Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 5 (1973) (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 5 (1973)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 5 (1973)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 5 (1973)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 5 (1973)

(1976)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het vijfde colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

Ten geleide Door W. Thys
Voorzitter van de IVN

‘The truth behind the dikes’... Het moge dan de titel van een cabaretprogramma zijn, deze woorden vatten op een ludieke wijze samen waar het in het jongste Colloquium van de docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten in belangrijke mate om te doen is geweest: hun op ons driejaarlijks congres waar ze naartoe plegen te komen vanuit alle 's Heren landen, iets meegeven van wat er leeft achter de dijken en de duinen van de Nederlanden, opdat ze, daarmee gewapend, de neerlandistiek levendiger, reëler en dus ook beter zouden kunnen brengen aan hun buitenlandse studenten.

 

Dit is trouwens het verslag van het wel meest ‘Hollandse’ Colloquium dat we al hebben gehad: regelrecht middenin de tulpenvelden van Zuid-Holland. Het Congrescentrum De Leeuwenhorst, aanleunend tegen de Noordwijker duinen, bood het voordeel dat in dezelfde behuizing gecongresseerd, gegeten en geslapen kon worden, zodat de zo belangrijke onderlinge contacten tussen de docenten uit verschillende landen wel het optimale resultaat hebben opgeleverd. Daar was iedereen het over eens. Er stond tegenover dat de kloostersfeer wel wat isolerend heeft gewerkt en de afwezigheid van stadsvertier vlakbij, het op alle congressen zo belangrijke avondprogramma niet ten volle tot zijn recht heeft laten komen. Ook daarover zijn randbemerkingen gemaakt. Maar dit zijn beschouwingen die niet de kern van dit Colloquium Neerlandicum raken en die uiteraard ook niet in dit verslag zijn terug te vinden. Ze zijn evenwel belangrijk omdat ze uiteindelijk meetellen bij het beantwoorden van de vraag of dit Colloquium geslaagd was? De organisatoren ervan hebben in elk geval menig deelnemer behorend tot de garde van de oude getrouwen horen verklaren dat dit Vijfde Colloquium het beste was dat hij of zij tot hiertoe had meegemaakt. In een tijd waarin men zo kritisch staat tegenover alles wat georganiseerd wordt of georganiseerd is, wat het ook zij, zal men zoiets niet gemakkelijk zeggen als het tegenovergestelde waar zou zijn. Voorzichtigheidshalve en ook omdat de eer ons

[pagina 4]
[p. 4]

niet toekomt de uitspraak relativerend, zou ik durven te stellen dat dit Vijfde Colloquium Neerlandicum, tevens het eerste dat georganiseerd werd door de IVN, een ‘goed’ Colloquium was. ‘Goed’ dank zij zijn inhoud en die inhoud danken we aan de deelnemers en aan hen die voor de deelnemers zijn opgetreden.

 

Wie waren er? Er waren méér buitenlandse docenten dan op de vorige Colloquia. Ondanks gevoelige financiële beperkingen (een inschrijfgeld en een ‘drempelbedrag’ voor eigen rekening op de toegestane reisvergoedingen) hebben 67 extramurale collega's (49 op het Vierde Colloquium in 1970) dit Colloquium bijgewoond. Zij vertegenwoordigden 63 universiteiten in 22 landen. Dus werkelijk een internationaal congres. Gaat het hier voor een groot deel om Nederlanders en Belgen, werkzaam in het buitenland, dan moet toch de ereplaats worden toegekend aan de buitenlanders in dit gezelschap: tot de deelnemers behoorden collega's van Amerikaanse, Britse, Finse, Hongaarse, Indonesische, Noorse, Oostduitse, Poolse, Russische, Westduitse, Zuidafrikaanse, Zuidkoreaanse en Zweedse nationaliteit.

