Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 12 (1994) (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 12 (1994)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 12 (1994)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 12 (1994)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 12 (1994)

(1995)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Nederlands in culturele context. Handelingen twaalfde Colloquium Neerlandicum


Vorige Volgende
[pagina 63]
[p. 63]

Geschiedenis verzinnen
Nelleke Noordervliet (Overveen)

Het is zes december 1981. Het Amerikaanse vliegdekschip de admiraal Nimitz bevindt zich op volle zee. Opeens doet zich een wonderbaarlijk natuurverschijnsel voor. Een verschrikkelijke combinatie van onweer en wervelstorm zuigt het schip in een trechtervormig vacuüm. De bemanning klampt zich angstig vast aan tafel, stuurwiel, kooi of deurpost. Hun oren tuiten, het is of een geweldig gewicht hun borst verplettert; het waait, knettert, bliksemt en dondert. Wat is dit? De dag des Oordeels? De wraak van de Vliegende Hollander? Ogen sluiten zich. Gezichten staan vertrokken. In doodsnood wordt gebeden. Dan is het even plotseling stil. Ze varen verder. De zee is weer kalm en vlak. Maar al spoedig wordt duidelijk dat er iets is veranderd. Naarmate meer gegevens via radio, radar en verkenningsvluchten worden verkregen, wordt de conclusie onontkoombaar. De elektrische storm heeft het hele vliegdekschip door een gat in de tijd-/ruimteschil gezogen en veertig jaar verplaatst. De Japanse vloot ligt klaar om de desastreuze aanval op Pearl Harbour in te zetten, tenzij ... Wie of wat kan het tij keren? De USS Nimitz! Er openen zich caleidoscopische perspectieven om de geschiedenis te herschrijven.

Een kleine greep uit de mogelijkheden: Amerika mengt zich - geschrokken - eindelijk in de oorlog. Japan moet de voorgenomen expansie in de Stille Oceaan en in Azië vooralsnog vergeten. Nederland behoudt ons mooi Insulinde. De strijd in Europa wordt snel beslist, want Rusland, Amerika en Groot-Brittannië hebben de handen vrij. Geen atoombom op Hiroshima, geen atoombom op Nagasaki, hoewel er juist op die zesde december de beslissing tot aanmaak van de bom wordt genomen. Minder slachtoffers in

[pagina 64]
[p. 64]

de concentratiekampen. De Koude Oorlog is van de weeromstuit een stuk minder koud. Omdat er nog geen proef met de atoombom was gedaan nemen de Amerikanen in 1961 de gelegenheid te baat een kleintje op Odessa te gooien. Dat roept om wraak. Barcelona gaat plat. Het hek is van de dam. De wereld vergaat op 21 april 1961 onder de ogen van Joeri Gagarin. Tijdens zijn Space Odyssey passeert hij de grenzen van ons zonnestelsel, maar is dan al dood. De bewoners van een verre planeet zien voor het eerst hun god. Maar in dat geval zal er nooit een USS Nimitz zijn, die de voorwaarden voor dit Armageddon vervult. Abort, retry, ignore.

Een ander scenario: Amerika blijft buiten de oorlog. De Duitse bezetting van West- en Midden-Europa duurt voort tot de Russen zich ruim tien jaar later van de verschrikkelijke verliezen in de winter van 1943 hebben hersteld. Inmiddels zijn alle joden vermoord, evenals de zigeuners en de homoseksuelen. Hitler heeft een hersenbloeding gehad en zit als een kwijlend kind in een rolstoel. Eva Braun voert hem, en steekt regelmatig de lepel te diep in zijn keel als wraak voor zij weet niet wat. Goebbels heeft de strijd om de macht gewonnen zoals Chroestjow dat na de dood van Stalin deed. De situatie in Rusland en Groot-Duitsland is vergelijkbaar. De mensen wennen eraan. Het verzet is gebroken. De meerderheid van de bevolking kiest voor de machthebber of voor het zwijgen. Als tenslotte de Russen - omdat zij nu eenmaal hebben gezworen de zegeningen van het communisme aan alle volkeren te brengen - de Duitsers met hun rug tegen de Atlantikwall hebben gedreven verandert er voor de bevolking niet zoveel. Of je nu door de kat of door de hond gebeten wordt, zegt men. Elk jaar wordt het lente, elk jaar wordt het zomer. Men vindt dat de winters strenger worden en vreest voor een nieuwe ijstijd, maar dat is de kilte die om ieders hart ligt. De Amerikaanse vloot bewaakt de Amerikaanse wateren. De USS Nimitz vaart zodoende op een dag in de Stille Oceaan, als .... enzovoort.

