Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 9 (1985) (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 9 (1985)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 9 (1985)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 9 (1985)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 9 (1985)

(1986)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het negende colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 319]
[p. 319]

Verslag over de periode 1982-1985
drs. H.J. Boukema

Dames en heren,

 

Artikel 9 lid 4 van de statuten van onze vereniging schrijft voor dat in de driejaarlijkse algemene vergadering door het bestuur verslag wordt uitgebracht ‘over de zaken van de vereniging en de werkzaamheden van het bestuur’ zoals de formulering luidt. Deze overzichtelijke nevenschikking blijkt in de praktijk weinig meer dan een tautologie - waarbij dan bovendien nog in plaats van ‘bestuur’ beter gezegd kan worden ‘dagelijks bestuur’, omdat de bestuursleden slechts in weinige gevallen om schriftelijk advies gevraagd kan worden en weinigen zich geroepen voelen om zich ongevraagd met de dagelijkse gang van zaken van de vereniging in te laten. In feite zijn de ‘werkzaamheden van het -dagelijks - bestuur’ en de ‘zaken van de vereniging’ moeilijk te scheiden.

Laat ik desondanks beginnen met u te vertellen dat het dagelijks bestuur in de afgelopen periode vier maal per jaar vergaderd heeft: zes maal in Nederland, vier maal in Vlaanderen en twee maal in die Vlaamse enclave op Nederlands grondgebied, het Vlaams Cultureel Centrum in Amsterdam. Van die vergaderingen worden notulen gemaakt die u, om te kunnen beoordelen of het bestuur zijn werk naar behoren gedaan heeft, zou moeten kennen. Ze zijn u echter in overeenstemming met de bestaande praktijk niet toegezonden en de omstandigheid dat ze tijdens deze vergadering ter inzage liggen kan dat tekort niet voldoende compen-

[pagina 320]
[p. 320]

seren. Ik hoop dat het verslag dat ik nu doe ‘over de zaken van de vereniging en de werkzaamheden van het bestuur’ enige compensatie kan verschaffen, hoezeer ik me ook om des tijds wille zal moeten beperken.

 

Net zoals dat in de enige originele bijdrage van de Nederlandse cultuur tot de literaire genres, de preek, het geval is, zal ik dit verslag indelen in drie punten en een toepassing.

In mijn eerste punt zal ik u wat vertellen over de lotgevallen van de vereniging in de afgelopen periode en zal ik haar belangrijkste activiteiten aanstippen. In mijn tweede punt wil ik uw aandacht vragen voor de relatie met de Nederlandse Taalunie. In mijn derde punt wil ik met u nagaan wat er gebeurd is met, en misschien ten gevolge van, de resoluties van het Achtste Colloquium.

 

Allereerst enig verenigingsnieuws. Sinds 1 januari 1983 is onze administrateur, mevrouw Marja Kristel, in ambtelijke vaste dienst van onze vereniging; daarmee is haar rechtspositie veilig gesteld.

Aan de IVN werd gevraagd mee te werken aan de organisatie van een colloquium over ‘Het Nederlands in Noordwest-Europa’ dat door de AIMAV (de ‘Association Internationale pour le Développement de la Communication Interculturelle’) en de Universiteit van Rijssel in 1983 zou worden gehouden. Wegens moeilijkheden aan de universiteit van Rijssel kon het geen doorgang vinden. Het bestuur heeft zich bereid verklaard om aan dit colloquium, dat nu in 1986 te Parijs zal plaatsvinden, zijn medewerking te verlenen.

Het bestuur bemiddelde bij de totstandkoming van een Engelse editie van La langue néerlandaise van onze oud-collega professor Pierre Brachin die in de vertaling van collega Paul Vincent bij de uitgeverij Stanley Thornes is verschenen.

