Vrijheyt der Schilders en Poëten niet konnen benemen: Een Philosooph hier op ghevraegt, waer om hy daer soo heftigh over lachte? Antwoorde: Om dat ick te eerder lacchens eynde soude vinden. So goet lachs echter Plato niet zijnde, antwoorde, als men hem vraegde, waer om hy immers so weynig lachte? Seyde: Om dat na soo grooten uytgelatentheyt wel haest wat anders volgt. Epictetus het lacchen niet heel en al versmadende, Seyde: 'tLacchen mag wel, dan niet te veel, noch om te belachlijcken saeck, nochte oock in eenigheydt ghedaen werden. Want 't is gebeurdt dat yemandt in sijn Deur staende, juyst op die tijdt lachten als een ander daer verby quam, die meenende om dat hy apparent een quade conscientie had, dat dit lachem om hem was, trat aen de Deur, en quetsten in gramschap met een opsteecker den opgemelten Persoon, dat hy doot viel: Doen hadmen oorsaeck met de dader te schreyen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken