Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 12 (1994) (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 12 (1994)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 12 (1994)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 12 (1994)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 12 (1994)

(1995)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Nederlands in culturele context. Handelingen twaalfde Colloquium Neerlandicum


Vorige Volgende
[pagina 309]
[p. 309]

Nederlandse partikels en Afrikaanse beleefdheid
Jac Conradie (Johannesburg)

Als de groenteboer je benadert met een uiting als

‘Had u vandaag wat appelen gehad willen hebben?’

dan moet dat het moderne equivalent zijn van een diepe middeleeuwse kniebuiging. Beleefdheid wordt hier door werkwoordtijd gesignaleerd; het plusquamperfectum is ongeveer het verste waarmee men zich in het Nederlands grammaticaal van het nu kan verwijderen. Dan is het ook maar een klein hoeveelheid appelen die aan mij wordt opgedrongen - neen, niet helemaal opgedrongen: ik krijg de kéus ze te nemen of niet te nemen. Afstand en keus. Maar hoe diep kan men buigen? Hoe diplomatiek moet men zijn? Op een vraag (voorbeeld uit Maks en De Koning 1985, p. 101) ‘Maar wat vindt u er dan van?’ komt het antwoord:

‘Tja, ik weet het niet. Het is misschien toch wel gevaarlijk om ...’

Degene die antwoordt weet het heel duidelijk wèl en vindt het levensgevaarlijk. Hij maakt zichzelf tot twijfelaar om de ander het gevoel te geven beter te zijn. ‘Misschien’ zet de twijfel voort; ‘toch wel’ geeft een voorzichtige toegeving aan - die ook wel een valse toegeving kan zijn; heeft de vragensteller namelijk ooit een toegeving gevraagd? Met het gebruik van deze partikels zitten we midden in de ethiek van de beleefdheid en de problemen van het directe tegenover het diplomatieke en van waarheid tegenover schijn. Daar wil ik niet aan beginnen, maar alleen maar - ter wille van een goed

[pagina 310]
[p. 310]

perspectief - laten zien dat beleefdheid inderdaad schadelijk kan zijn. Maks en De Koning (1985, p. 81) zeggen in verband met geruststellende of sussende opmerkingen dat ze de geïnterviewde ‘er meestal van af (leiden) zelf zijn situatie te doorgronden en te bezien op mogelijke consequenties voor hemzelf’.

 

Beleefdheidsstrategieën zijn talrijk en kunnen uiteraard ook andere functies hebben. Grice (1975, p. 45), in zijn formulering van een coöperatief principe, zegt: ‘Our talk exchanges ... are ... cooperative efforts.’ Beleefdheid komt vaak bij het vlotte verloop van gesprekken te pas; er is sprake van coöperatieve discoursfuncties. In de theorieën van Brown en Levinson (1987, p. 61) speelt het wederzijdse behoud van aanzien (‘face’) bij spreker en aangesprokene een sleutelrol. Ik noem enkele beleefdheidscontexten waarin partikels, maar ook modale hulpwerkwoorden, het actief betrekken van spreker en aangesprokene - of juist het vermijden van het direct aanspreken - en een tempusverschuiving naar het imperfectum een rol kunnen spelen:

a.Uitdrukkingen worden gebruikt om de aandacht te trekken:
‘Moet je luisteren, paps ...’ (Lampo 1991, p. 54).
b.Men formuleert eventueel een directief als verzoek eerder dan als bevel (cf. Traugott en Pratt 1980, p. 246):
Hij haalde een vulpen te voorschijn. ‘Zoudt u ook willen tekenen?’ vroeg hij (Carmiggelt 1987, p. 18).
c.De spreker relativeert zijn eigen mening:
‘Naar mijn gevoel mogen ze daarmee ophouden’ (ANS 1984, p. 930).
d.Een verzoek wordt als voorwaarde ingekleed:
‘Als je even mijn tas wilt vasthouden zal ik hem eruit pakken ...’ ('t Hart 1978, p. 95).
e.De spreker formuleert zijn verzoek expliciet als verzoek - een ‘hedged performative’ in de zin van Fraser (1974) - maar zwakt die dan weer af met behulp van een partikel:
[pagina 311]
[p. 311]
‘Mag ik u eens vragen, broeder, wanneer denkt u belijdenis des geloofs te doen?’ ('t Hart 1978, p. 75).
‘Ik wou jullie juist vragen, of jullie iets wilden drinken’ (Hermans 1987, p. 78).
f.Men durft de aangesprokene niet in de tweede persoon aan te spreken en gebruikt een indirecte aanspreekvorm (zeer algemeen in het Afrikaans):
‘Ik ben nog niet in ruste, Jan,’ zei ik.
‘Wat bedoelt meneer?’ (Van Maanen 1963, p. 43).
g.De spreker probeert voortdurend de welgezindheid van de aangesprokene te bevorderen:
‘Neemt u mij niet kwalijk, daarom houd ik ze liever zelf’ (Hermans 1987, p. 71).
‘Houd het ons ten goede, Alicia, dat we je lastig zijn komen vallen ...’ (Lampo 1991, p. 51).
h.De spreker kwalificeert zijn propositie ter verzachting, vergelijk het volgende antwoord op een vraag in een sollicitatiegesprek (Maks en De Koning 1985, p. 92):
‘Nou, eerlijk gezegd heb ik nogal wat moeite gehad om dit gebouw te vinden ...’.
i.De spreker nodigt de aangesprokene uit aan het gesprek deel te nemen:
‘Het zou prachtig zijn, vind je niet?’ (Lampo 1991, p. 47)
j.De spreker minimaliseert zijn opdringerigheid (‘imposition’), vergelijk Brown en Levinson (1987, p. 176-7):
‘Misschien zou je me dan even willen helpen?’ ('t Hart 1978, p. 49).
‘Ik wou dat je weer naar school ging’ (Haasse 1994, p. 68).
‘Ludwig, zei ik wel eens, je hoeft heus niet alles aan te pakken’ (Hermans 1987, p. 74).
k.Het behoud van eigen aanzien vindt men in het toegevende ‘Daar kon je wel eens gelijk in hebben’ ('t Hart 1978, p. 148).
[pagina 312]
[p. 312]

Hoe zou nu een Afrikaanssprekende partikels als ‘even’, ‘wel eens’ en ‘heus’ interpreteren? Hij wordt soms geleid, maar vaker misleid, door wat er in het Afrikaans bestaat. Ik kijk even naar de verhouding tussen Nederlandse en Afrikaanse partikels en de problemen die daaraan verbonden zijn en rapporteer dan een klein empirisch onderzoek dat onder 75 eerstejaarsstudenten Afrikaans gedaan werd. De redenen of oorzaken van hun juiste of onjuiste gebruik worden besproken en er worden enkele voorstellen gedaan om hun beheersing van de partikels te vergroten.

 

Volgens Abraham (1991, p. 6) hebben talen als Duits, Nederlands en Fries met een gemengde SVO/SOV-volgorde, een syntactisch middenveld waarin modale partikels tot ontwikkeling kunnen komen. Dat geldt ook voor het Afrikaans, waarin niet alleen nieuwe klankvormen als ‘mos’, ‘dalk’, ‘bra’, ‘sommer’, ‘darem’ en ‘glo’ zijn ontstaan, maar waarin ook leenwoorden zijn opgenomen als ‘hoeka’, ‘kamma’ en ‘almiskie’. Als verzachters maken ze vaak deel uit van beleefdheidsstrategieën. Modale waarden hebben zich als volgt ontwikkeld in het Nederlands en het Afrikaans:

[pagina 313]
[p. 313]