Bij de Nederlandse minister van W.V.C. drong het bestuur er schriftelijk op aan zijn beslissing te herzien om aan een Engelstalige uitgave van het maandblad ‘Ons Erfdeel’ geen subsidie te verlenen. Deze minister van cultuur achtte in zijn antwoord de doelstelling van het blad - belangstelling in het buitenland wekken voor de cultuur van de Nederlanden - niet in overeenstemming met zijn beleid, de zogenaamde ‘Holland promotion’.

Onder het verenigingsnieuws valt meen ik ook de relatie van onze vereniging met Zuid-Afrika, althans met onze leden aldaar. U weet dat, als protest tegen de apartheidspolitiek, Nederland het cultureel akkoord met Zuid-Afrika heeft verbroken en dat België het heeft opgeschort. Dit betekent niet dat het staatsburgers van deze landen verboden zou zijn om contacten met Zuid-Afrika te onderhouden; deze worden, integendeel bijvoorbeeld in de vervolgnota Internationaal cultureel beleid van de Nederlandse regering - zelfs aangemoedigd, met als doel de communicatie met

[pagina 321]
[p. 321]

Zuidafrikanen die een beleidswijziging voorstaan, te onderhouden.

Wat onze vereniging betreft: die onderhoudt een effectieve relatie met Zuid-Afrika, doordat ze in dat land leden heeft.

Hoe echter nu te reageren als een bestuurslid door een Zuid-afrikaanse instelling wordt uitgenodigd voor een bezoek aan Zuid-Afrika, zonder dat dit direkt verband houdt met de verenigingsactiviteiten?

Voorzitter Wilmots werd in oktober 1982 uitgenodigd een lezing te houden op het ‘Derde Kongres vir neerlandici’ dat van 27 tot 29 januari 1983 aan de Universiteit van Kaapstad gehouden zou worden. Hij accepteerde de uitnodiging maar vroeg de organisatoren rekening te willen houden met het verschil tussen zijn persoon en zijn voorzitterschap van de IVN. Dat onderscheid was niet gemaakt in een inmiddels verschenen voorlopig programma. In een brief van 5 december 1982 aan de organisator van het congres, professor Pheiffer, liet het bestuur daarom weten dat professor Wilmots het congres niet zou bijwonen ‘in zijn functie van voorzitter van de IVN’, en het verzocht de organisatoren daarmee rekening te houden in verdere publieke mededelingen. In zijn antwoord schreef professor Pheiffer dat ‘het bezoek van professor Wilmots mogelijk (werd) gemaakt door steun van een particuliere stichting die zich beijvert voor onder meer het bevorderen van de belangstelling (voor) Nederland en het Nederlands alhier’ en dat er geen overheidsgeld bij betrokken was.

Een en ander was voor het bestuur aanleiding zich nog eens te bezinnen op de relatie met Zuid-Afrika. Uiteindelijk besloot het bestuur tot formulering van een standpunt dat een algemeen karakter heeft en niet alleen van toepassing is op Zuid-Afrika. Deze formulering, aanvaard in de d.b.-vergadering van 3 september 1983, luidt als volgt: ‘Indien een bestuurslid van de IVN wordt uitgenodigd naar een land dat controverses kan oproepen, wordt over de aanvaarding van die uitnodiging overleg gepleegd.’.

 

Ik ga verder met de behandeling van het verenigingsnieuws en deel u mee dat de IVN thans 16 donateurs telt, 115 buitengewone en 131 gewone leden. Als u weet dat er meer dan 200 docenten aan buitenlandse universiteiten metterdaad in de neerlandistiek werkzaam zijn, dan hoop ik dat u ook vindt dat het aantal leden wel wat groter zou mogen zijn. Naarmate de IVN representatiever is voor de neerlandistiek extra muros immers, met des te meer recht kan zij zich als pleitbezorger voor deze docenten opwerpen, zowel bij de betrokken Vlaamse en Nederlandse autoriteiten, inclusief de Nederlandse Taalunie, als bij de besturen van buitenlandse universiteiten. Vooral van het laatste soort interventies mag echter niet te veel verwacht worden. Desondanks bepleitte de IVN in 1984 bij de Deense overheid het belang van de neerlandistiek aan de universiteiten van Aarhus en

[pagina 322]
[p. 322]

Kopenhagen die met inkrimping en zelfs opheffing werden bedreigd. Een negatief resultaat leverde dit tot dusverre in ieder geval niet op.