U begrijpt, het is een dilemma voor de kapitein, gespeeld door Kirk Douglas, die - omdat hij als krijgsheer van nature optimistisch is - een veel rooskleuriger visioen van de toekomst krijgt. Mag een mens ingrijpen in de loop van de geschiedenis. Jawel. Hij doet niet anders. Maar kan een mens

[pagina 65]
[p. 65]

dat wat gebeurd is veranderen en toch zelf het resultaat blijven van de oorspronkelijke geschiedenis. Wist hij niet zichzelf uit? Kunnen er twee geschiedenissen naast elkaar bestaan? Het duizelt de officieren op het schip. De een is voor ingrijpen: ze zijn immers soldaten en geroepen hun land te verdedigen. Hoeveel levens kunnen ze niet redden? De ander is huiverig. De geschiedenis is heilig, en dat Einstein-achtige gegoochel met de tijd gaat het arme marineverstand te boven. De kapitein besluit het volgende in zijn ondoorgrondelijke wijsheid: One step at a time, one step at a time. Pearl Harbour wordt vernietigd. En zo hoort het ook. Maar die ontknoping was de makers van de film te tam en te vanzelfsprekend. Het raadsel moest worden vergroot. Ergo: Een van de scheepsofficieren besluit, om der wille van een mooie vrouw natuurlijk, in 1941 te blijven. Als de Nimitz opnieuw door de spiraal van de elektrische wervelstorm is gegaan en tot ieders verbazing keurig teruggegooid op de veilige kust van de eigen tijd, wie komen ze tegen op de kade? De gedeserteerde officier, veertig jaar ouder. En dat kan natuurlijk niet. Hij kan niet al die jaren twee levens geleefd hebben. Dat is de paradox van de relativiteitstheorie. Dat is de paradox van ingrijpen in een geschiedenis die al heeft plaatsgevonden. Wat is geweest, is onherroepelijk geweest, en blijft geweest zoals het is geweest. Er valt niets meer ongedaan te maken. Ook niets toe te voegen. Je kunt jezelf nooit tegenkomen. Of de hele keten van oorzaak en gevolg is een eindeloze herhaling van zetten en het cyclische of het lineaire verloop van de geschiedenis een voor het verstand onvatbare gigantische gelijktijdigheid, waarin verleden, heden en toekomst samenvallen.

Geschiedenis herschrijven is iets anders dan geschiedenis verzinnen. Het eerste is een vorm van science fiction. Wie het laatste doet, gebruikt dankbaar de achterkant van het papier waarop de geschiedenis is geschreven, en schrijft daarop zijn eigen drama, vlecht zijn verhaal tussen de feiten, omdat nooit zoveel is geboekstaafd als is geleefd.

 

Het frustrerende van wetenschapsbeoefening is dat kennis wordt uitgebreid evenals begrip - er wordt meer en meer verklaard en beschreven - maar dat

[pagina 66]
[p. 66]

veranderen is uitgesloten. Men kan niet zeggen: die wet van de zwaartekracht bevalt me eigenlijk niet, voortaan val ik naar boven. De schepping zit in elkaar zoals ze in elkaar zit. Zelfs genetische manipulatie, afgeschilderd als een demonische ingreep in Gods eigen weefsel, is niets anders dan de toepassing van natuurwetten. Daar kan niet aan worden getornd of we dat nu betreuren of niet. De geschiedenis is eveneens een fait accompli, wat we over het algemeen betreuren. We zijn gevangenen van de feiten, hoezeer we ook filosofisch ons best doen feit en kennis op drijfzand te plaatsen, alsof de overtuiging dat kennis niet mogelijk is ook de feiten opheft en vice versa en ons een vrijheid geeft, waarmee we al evenmin weg weten.