Nederlandse modale waarde Gemeenschappelijk lexicaal item Afrikaanse modale waarde
  hoofs -
‘misschien’ soms -
(heus) ‘echt’ echt/eg -
aanloop zeg/sê -
‘toch’ even/ewe -
‘toch wel’ best/best(e) -
‘eenvoudig’ gewoon -
‘misschien’ altemet/altemits ‘misschien’
‘nogal’, ironisch een beetjie/('n) bietjie ‘even’
‘waarschijnlijk’ zeker/seker ‘mogelijk’, twijfelend
- straks (strakjes/strakkies) ‘misschien
- dadelijk/dadelik (dalk, dalkies) ‘misschien
- immers (mos) ‘toch, juist’
- geloven/glo ‘naar men zegt’
- braaf (bra) ‘tamelijk’
- zomaar (sommer) ‘zonder doel; helemaal’
- recht/reg (reg-reg, rêrig, regtig) ‘echt waar’
    (hoeka) ‘juist’
    (almiskie) ‘toch wel’
    (kamma) ‘schijnbaar, alsof’

[pagina 314]
[p. 314]

Ik wil me verder beperken tot Nederlandse partikels met beleefdheidsconnotaties die voor Afrikaanssprekenden weinig of helemaal niet doorzichtig zijn en daardoor problemen opleveren bij de interpretatie van teksten. Laten we even enkele types in beschouwing nemen.

1.Kwantificerende woorden: lexicale items die kleinheid, kortheid en de tijdsequivalenten ervan als snelheid en eenmaligheid uitdrukken, bevorderen beleefdheid in het geval van bevelen door de opdracht kleiner voor te stellen dan die werkelijk is (Kom es ‘even’ hier!) of door gewoon weinig te eisen:
‘Loop nu niet weer dadelijk weg. Blijf nog even zitten.’ (Haasse 1994, P. 59)
en in het geval van verzoeken door de eis als minimaal voor te stellen (Mag ik ‘even’ naar huis?).

Een dubbel gebruik van kwantificering zien we in ‘Vertel eens wat van je kinderherinneringen,’ zei Cluysman plotseling (Haasse 1994, p. 45).

Het verkleinwoord is zowel in het Nederlands als in het Afrikaans een belangrijk morfologisch middel. Het probleem is dat de twee talen de modale waarden gedeeltelijk verschillend geconventionaliseerd hebben:

Nederlands Afrikaans
eens/es  
even(tjes)  
gauw gou, gou-gou
een ogenblik(je) 'n oomblik(kie)
een keer(tje) 'n keer(tjie)
(een beetje) ('n) bietjie
  vinnig
  'n rukkie

[pagina 315]
[p. 315]
2.Situationele functiewoorden: Brown en Levinson (1987, p. 258) zeggen van woorden en uitdrukkingen als ‘hey’, ‘OK’, ‘thank you’ en ‘howzat’ dat ze ‘simply cannot be adequately described without reference to their contexts of use’. Er zijn Nederlandse partikels met situationele attributen die in het Afrikaans onbekend zijn. Nederlandse partikels als ‘zeg’ en ‘hè’ om de aandacht te trekken, ‘alsjeblieft’ bij het overhandigen van iets, enzovoort treden op wanneer er voor sprekers van een andere taal communicatief zelfs ‘niets aan de hand’ is: ‘Hè’, antwoordde mijn zoon. ‘Waarom ga je het ineens ánders bekijken? Zeg, dat vind ik niet leuk, hoor!’ (Lampo 1991, p. 54). ‘Nou, gelukkig maar zeg’ (Hermans 1987, p. 79).

Het functionele gebruik van ‘graag’ - overigens in betekenis vergelijkbaar met het Afrikaanse ‘graag’ - is vreemd voor het Afrikaans in deze context:
‘Ja, Bart, tien liter graag,’ zegt mijn moeder ('t Hart 1978, p. 28).

Het imperatieve aspect van ‘tot ziens’ - alleen maar een afscheidsgroet in het Afrikaans - in
‘... En ‘tot ziens’! Vergeet niet wat we afgesproken hebben.’ (Haasse 1994, p. 80)
ontgaat de Afrikaanssprekende volledig.
3.Frequentieverschil: een lexicaal item niet alleen correct gebruiken maar ook in ongeveer dezelfde frequentie als de moedertaalspreker, is waarschijnlijk de ultieme test voor de niet-moedertaalspreker. Het gaat erom partikels als ‘zeg’, ‘eens’ en ‘even’ vaak te gebruiken, ‘hoor’ waarschijnlijk frequenter dan in het Afrikaans, en ‘een beetje’ waarschijnlijk spaarzamer.
4.Subtiele verschillen: deze zijn eerder descriptief interessant dan communicatief belangrijk. Mogelijke kandidaten zijn ‘gewoon’, ‘hoor’,
[pagina 316]
[p. 316]
‘immers’, ‘zomaar/sommer’ en ‘toch/tog’. P.A. Buitenhuis onderscheidt in Onze Taal(1993 (1), p. 6) vijf ‘gedaanten’ van ‘hoor’: corrigerend, terechtwijzend, geruststellend, spottend, afzwakkend; hiervan lijken de laatste twee, en collocaties met ‘ja’ en ‘nee’: ‘ja, hoor!’, ‘nee, hoor!’ althans niet typisch Afrikaans te zijn. Over het algemeen komt het Afrikaanse ‘immers’ overeen met het Nederlandse ‘immers’. Een semantische sector van ‘immers’ die wat met beleefdheid te maken heeft, als in ‘dat is immers niet waar?’ (Van Dale) is afgevoerd naar ‘mos’, en betekenisonderscheidingen als ‘althans, tenminste, in elk geval’ die verzachtend werken, als in ‘dat is geheel verkeerd, immers niet aan te raden’ (Van Dale) zijn geen Afrikaans. Nederlands ‘toch’ en Afrikaans ‘tog’ lijken in hun vele functies overeen te komen. Toch doen ‘ik was me toch nat!’, ‘hij was me toch kwaad!’ en (met beleefdheidsfunctie) ‘zo doe je geen zaken, toch?’ vreemd aan vanuit Afrikaans standpunt.
5.Collocaties: naarmate lexicale items semantisch vervagen door communicatieve functies aan te nemen, zijn ze gemakkelijker met elkaar te verzoenen en gaan ze in geconventionaliseerde combinaties optreden. Voor het Nederlands zijn de volgende combinaties opvallend:
‘wel eens’: ‘Gebruikt u die nog wel eens, meneer Hondijk?’ (Hermans 1987, p. 71).
  ‘O, ik vind het wel eens lekker, dat hangt ervan af waar ik ben ...’ (Haasse 1994, p. 72).
‘nu eens’: ‘Denk je nu eens in mijn positie in, meester Chris ...’ (Van Maanen 1963, p. 70).
‘eens even’: ‘We gaan eens even kijken’, zei ik tot mijn kleindochter (Hannelore 1988, p. 38).
‘maar eens’: ‘Als het je interesseert moet je maar eens komen kijken’ (Haasse 1994, p. 37).
[pagina 317]
[p. 317]
‘nu maar eens’: ‘Probeer nu maar eens, boerinneke’, zeg ik ... (Walschap sj., p. 40).
Vanwege de overeenkomsten tussen Nederlands en Afrikaans wordt aangenomen dat Afrikaanssprekenden geschreven en gesproken Nederlands onder optimale omstandigheden goed kunnen volgen. Maar hoe zit dat met de beleefdheidspartikels - een terrein van lexicale differentiatie? Vijfenzeventig eerstejaarsstudenten Afrikaans die tot op dat moment nog nauwelijks kennis gemaakt hadden met het Nederlands, kregen een vijftiental Nederlandse zinnen met partikels en andere probleemelementen in het Afrikaans ter vertaling aangeboden. Voor zover het mogelijk is om de weergave van de partikels te identificeren, zijn de resultaten als volgt (inadequate representaties zijn niet vermeld):
  Adequate representatie Geen (of een identieke) representatie
Ben je wel eens op een Nederlandse markt geweest? 61 8
Dat is een aardig meisje, hè? 46 28
Zeg, kom es even hier. 26 31
Zeg, moeten we hier eigenlijk voor betalen? 16 29
Zeg, kom es even hier, 15 35
Hè, wat vervelend. 15 40
Even kijken ... ja, ik heb er nog twee. 12 29
Ik vind het gewoon fijn. 1) 8 50
Heb je soms wat papier voor me? 2) 8 67
Kun je de deur eens dicht doen? 5 58
Schei nu even uit, jongen! 4 69
Zeg, kom es even hier. 3) 2 66
Dit is zeker een goede reden. 4) 2 66
Heus, ik heb er geen zin in. 1 50
Het is best een leuk cadeautje. 0 66
Als beleefde uitdrukking: Hoe maakt u het? 5) 0 5
[pagina 318]
[p. 318]