Geen bemoeienis had de IVN met enkele andere mutaties in den vreemde die ik u echter terwille van uw informatie niet wil onthouden. In de Bondsrepubliek Duitsland werd het lectoraat in Paderborn opgeheven en in Italië schrapte men de post Milaan. In Ierland worden, naar het schijnt succesvolle, pogingen ondernomen aan de universiteiten van Dublin en Belfield de neerlandistiek te gaan beoefenen.

 

U weet misschien dat onze vereniging is aangesloten bij de Fédération Internationale des Langues et Littératures Modernes, afgekort tot F.I.L.L.M.. Deze federatie geeft aangesloten verenigingen eens per vijf jaar subsidies voor colloquia (de IVN ontving zo'n subsidie voor het Achtste Colloquium) en organiseert congressen. Aan de IVN werd door de federatie de vraag voorgelegd, of ze bereid was het 17de internationale congres van de FILLM in 1990 te organiseren. Dit zou dan in Amsterdam gehouden moeten worden. Het bestuur besloot de secretaris af te vaardigen naar de vergadering van het FILLM-Bureau op 27 augustus 1984 te Boedapest, en hem tevens met het oog op het bovengenoemde verzoek het 16de internationale congres van de FILLM in dezelfde stad te laten bijwonen. Op grond van zijn rapport besloot het bestuur in oktober 1984 het verzoek van de FILLM af te wijzen. Wel werd steun bij de programmering aangeboden.

 

Dames en heren, als doel van de vereniging wordt in artikel 3 van de statuten onder andere genoemd

‘het bevorderen van de studie en het onderwijs van de Nederlandse taal en letterkunde en van de geschiedenis en cultuurgeschiedenis van het Nederlandse taalgebied aan instellingen van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek buiten België en Nederland.’

Bij de opsomming van de middelen die tot dat doel strekken, vermeldt artikel 4 als eerste het beleggen van bijeenkomsten (bijvoorbeeld colloquia) en het publiceren van het blad Neerlandica extra muros (NEM). Ik denk dat dit ook gedurende de afgelopen verslagperiode de twee belangrijkste activiteiten geweest zijn - ik kom daar zo dadelijk op terug.

Daarnaast werden de gebruikelijke activiteiten als individuele informatievoorziening zowel aan leden als aan niet-leden, het bijhouden van de vacaturebank, het bekend maken van aan buitenlandse universiteiten ontstane vacatures neerlandistiek en het administreren van de bibliotheek voortgezet. Dit tijdrovende werk wordt, zoals ik ook in mijn vorige verslag mocht opmerken, voor 99% door de administrateur gedaan.

[pagina 323]
[p. 323]

Tijdens de verslagperiode bracht de vereniging weer enkele publikaties uit. In maart 1983 verscheen de 20ste en in januari 1985 de 21ste editie van de Lijst van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten en ledenlijst IVN , beide in een oplage van 1.000 exemplaren.

In juli 1984 kwam in een oplage van 750 exemplaren de 7de uitgave uit van Wie en wat in de neerlandistiek in België en Nederland die met een reeks tot dan toe niet vermelde onderwijs- en onderzoeksinstellingen werd uitgebreid, alsmede met een overzicht van tijdschriften op het gebied van de Nederlandse taal- en letterkunde. Deze publikaties werden persklaar gemaakt door de administrateur, mevrouw Marja Kristel. Hetzelfde geldt voor het Verslag van het Achtste Colloquium Neerlandicum dat al binnen een half jaar nadat het colloquium had plaatsgevonden, in mei 1983, in een oplage van 1.000 exemplaren verscheen.