De enige plaats waar wij ons een beetje los kunnen maken van onze grenzen en beperkingen is de verbeelding. Daarin zetten we feiten naar onze hand en dromen we naar hartelust van wat de werkelijkheid en het gezonde verstand ons verbieden. De verbeelding is vrijplaats, uitlaatklep, toevluchtsoord, dump voor geestelijke verontreiniging, louteringsberg, isoleercel. Soms zien we boven het landschap een grote grijze sigaar hangen met letters op zijn lijf. Hij lijkt te zweven, de wetten van de zwaartekracht te tarten, een belofte in te lossen. Daar te zijn. O, zo te zijn. Los. Vrij. Maar komen we dichterbij dan zien we de dunne lijnen waarmee de ballon in de aarde is verankerd. Zo is het met onze verbeelding gesteld. Zij neemt een vlucht maar blijft verbonden. Zonder dat touw zou zij wegzweven, hoger en hoger, verder en verder, tot onzichtbaarheid of ontploffing komen. Hoe krankzinnig en onbeschrijflijk de wereld in die ballon ook moge zijn, hij wordt gemodelleerd aan de wereld beneden. De fantasieën van De Sade exploreren een erotisch universum, dat voor de meesten van ons acrobatisch en moreel onbereikbaar lijkt, maar dat is samengesteld uit herkenbare elementen. En vroeg of laat materialiseren de produkten van de menselijke geest. Wat kan worden gedacht, kan worden gemaakt, zal worden gedaan.

Voordat ik inga op de manier waarop ik de geschiedenis verwerk in mijn boeken ben ik u waarschijnlijk toch een theoretische stemverklaring

[pagina 67]
[p. 67]

schuldig. Wat mag een schrijver doen met de geschiedenis? In principe alles. Er is geen enkele literaire of morele of historische wet, die een schrijver verbiedt van Napoleon een reus te maken, of van Cleopatra een oude heks, of het bestaan van Jezus van Nazareth te ontkennen. Fictie is een vrije vogel, benijd door ieder die niet vliegen kan. Maar die vrijheid heeft een prijs. Fictie wordt buiten de grenzen van wetenschappelijke achtenswaardigheid gestoten. Zij mag fluiten en kwinkeleren dat het een lieve lust is, en af en toe strijkt zij neer op de schouder van een eerbiedwaardige hoogleraar om hem met haar gekweel van de wijs te brengen, of laat zij een witte munt vallen in het oog van een journalist, die zo graag naar de hemel kijkt, maar zij staat buiten het ernstige spel met de werkelijkheid, waarin meningsverschillen blijven bestaan doch geen twijfel heerst over de losbandigheid van de vogel.

Wat kan dat de vogel nu schelen? Waarom zou zij loden schoenen aan willen trekken of zich laten kortwieken? Zij wordt immers benijd om haar vrijheid, haar wijde blik, haar vermogen zich op de meest interessante plaatsen te nestelen: in het oor van Mozart, onder de rokken van Nell Gwynn, in de aktentas van Bismarck. Zij zal zelf de laatste zijn om te beweren dat zij de wijsheid in pacht heeft of een abonnement op de hogere waarheid bezit. Zij zal grif erkennen dat zij speculeert en zich onrechtmatig toegang verschaft tot ontoegankelijke geheimen, ja zelfs: dat zij liegt, dat zij voor waar verkoopt wat niet waar kan zijn, althans niet als zodanig kan worden bewezen. ‘Waarheid’, zegt zij, ‘is een mythe, die ik graag vertel in vele versies.’ ‘Life is elsewhere’, zingt ze, ‘à la recherche du temps perdu.’ Haar verhalen vertonen onmiskenbaar de sporen van haar vergeetachtigheid en haar letterlijk fabelachtige kennis. En zij fladdert en buitelt en schrijft onzichtbare patronen in de lucht.