 

Het mag wat vreemd klinken maar het is voor de organisatoren van zo'n Colloquium, na de zenuwslopende bezigheid van het voorbereiden, een moment van grote voldoening en zelfs trots, de vertegenwoordigers van ons vak, na al de tribulaties van gecompliceerde, lange en vermoeiende reizen, veilig en wel, aandachtig luisterend naast elkaar te zien zitten in de vergaderruimte: de lector uit Helsinki naast zijn collega uit Zürich, de lector uit Madrid naast de docente uit Philadelphia, de hoogleraar uit Jakarta naast die uit Honolulu, de neerlandist uit Moskou naast die uit Napels, enz., allen vergaderd in naam van het Nederlands. Het volstaat de verslagen van de Taal- en Letterkundige Congressen van 100 tot 125 jaar geleden hier tegenover te stellen. De fanfares waarmee de ‘taalbroeders uit het noorden’ aan het station van Leuven of Gent werden opgewacht, zijn er niet meer bij, evenmin de opgeblazen redevoeringen, liederen en strijdleuzen. ‘Hoeveel beter en zakelijker doen wij het nu niet’, hoor ik zeggen. Zakelijker, ja. Beter, dat valt nog te bewijzen. Te bewijzen valt dat wij tegen de achtergrond van de vijf continenten waar Nederlands onderwezen wordt, inderdaad méér voor het Nederlands doen dan de romantisch geïnspireerde filologen, taalminnaars en letterlievenden uit de 19e eeuw dit deden tegen de achtergrond van de Nederlandse taalgemeenschap, te bewijzen valt dat wij in staat zijn op dit wereldteater evenveel voor het Nederlands te presteren als de mannen die het Woordenboek der Nederlandsche Taal reali-

[pagina 5]
[p. 5]

seerden, de Gentse universiteit naar de vernederlandsing voerden of de geschiedenis van de Nederlandse letterkunde schreven.

 

Wie enig inzicht heeft in de situatie van het onderwijs van het Nederlands aan buitenlandse universiteiten, voelt met ons de bekommernis om het opvoeren van dit onderwijs tot een hiërarchisch en wetenschappelijk niveau waarop het Nederlands krachtens zijn positie als Germaanse taal tussen het Duits en het Engels recht heeft. De wankele positie van vele lectoraten, de moeilijkheid om leeropdrachten aan een aantal universiteiten tot de volwaardigheid van een leerstoel op te voeren, de onzekerheid in alle opzichten waarmee docenten extra muros te kampen hebben, wat dan weer meebrengt dat er een vrij hoge mobiliteit bij het personeel voorkomt die het onderwijs zeker geen goed doet, al deze factoren maken dat een situatie die al ware het maar bij benadering ideaal zou kunnen worden genoemd, er nog lang niet is. Dit is niet de plaats om naar de oorzaken van die tekortkomingen te zoeken, wel om, ter gelegenheid van het gereedkomen van dit verslag, de binnenlandse (Nederlandse en Belgische) bestuurslichamen, die hier toch een heel belangrijke rol spelen, met nadruk te wijzen op de verantwoordelijkheid die zij dragen ten aanzien van het onderwijs van onze taal en cultuur in het buitenland.

 

Nederlands onderwijzen aan een buitenlandse universiteit is uiteraard een universitaire aangelegenheid. Degenen die ermee belast zijn moeten, hoe dan ook, als universitaire docenten beschouwd en dienovereenkomstig gehonoreerd worden. Plannen voor de stabilisatie van hun loopbaan zullen, alles wel beschouwd, op het universitaire niveau moeten worden uitgewerkt. Het is wel pijnlijk te moeten vaststellen dat bv. de Belgische overheid op universitair plan in een - zij het gecompliceerde - handomdraai een regeling heeft gevonden voor wie in het kader van de ontwikkelingssamenwerking in het buitenland gaat doceren maar dat zij er tot nu toe niet in geslaagd is het sedert het bestaan van de Werkcommissie (1961) gesignaleerde en herhaaldelijk onder de aandacht gebrachte probleem van de docenten Nederlands in het buitenland, afdoend te regelen. Er is, zoals wij al in Neerlandica extra Muros hebben geschreven, sedert het voorjaar van 1975 een sprankeltje hoop, een vage lichtschijn maar ook niet meer dan dat. Moge dit verslag waaruit de energie en het enthoesiasme van zovele vakgenoten voor een prijzenswaardige zaak duidelijk blijken, voor onze bewindhebbers eens te meer een aansporing zijn om de statusregeling tot een goed einde te brengen vóór de extra-murale neerlandisten in 1976 de vijftiende verjaardag

[pagina 6]
[p. 6]

vieren van hun activiteit in verenigingsverband, eerst als Werkcommissie, sedert 1970 onder de hoede van de IVN.