Jammer is het dat de uitgave van de reeks Dutch Studies niet kon worden voortgezet. Het bestuur moest hiertoe in zijn vergadering van 4 september 1982 wel besluiten, omdat van het laatste nummer Studies in Dutch Phonology maar 400 van de 1.000 vervaardigde exemplaren waren verkocht en de kans op subsidies sterk verminderd werd geacht.

Ik kom nu terug op wat ik de belangrijkste activiteiten van onze vereniging noemde: het beleggen van colloquia en de publikatie van NEM.

Over het Negende Colloquium beperk ik me tot twee opmerkingen. De eerste opmerking is, dat met de vereniging ‘Nederland in den Vreemde’ overleg werd gevoerd om te voorkomen dat het Negende Colloquium met het door deze vereniging georganiseerde congres in Den Haag zou samenvallen. Helaas moest ‘Nederland in den Vreemde’ terugkomen op een toezegging dit congres na het Colloquium te houden.

De tweede opmerking is dat voor dit Negende Colloquium relatief minder overheidssteun werd toegezegd dan bij voorgaande gelegenheden het geval was. Als gevolg daarvan moesten de deelnemers zoals u hebt gemerkt hun kamer delen met een ander.

 

Over het tijdschrift NEM wil ik ook twee mededelingen doen.

In de eerste plaats werd vanaf het najaarsnummer 1983 de rubriek Didactiek van het Nederlands als vreemde taal ingesteld; prof. dr. E. Nieuwborg nam de zorg voor deze rubriek op zich, terwijl prof. dr. J.W. de Vries hetzelfde deed voor de rubriek Taalkunde. Een tweede mededeling betreft de verhouding tussen (dagelijks) bestuur en redactie. Deze verhouding is in de statuten van de vereniging niet geregeld. Daarvoor bestond ook weinig aanleiding, want redacteuren van NEM waren tevens bestuurslid van de vereniging, althans tot de bestuurswisseling van 1982. Bij die gelegenheid bleken de aftredende bestuursleden prof. dr. R.P. Meijer en dr. J. de Rooij bereid als redacteur aan te blijven. Met deze ontkoppeling van redactie en bestuur was de mogelijkheid van een conflict tussen beide geschapen. Een dergelijk

[pagina 324]
[p. 324]

conflict deed zich inderdaad voor en wel naar aanleiding van een publikatie in het najaarsnummer van 1983 over de enquête rond het vorige Colloquium die de goedkeuring van het bestuur niet kon wegdragen. Om dergelijke conflicten in de toekomst beheersbaar te maken, stelde het bestuur een reglement voor de redactie van NEM vast, dat ter goedkeuring aan de algemene vergadering wordt voorgelegd. Indien dit reglement wordt aangenomen krijgt de algemene vergadering het recht de redactie te benoemen en haar beleid te beoordelen.

Tot zover enige mededelingen over de vereniging en haar activiteiten.

 

Ik kom nu aan mijn tweede punt, de relatie met de Nederlandse Taalunie. Vanaf oktober 1984 woonde - naast de vertegenwoordigers van de terzake bevoegde Belgische en Nederlandse ministers - op uitnodiging van het bestuur ook een vertegenwoordiger van de Nederlandse Taalunie de vergaderingen van het dagelijks bestuur bij. Het doel van de gelijktijdige aanwezigheid van deze drie vertegenwoordigers van de overheden was de geleidelijke overdracht van werkzaamheden met betrekking tot de neerlandistiek extra muros van de betrokken ministeries aan de Taalunie soepel te doen verlopen.

Zoals Algemeen Secretaris De Wandel het bestuur bij brief van 24 december 1984 liet weten, ‘wil de Taalunie vooralsnog een beleidscontinue politiek voeren, maar beoogt tegelijkertijd vanaf het begin diverse initiatieven te coördineren’.