Taal maakt werkelijkheid, daar gaat elke schrijver vanuit. Naar analogie van het feit dat wij de wereld met woorden beschrijven, speculeert hij op het omgekeerde vermogen een wereld te vermoeden achter woorden. De schrijver maakt een bestek. Geschiedschrijving is een bouwtekening achteraf van een gebouw dat al is afgebroken. De plannen variëren van een

[pagina 68]
[p. 68]

kippenhok tot Umberto Eco's bibliotheek. Niet voor niets betekent geschiedenis ook verhaal. ‘Vraye historie ende al waar wil ic u tellen, hoort ernaar’, is de formule waarmee de leugen wordt aangekondigd. Reconstructie. Constructie. Deconstructie.

Mijn keuze voor het gebruik van historische stof - of dat nu controleerbare gebeurtenissen zijn uit een ver of een zeer nabij verleden (want alles is verleden) - heeft te maken met fascinatie voor de verhouding tussen werkelijkheid en fictie. Daar is al heel wat over afgefilosofeerd, en nooit het definitieve of zelfs maar het voorlopig definitieve (het hoogste dat we van wetenschap vandaag de dag kunnen verlangen) gezegd. Dat maakt iedere speculatie in filosofische zin nogal vruchteloos, maar opent het terrein voor een geweldige verkenningstocht in grensgebieden. Een onuitputtelijke bron van mysterie en verrassing, waarvan ik hoop dat er nooit iets definitiefs over wordt gezegd.

De overtuigingskracht van de schrijver berust niet in de waarschijnlijkheid van zijn onderwerp maar in de manier waarop hij erover schrijft. Art is what one can get away with. De lezer - die overigens niet bestaat, maar voor het gemak gooi ik u op een grote hoop - laat graag met zich sollen. Hij is bereid heel ver te gaan bij zijn lering en vermaak. Binnen de spelregels van bepaalde genres verdraagt hij veel nonsens, mits de schrijver zich ook aan de regels houdt, of, indien hij die naar zijn hand zet, daar op de een of andere manier een mededeling over doet. De lezer heeft er de pest in als hij bedonderd wordt. Als hij denkt te klaverjassen, wil hij zich nog wel laten overhalen een bridgeregel toe te passen op uitdrukkelijk verzoek van de auteur, maar wanneer die laatste doodleuk op zijn eentje een patience blijkt te leggen, haakt de lezer af. Fictie mag liegen maar niet bedriegen. Zo mag binnen de spelregels van een historische roman Napoleon een reus zijn of ook Bismarck ontmoeten, maar alleen wanneer de lezer de diepere bedoeling achter die ingreep in de bekende werkelijkheid kan bevroeden. Die bedoeling kan diep-filosofisch zijn maar voor hetzelfde geld hilarisch. Een dergelijke opzettelijke ingreep in de historische werkelijkheid heeft alleen zin, wanneer dat overduidelijk is. Als ik in Het oog van de

[pagina 69]
[p. 69]

engel zeg dat Jean Paul Marat in de Rue de l'Ecole de médecine woonde, dan zou de opzettelijke verandering van zijn verblijfplaats vrijwel niemand opvallen en dus zinloos zijn. Als ik het adres van Marat niet zou hebben gevonden, had ik het achterwege kunnen laten, zonder de loop van het verhaal te schaden. Het noemen van het detail en de wetenschap dat de informatie juist is maakt de essentie en de charme uit van het schrijven van een historische roman, waarin zonder enige hiërarchie feiten en verzinsels naast elkaar staan. De feiten mogen niet zonder meer in verzinsels worden gewijzigd, maar elk verzinsel moet wel sterk de indruk maken van feit. Elk boek stelt zijn eigen regels. Tot op zekere hoogte kunnen die de conventionele regels oprekken. Er mogen zwakke plekken zitten in de tentatieve nieuwe wet, die elk boek schrijft, maar een teveel aan tegenstrijdigheid is strafbaar. Een waardevol werk is consistent, en wanneer gebrek aan consistentie de trommel is waarop de schrijver slaat, dan moet hij daarin consistent zijn. Een historische roman bevat controleerbare feiten, en wie daarin teveel onopzettelijke fouten maakt, komt er niet mee weg. De vrije vogel heeft wel degelijk een kooi.