 

Dit gezegd zijnde, moge ik nog even naar dit verslag terugkeren. Het wordt de welwillende lezer aangeboden in de hoop dat hij er, ook al heeft hij het Colloquium zelf niet bijgewoond, enige stof in zal vinden die hem interesseert. Men zal merken dat hier onderwerpen zijn aangesneden die wat buiten het strikte domein van de neerlandistiek in engere zin liggen en inderdaad het thema ‘the truth behind the dikes’ raken, als ‘Natuurwetenschap en de Nederlandse taal’, of ‘De ontwikkelingen van het geestelijk leven in Nederland, met name binnen de Rooms-Katholieke Kerk, in de laatste tien jaar’. Hier heeft niet alleen de voordracht van Prof. J.W. Smit op het Gentse Colloquium in 1970 meegespeeld (zie het Verslag van het Vierde Colloquium ..., blz. 43-50) maar gewoon ook de ervaring dat de buitenlandse neerlandist inderdaad meer dan zijn binnenlandse collega met zulke onderwerpen te maken heeft. De lezer zal eveneens merken dat in het verslag als in het Colloquium zelf veel plaats is ingeruimd voor de ‘vergaderingen per taalgebied’. Evenals op het Vierde Colloquium in 1970 maar thans op ruimer schaal (het Duitse, het Engelse, het Iberisch-Italiaans-Roemeense en het Skandinavisch-Finse taalgebied) en met meer deelnemers werd in de vergaderruimten van de Leeuwenhorst gelegenheid gegeven aan de docenten uit die respectievelijke taalgebieden om van gedachten te wisselen. De rapporten over die bijeenkomsten vindt men in de gevarieerde vormen waarin deze vergaderingen hebben plaatsgehad, in het verslag opgenomen.

 

Verder moge ook dit verslag, net als de vorige vier, voor zichzelf spreken.

 

Mij blijft alleen het aangename voorrecht dank te zeggen aan al degenen die van het Vijfde Colloquium Neerlandicum een goed Colloquium hebben gemaakt. Dat zijn in de eerste plaats wel de sprekers, de discussieleiders en voorzitters van vergaderingen maar ook elk van de deelnemende buiten- en binnenlandse collega's en andere belangstellenden, zowel zij die individueel aan het Colloquium deelnamen als degenen die er een of andere instantie kwamen vertegenwoordigen. Namens al de hiervoren genoemden en uit mijn eigen naam wil ik nadrukkelijk en oprecht de Ministers van resp. Onderwijs en Wetenschappen (Den Haag) en Nederlandse Cultuur (Brussel) bedanken die zich op het Colloquium hebben laten vertegenwoordigen door resp. Dr. Mr. G.J. Leibbrandt, pl.v. Secretaris-Generaal, en Dr. Jur. J. Fleerackers, Kabi-

[pagina 7]
[p. 7]

netschef, evenals het Bureau voor Neerlandistiek van eerstgenoemd Ministerie, vertegenwoordigd door mevrouw Mr. E. Talsma, en het Bestuur voor Internationale Culturele Betrekkingen van het Belgische Ministerie, vertegenwoordigd door de heer A. van Impe, wnd. Bestuursdirecteur, en zijn medewerkers. Vervolgens gaat mijn dank mede namens de IVN en de deelnemers naar de Gemengde Commissie ter uitvoering van het Belgisch-Nederlands Cultureel Verdrag die de reis- en verblijfsfaciliteiten aan de deelnemers heeft verleend en de kosten voor het drukken van dit verslag heeft willen dragen.

 

Mijn medewerkers in het dagelijks bestuur van de IVN en in het bijzonder Dr. J. de Rooij, secretaris, bijgestaan door mevrouw H. Moolenburgh, hebben hun beste krachten gegeven aan de voorbereiding van dit Vijfde Colloquium waarvoor ze ons aller dank verdienen. Zij kregen ditmaal de zeer actieve medewerking van het Congresbureau van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en konden, zoals voorheen, opnieuw rekenen op de zeer gewaardeerde hulp van de administratieve staf van de NUFFIC.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 27 augustus 1973

  • 28 augustus 1973

  • 29 augustus 1973

  • 30 augustus 1973

  • 31 augustus 1973


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Walter Thys