De Taalunie beperkte zich niet alleen tot het coördineren van initiatieven, maar nám ze ook. Bij de uitvoering van het initiatief om voor de neerlandistiek extra muros 3 geluidscassetes te doen vervaardigen, werd ook onze voorzitter, prof. dr. J.G. Wilmots, betrokken; hij nam zitting in de werkgroep voor audiovisuele middelen die de cassettes produceerde.

Naar aanleiding van dit initiatief herinnerde het Bestuur de Taalunie aan de resolutie van het Achtste Colloquium, waarin werd gevraagd om de oprichting van een film- en videotheek voor de buitenlandse neerlandistiek.

Een ander initiatief van de Taalunie was, zoals u bekend is, het afnemen van een enquête onder de lectoraten extra muros naar de gewenste leer- en hulpmiddelen en een inventarisatie van bestaand didaktisch materiaal. Ook in de begeleidingscommissie van dit project werd de IVN vertegenwoordigd door haar voorzitter. De enquête was echter al verzonden voordat de begeleidingscommissie voor het eerst bijeenkwam. Het bestuur betreurde deze gang van zeken die echter zeker ‘slechts aan onwennigheid oftewel het “kinderschoenen-stadium”’ moet worden toegeschreven.

Op 28 mei 1985 voerden de heren Van Seggelen en Wilmots namens de IVN overleg met het Algemeen Secretariaat van de Nederlandse Taalunie. Daarbij nodigde de Taalunie de IVN uit om, aangezien er voorlopig voor de neerlandistiek extra muros niet meer geld

[pagina 325]
[p. 325]

beschikbaar zou komen, ‘adviserend denkwerk’ te verrichten over de volgende vragen:

‘- een te bepalen ondersteuningsverhouding (financieel/logistiek) grote centra versus kleinere éénmansposten;
- de mogelijkheid tot/opportuniteit van invloed op aanstellingen aan buitenlandse universiteiten.’

In antwoord op dat laatste verzoek deelde het bestuur bij brief van 4 juli 1985 mee, dat de IVN graag bereid bleef vacatures neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten bekend te maken, maar dat het bestuur geen mogelijkheden zag ‘om met de verdere procedure enige bemoeienis te hebben’. In dezelfde brief drong het bestuur erop aan ten aanzien van samenstelling en werkwijze van voordrachtscommissies ad hoc ‘dergelijke commissies uit te breiden met een (oud) docent Nederlands, bij voorkeur van de bewuste universiteit, en in ieder geval uit het land waar deze universiteit zich bevindt. De rol van de vertegenwoordiger van het Algemeen Secretariaat in dergelijke commissies zou zich (...) dienen te beperken tot die van ambtelijk secretaris zonder stemrecht.’

Het bestuur wijst erop dat het vaststellen van de selectieprocedure en het voeren van een benoemingsbeleid exclusief tot de bevoegdheden van de betrokken universiteiten behoren.

Tot zover het ‘adviserend denkwerk’ over de tweede vraag. Over de eerste vraag heeft het bestuur nog geen standpunt bepaald.

In het hierboven genoemde gesprek verklaarde het Algemeen Secretariaat zich bereid het streven naar een dagelijks IVN-bestuur met zoveel mogelijk docenten uit het veld - wat hogere uitgaven voor reiskosten met zich meebrengt - ook financieel te willen honoreren. Ten slotte kwam in het gesprek de relatie van de IVN als zelfstandige vereniging tot de Taalunie als subsidiegever aan de orde.

Het bestuur heeft in dit verband in zijn vergadering van 28 juni 1985 nadrukkelijk opgemerkt dat de - gesubsidieerde - vereniging autonoom is inzake inhoud en uitvoering van haar taken.

De Taalunie verklaarde zich tot goed overleg bereid.