Laat mij eerst benadrukken dat voor mij de klassieke, beperkte definitie van een historische roman veel van zijn geldigheid heeft verloren. Hoe brengt men een zo bont gezelschap als Oorlog en Vrede, Lotte in Weimar, Mevrouw Bentinck, Salammbo, the Passion en Hawksmoor onder een noemer? Ze lopen aan alle kanten over de definitie heen. Het enige dat met zekerheid valt te zeggen is dat in al deze romans een historische werkelijkheid een kenmerkende rol speelt. De relatie met een reële werkelijkheid mag ten dele worden gelegd. Er is een touw tussen de ballon en de wereld. De geschiedenis is in sommige gevallen bijna een personage, in andere gevallen het bepalende decor. Soms is er sprake van letterlijk sprekende feiten, soms van een confrontatie tussen feit en fictie, dan weer vormen de feiten de springplank voor een waaghalzerige sprong van de verbeelding. Er is dus ruimte. Maar een andere ruimte dan in reguliere fictie, hoewel ook hier de grenzen vloeiend zijn en ik de ruimte in the Passion veel meer in de fictie zie getekend dan in de historische werkelijk-

[pagina 70]
[p. 70]

heid. De historische roman onderhoudt een pendeldienst tussen twee ruimten en twee tijden. Verzorgt het grensverkeer. Is een smokkelroute. Heeft, zo u wilt, een dubbele bodem, bestaat zowel in de wereld van de verbeelding als in de wereld van de werkelijkheid. Maar het is een kwestie van gradatie. De verhouding tussen fictie en werkelijkheid is per slot van rekening een complicerende factor in ieder verhaal.

 

Wat nu doet een romanschrijver die zich bezighoudt met geschiedenis? Hoe verzoent hij de innerlijke tegenspraak tussen werkelijkheid en fictie? Welke pretenties heeft hij? Wat is zijn kennis van het verleden waard? Hoeveel kennis moet hij hebben? Afstand in tijd hoeft voor het vergaren van kennis niet bezwaarlijker te zijn dan afstand in ruimte. Het is makkelijker gegevens over de lakenhandel in Haarlem in de achttiende eeuw te verzamelen dan erachter te komen hoeveel mensen in de Chinese provincie Sechuan jaarlijks de hongerdood sterven. Cijfers en feiten zijn voor de romanschrijver geen doel, maar een middel. Dat geldt echter ook voor de meeste historici. Wat is dan het verschil? Hier kom ik in de verleiding een onderscheid aan te brengen tussen kennis en begrip, waarbij begrip een op kennis volgend stadium vertegenwoordigt. Ik ben niet erg zeker van mijn zaak, en ik deel u dus mijn gedachten onder voorbehoud mee. Historici zullen terugschrikken voor de stap naar begrip. Het causale verband waarin kennis zich hult dwingt de werkelijkheid tot gehoorzaamheid aan logica, een reductie die greep op de chaos geeft. Begrip daarentegen incorporeert in de kennis het irrationele en onverklaarbare, het onuitsprekelijke. Het heeft te maken met zoiets griezeligs als identificatie en verwantschap. Begrip is moreel geladen. Voor je het weet is de gevaarlijke grens naar medeplichtigheid overschreden. Kennis over de shoah mag niet leiden tot begrip voor de daders, maar uitsluitend tot begrip voor de slachtoffers. Ik ben cynisch genoeg om te beseffen dat die imperatief met de tijd zal vervagen. Om partijdigheid en eenzijdigheid, die ware kennis in de weg staan, te vermijden, vermijde men begrip. Begrip is besmet met de eigenaardigheden van het begrijpend subject en diens tijd. Op het niveau

[pagina 71]
[p. 71]

van het begrip, waaraan ook een historicus bij het vertellen van zijn verhaal niet helemaal ontkomt, ontstaat een verhouding tussen heden en verleden, die alle kenmerken heeft van een menselijke. Vol voetangels en klemmen, vol misverstand. De verhouding met het verleden dient geen ander en hoger doel dan een plaatsbepaling voor het nu. Waar ben ik? Wie ben ik? Niet het verleden krijgt zijn coördinaten maar het heden.

Voor kennis is aandacht en een goed geheugen nodig, voor begrip inlevingsvermogen en een kiem van verwantschap. De historicus zal op de eerste eigenschappen vooral een beroep doen, de romanschrijver op de laatste. Zoals ik al heb gezegd is begrip een dubieuze term. In zijn drift het verleden tot leven te roepen dwingt de auteur soms verwantschap af van een object dat daar niets tegenover kan stellen, geen protest kan laten horen. De geschiedenis is niet in de positie een verhouding te weigeren.

Het verleden heeft geen wil. Alleen degene die kent heeft een wil. Hij kan die wil in dienst stellen van een idee of een instituut, een hypothese of een hobby, een roman of een wetenschappelijk essay, in dienst van het avontuur of het experiment. De belangstelling voor bepaalde perioden in het verleden wordt bepaald door toeval, mode, verwantschap, behoefte aan troost en vergelijking. Het is allemaal om het even. Er is geen hiërarchie. Er is alleen oprechtheid en bedrog. Het verleden zelf is op superieur onverschillige wijze machteloos. Het laat met zich doen. De historie is een hoer en de literatuur is haar pooier, terwijl de historicus een fatsoenlijke vrouw van haar tracht te maken.

 

Ik realiseer mij dat ik al bladzijden lang het moment uitstel waarop ik u volgens de opdracht vertel hoe ik historische gebeurtenissen in mijn romans verwerk. Als ik u zeg, dat zulks geheel afhankelijk is van het thema, van de gebeurtenis, van de aard van de historiciteit die ik nastreef, enfin, dat het er maar van afhangt, dan is dat een dooddoener, een open deur, maar tegelijkertijd heel erg waar. De roman over het leven van Everdine Douwes Dekker-van Wijnbergen schuurt zo dicht tegen de werkelijkheid aan, dat ik bij vrijwel iedere alinea in een zelfgegraven kuil kon vallen. Bij

[pagina 72]
[p. 72]

het schrijven verkeerde ik in een gelukzalige onwetendheid, omdat het voor mij op dat moment niet meer was dan een gedachtenexperiment. Ondanks controle van het manuscript door een gerenommeerd Multatuli-kenner zijn er helaas was ongerechtigheden blijven staan. De vrijheid, die ik mij heb gepermitteerd, ligt voornamelijk op het psychologische vlak. Tine spreekt. Tine denkt. Tine legt rekening en verantwoording af, zoals ze dat zou hebben kunnen doen. Wie niets weet van Multatuli, leest het boek als fictie en mist de dubbele bodem. Een geringe tot matige kennis van het leven van Dek verhoogt het genot van het boek. Maar een grote kennis van de biografie staat mijns inziens de waardering van het boek als werk van de verbeelding in de weg, omdat de dubbele bodem dan ook niet werkt.

In het geheel fictionele Millemorti zijn historische gebeurtenissen gebruikt, zoals een schrijver nu eenmaal regelmatig leentjebuur speelt bij de werkelijkheid, haar vervormt en verknipt. De waardering van het boek hangt niet af van het leggen van de relatie met de werkelijkheid, integendeel er wordt van alles aan gedaan die werkelijkheid te verhullen: namen zijn veranderd, personages onherkenbaar gemaakt, protocollen gewijzigd.