Ten aanzien van de overdracht van de zaken berteffende de neerlandistiek extra muros van de betrokken ministeries aan de Taalunie is ervoor gewaakt - de IVN had hierop in een brief aan de betrokken bewindslieden aangedrongen - dat de in de loop der jaren bij de ministeries geaccumuleerde kennis terzake - in goed Nederlands de ‘know how’ - niet verloren zou gaan. Mevrouw Jacqueline Balteau, op het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen jarenlang de rechterhand van mevrouw mr. Eke Talsma bij de ontwikkeling van het beleid ten aanzien van de neerlandistiek extra muros, trad in dienst bij de Taalunie, waaraan ook de betreffende dossiers werden overgedragen. Met de zorg voor de

[pagina 326]
[p. 326]

neerlandistiek extra muros werd tevens belast de heer Luc Ravier, voormalig docent Nederlands in Rijssel.

 

Tijdens de bestuursvergadering van juni 1985 deelde mevrouw Talsma mee met ingang van 1 augustus van dat jaar gebruik te maken van haar recht op vervroegde uittreding. Het bestuur kon dat besluit, zij het met grote spijt, uiteraard slechts respecteren.

 

Punt 3 van mijn verslag heeft betrekking op de resoluties die werden aangenomen door het Achtste Colloquium Neerlandicum in Leuven.

In het algemeen doet het bestuur weinig anders met aangenomen resoluties dan ze ‘ter kennis brengen van de bevoegde autoriteiten’ zoals dat heet. Dat is ook nu gebeurd en het is jammer dat het bestuur zich daartoe uit tijdgebrek moet beperken. Het aannemen van resoluties lijkt daardoor eerder een rituele handeling om ongewenste ontwikkelingen te bezweren dan een doeltreffend middel om deze te voorkomen. Dit rituele karakter wordt niet ondermijnd door de omstandigheid dat het in de resoluties bepleite beleid in sommige gevallen nog wordt uitgevoerd ook, evenmin als het in leven blijven of soms zelfs genezen van zieken hoeft te worden toegeschreven aan de toverspreuken en de gemalen rattestaarten die de vertegenwoordigers van het medische gilde over hun patiënten uitstorten.

Ik loop de negen resoluties met u na.

In de eerste resolutie werd er bij de Taalunie op aangedrongen onder andere ‘zo spoedig mogelijk concrete maatregelen te nemen ten behoeve van de buitenlandse neerlandistiek en hiermee niet te wachten tot de structuren van de unie volledig zijn uitgebouwd’. Uit de eerder gemelde initiatieven van de Taalunie blijkt, dat déze resolutie haar doel niet heeft gemist.

In de tweede resolutie werd aangedrongen op de ‘spoedige stichting van een centrale film-, video- en fonotheek’. Naar ik aanneem zullen medewerkers van de Taalunie daarover meer kunnen vertellen. Over een idee van de heer Westermann om voor de neerlandici extra muros collages van Vlaamse en Nederlandse tv-programma's op videoband te zetten, werd overleg gevoerd met de Taalunie. Dit laatste idee strandde op auteursrechtelijke klippen.

In de derde resolutie beval het Achtste Colloquium aan de zomercursussen in Breukelen, Diepenbeek en Gent in volle omvang te handhaven. In Breukelen gebeurde dat, in Diepenbeek en Gent niet.

Ook het in de vierde resolutie uitgedrukte verlangen om de éénjarige assistentschappen voor buitenlandse studenten aan Nederlandse onderwijsinstellingen te handhaven of zelfs uit te breiden, bleef een vrome wens: voor studenten uit het Engelse en Duitse taalgebied bestaan afspraken, maar weinig meer dan die.