Het oog van de engel heet een historische roman, omdat de geschiedenis een rol speelt in het leven van de personages, omdat er historische personages herkenbaar in optreden, omdat er een poging is gedaan de mentaliteit van een tijdperk, waarvoor ik niet bij mijzelf te rade kan gaan, naar waarheid te vangen. Dat is in essentie niet anders of ingewikkelder voor mij dan mij in te leven in de wereld van de autosport, of een fundamentalistische islamiet. Ik realiseer mij heel wel, dat wanneer er een Elisabeth Lestevenon zou zijn geweest zoals ik haar beschrijf, er sporen zouden zijn te vinden van haar bestaan. Zij is in mijn versie van de geschiedenis geen naamloze. Ik voeg haar toe. Dat is wellicht de belangrijkste ingreep. Het is immers niet ongebruikelijk een bestaande, zij het vrijwel onbekende figuur toe te rusten met een leven, met daden, met meer dan een naam in de marge van een politierapport, of een van de miljoenen naamlozen stem en gezicht te geven, maar een persoon bij te schrijven, alsof de annalen een collectieve blinde vlek vertoonden op haar plaats, is

[pagina 73]
[p. 73]

een correctie die de geschiedenis eigenlijk niet verdraagt. Maar art is what you can get away with. En welke bezwaren ook naar voren zijn gebracht: niet dit bezwaar!

En tenslotte in deze kleine rondgang langs mijn romans: De naam van de vader . Een zogenoemde eigentijdse historische roman. De invloed van de belangrijke historische gebeurtenissen van de afgelopen vijftig jaar op de levens van de hoofdpersonen is een van de thema's van het boek. De historische stof wordt verwerkt alsof de lezer moet worden ingelicht zoals hij moet worden ingelicht over gebeurtenissen die honderd jaar geleden plaatsvonden. De eigen tijd wordt vervreemd.

 

Bij het verzinnen van geschiedenis, dat wil zeggen het aanbrengen van bijna onzichtbare lasnaden tussen verbeelding en werkelijkheid, is de historische sensatie een belangrijk instrument. Het - gevaarlijke - inlevings - vermogen vindt daar zijn oorsprong. Kort geleden wilde ik iemand, om te illustreren dat ik een sentimentele, romantische ziel ben, de twee keisteentjes laten zien, die ik op de oprijlaan van Coppet, het manoir van Madame de Stael, heb opgeraapt. Ik kon ze niet vinden op de plaats waar ze behoorden te liggen en ik schrok. Ofwel mijn hulp had die stomme stenen eindelijk in de vuilnisbak gekieperd, ofwel, en dat was veel erger, ikzelf had in een vlaag van rationele verstandsverbijstering de stenen herkend voor wat ze waren: onverschillig grind dat daar wellicht vorige week was gestort en in het geheel niet was bereden door de koets van Benjamin Constant, laat staan gezien of opgemerkt of aangeraakt door hem. De stenen symboliseren mijn verbondenheid en mijn geloof. Ik wil geloven dat die stenen tweehonderd jaar terugreiken en dat ik in die stenen de tijd van toen aanraak, zoals Julian Barnes wilde geloven dat van alle opgezette papegaaien die ene papegaai de echte papegaai van Flaubert was. De ervaring van verbondenheid gaat niet van het ding uit, maar van het ‘ik’.

Binnen het domein van de historische sensatie zijn veel soorten te vinden. De oppervlakkige, grof-stoffelijke, die via een voorwerp rechtstreeks naar

[pagina 74]
[p. 74]

het lichaam van een historisch persoon leidt: een pen, een snuifdoos, een gedragen hoed, een kamerpot, een kwispedoor. Het ding haalt de geest naar ons toe. Dan is er de omgekeerde beweging waarin wij onszelf in het verleden projecteren, als soldaat op het slagveld van Waterloo, als hongerlijder in een plaggenhut of als rijk koopman in een patriciërshuis. Een derde vorm is de historische sensatie door middel van de taal. Teksten uit een tijdperk, zinswendingen, woordkeus, uitroepen verbreken de grenzen van ruimte en tijd. Het lezen van Le neveu de Rameau was voor mij een historische sensatie van het begin tot het eind. Er sprak iemand rechtstreeks tot mij en uitsluitend voor mijn oren.

De historische sensatie laat zich over het algemeen niet verleiden op de voor de hand liggende plaats en tijd, maar overvalt je veelal wanneer je er niet op verdacht bent, op een tochtige hoek, kaal, naakt en onappetijtelijk, want denk niet dat zij alleen maar vreugde geeft, dat zij een verheven communie is met het Alleven of de Wereldziel. Dat ervoer ik bij een bezoek aan Berggasse 19 in Wenen. Ik heb niet veel op met Freud. Ik bewonder hem knarsetandend. Ik erken het grootse van zijn systeembouw, zoals ik in de Sint Pieter onder de indruk ben zonder ontroerd te zijn. Werkstudenten ontvangen de bezoekers en reiken een klapper uit waarmee je een tocht langs de uitgestalde voorwerpen en foto's kunt maken. De echte divan was er niet. Die is in Londen. Ik herkende van alles, maar er gebeurde niets, ondanks het gekraak van het parket, een geluid dat heel sterk het vermogen heeft een wereld op te roepen. Pas toen we het huis hadden verlaten en de zon door de oude ramen in het stille trappenhuis scheen en schaduwen van gietijzer wierp op uitgesleten treden, en we op het binnenplaatsje keken, waar een stoffige plant stond, werd ik een patiënte die zich na een sessie met Freud omgewoeld en weerspannig voelt, die zich heeft uitgeleverd aan zijn bijzondere persoonlijkheid, betoverd en begoocheld werd door hem, gevleid, maar zich daar, los van hem, op merkwaardige manier bezoedeld weet, omdat ze zijn argumenten niet kon weerleggen, zoals iemand in een heilzame geloofscrisis door het vuur van een dwingende dominee aan zijn twijfel gaat twijfelen.

[pagina 75]
[p. 75]

Dan is er nog de historische sensatie die ons overvalt op een anonieme plaats: een tuin met buxushagen, landbouwgrond omkaderd door muurtjes van gestapelde stenen, lichtval door een hek, de stilte verdiept door het tikken van een pendule in een oud huis op een warme zomermiddag. Dan zijn daar tegelijk naamloze anderen aanwezig. De mensen die naast de geschiedenis staan, maar haar onherroepelijk meemaakten. Peter Ackroyd zegt in Hawksmoor: ‘We leven vanuit het verleden. Het zit in onze woorden en lettergrepen. Het weerkaatst in onze straten en pleinen, zodat we ons nauwelijks over de stenen kunnen bewegen zonder herinnerd te worden aan hen die daar voor ons liepen; de eeuwen die aan de onze voorafgingen zijn als een zonsverduistering die de klokken en uurwerken van onze huidige handwerkslieden uitwist en in die duisternis verdringen de generaties elkaar. Het is het holst van de Tijd waaruit wij voortkomen en waarin wij zullen terugkeren.’ Voelt men zich opgenomen in een zinvol geheel? Troost de sensatie? Onzin. Het geeft veeleer een franjeloos en amoreel besef van zijn, en op dat elementaire niveau ligt het contact met het verleden: te weten in zijn gelijk te zijn, twijfel, geloof, liefde, hoop, goed en kwaad te delen. Niets verandert ook al blijft niets gelijk. Dat probeert literatuur voelbaar te maken. Dat probeer ik te laten zien bij het verwerken van historische stof.

Het is dertig augustus 1994. Boven Antwerpen ontlaadt zich een onweer. Bliksemschichten doorkruisen de zaal, waarin een groep Neerlandici zich heeft verzameld. Breekt de hel los? Verschijnt de Almachtige op een wolk? Rijden de zeven ruiters? In doodsangst klampt men zich aan elkaar vast. Dan wordt het stil. Er is niets veranderd. Of toch? Kiest u maar: in welke tijd stranden wij?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 3 september 1994

  • 2 september 1994

  • 1 september 1994

  • 31 augustus 1994

  • 30 augustus 1994

  • 29 augustus 1994

  • 28 augustus 1994


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Nelleke Noordervliet