[pagina 327]
[p. 327]

Conform de vijfde resolutie drong het bestuur van onze vereniging er bij uitgevers van woordenboeken opnieuw op aan, rekening te houden met de bruikbaarheid voor niet-Nederlandstaligen. Desondanks moest Van Seggelen in NEM-najaar 1983 constateren dat dit in Van Dale's pas uitgekomen Groot Woordenboek Frans-Nederlands niet gebeurd was. De repliek van hoofdredacteur Al dat ‘voor niet-Nederlandstaligen er een principieel ander boek (moest komen) dan hetgeen er nu op tafel ligt’ moge wetenschappelijk onweerlegbaar zijn, niet-Nederlandstaligen hebben meer baat bij de werkwijze van de redactie van Kramer's Woordenboeken. Die nam speciaal voor hen regels op voor ‘de uitspraak, de klemtoon, het woordgeslacht, de vorm van het meervoud van zelfstandige naamwoorden, de vervoeging van werkwoorden en de aanduiding of deze in de voltooide tijd met hebben of zijn vervoegd worden’.

Het colloquium sprak in zijn zesde resolutie uit het ‘dringend noodzakelijk’ te achten dat de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) in 1983 werd voltooid. Aldus geschiedde en op 31 december van dat jaar leverde De Rooij het manuscript in; in november 1984 verscheen de ANS .

Bij mijn weten is nog geen begin gemaakt met de ontwikkeling van een leergang Nederlands als vreemde taal die gericht is op ‘het onderwijs van communicatieve vaardigheden’ zoals in de zevende resolutie wenselijk werd geacht.

In de achtste resolutie vroeg het Colloquium de Vlaamse Executieve ‘zonder dralen een degelijk statuut op te stellen voor de docenten van Belgische nationaliteit die Nederlands doceren aan buitenlandse universiteiten’. Toen de Vlaamse Executieve na twee jaar nog niet op deze smeekbede had gereageerd, herinnerde het bestuur de heer Poma, Vlaams gemeenschapsminister voor cultuur, bij brief van 3 mei 1984 aan deze resolutie. Ook deze brief is tot op heden onbeantwoord gebleven. Inmiddels is duidelijk geworden dat ook de rechtspositie van Nederlandse docenten, met name hun pensioenrecht, slecht of in het geheel niet geregeld is. Met de Directie Arbeidsvoorwaardenbeleid van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen zal hierover op korte termijn overleg worden gevoerd. Op verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten Generaal gaf het bestuur commentaar op de vervolgnota over het Nederlands internationaal cultureel beleid. Bij die gelegenheid drong het bestuur erop aan - ik citeer uit de brief van mei 1985 - ‘te bewerkstelligen dat op alle Nederlandse docenten Nederlands aan universitaire instellingen extra muros tenminste het Rechtspositiebesluit Onderwijs (RPBO) van toepassing wordt verklaard. Op die manier kan worden voorkomen, dat rechtsongelijkheid blijft bestaan tussen degenen die in Nederland en degenen die in het buitenland vergelijkbare werkzaamheden verrichten’.

In de laatste resolutie verzocht het Colloquium de presentatie van het Nederlands bij internationale bijeenkomsten en tentoon-

[pagina 328]
[p. 328]

stellingen als ‘Expo-Langues’ te willen bevorderen, coördineren en steunen. Aan dit verzoek werd door de Taalunie gehoor gegeven.

Tot zover een overzicht van de lotgevallen van de resoluties van het Achtste Colloquium. Laat deze somber stemmende opsomming u overigens niet verhinderen u opnieuw in resoluties uit te spreken, al was het alleen maar om de overheden te laten weten welk beleid u wenst of verwacht.

 

Geen preek zonder toepassing, geen fabel zonder moraal, geen toespraak zonder conclusie, althans zonder laatste zin en op-een-na-laatste-zin. Die op-een-na-laatste zin volgt nu De gedachte dat de overdracht van onze ‘dossiers’ - onze belangenbehartiging - naar de Taalunie een puur formele aangelegenheid is, is niet realistisch. En nu de laatste zin. Wij stellen ons dan ook voor van onze kant aan de nieuwe constellatie vele substantiële bijdragen te leveren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 31 augustus 1985

  • 30 augustus 1985

  • 28 augustus 1985

  • 29 augustus 1985

  • 27 augustus 1985

  • 26 augustus 1985


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • H.J. Boukema