Toelichting:

1)‘Gewoon’ kan zo worden gebruikt in het Afrikaans, maar dan mogelijk onder Nederlandse invloed.
2)‘Soms’ werd 23 keer als ‘soms’ weergegeven, maar betekent in het Afrikaans alleen maar ‘van tijd tot tijd’.
3)‘Es’ is moeilijk te onderscheiden van ‘even’ waarmee het gecombineerd kan worden. ‘Asseblief’ werd als adequaat beschouwd.
4)In deze context is het ‘Nederlands zeker’ ‘stellig’ en het ‘Afrikaans seker’ ‘mogelijk, vermoedelijk’; 66 personen gaven ‘zeker’ zonder meer met ‘seker’ weer.
5)Deze zin kan natuurlijk ‘Hoe maak/doen u/jy dit?’ (21 keer) betekenen - de meeste reacties waren varianten hiervan.

Over het algemeen, zijn ‘best’, ‘heus’, ‘es’ en (het modale) ‘soms’ grote onbekenden. De functie van ‘zeg’ werd beter geraden in de imperatiefzin dan in de vraagzin (de weergaven wisselden van aanspreking (‘jy’) tot het trekken van aandacht (‘haai’, ‘hei’, ‘wag’) en uitroepen (‘wat’, ‘sjoe’, ‘genade’).

 

In de beleefdheidsfuncties bleken ‘eens’ (verzoek: ‘Kun je de deur ‘eens’ dicht doen?’ en ‘es’ (bevel: ‘Zeg, kom ‘es’ even hier.’) vrijwel onbekend; ‘eens’ in ‘Ben je wel ‘eens’ op een Nederlandse markt geweest?’ werd 54 keer als ‘al’ weergegeven - een goed vertalingsequivalent in een duidelijke context.

 

Het bestaan van het verwante maar semantisch niet gelijke ‘ewe’ in het Afrikaans heeft niet geholpen in het decoderen van het Nederlandse ‘even’. Voor Kom es ‘even’ hier, deed men pogingen als ‘asseblief’, ‘gou’, ‘dadelik’ en ‘eers’.

[pagina 319]
[p. 319]

‘Hè’ aan het einde van de zin stemt functioneel en qua plaatsing overeen met het Afrikaanse ‘nè’, waarmee veertig personen dit partikel dan ook weergaven. Voor het ‘vreemde’ ‘hè’ aan het begin van de zin, waar het Afrikaanse ‘nè’ niet voorkomt, gaf men uitroepen als ‘sjoe’, ‘hei’, ‘maggies’, ‘ag’ en ‘ai’, die beschouwd kunnen worden als weergaven met ongeveer dezelfde illocutionaire kracht.

 

Wat zijn nu de waarschijnlijke redenen voor of oorzaken van het foutieve gebruik en de onkunde?

a.Een lexicaal item is volledig onbekend en niet in verband te brengen met het Afrikaans, bijvoorbeeld ‘heus’ en ‘even’. (Dat geldt overigens ook voor gevallen als ‘leuk’ en ‘cadeau’.)
b.Faux amis: men realiseert zich niet dat woorden als ‘soms’, ‘eens’ en ‘zeker’, en een uitdrukking als ‘Hoe maakt u het?’ in een bepaalde context of situatie een heel andere functie kunnen hebben dan in het Afrikaans.
c.Soms is een lexicaal item als zodanig herkenbaar, maar morfologisch of syntactisch afwijkend. Het Nederlandse ‘best’ met zijn modale functies is bijvoorbeeld moeilijk in verband te brengen met de Afrikaanse overtreffende trap ‘beste’, of ‘bes’ in uitdrukkingen als ‘bes moontlik’. Vreemd aan ‘zeg’ en ‘even kijken’ is de ellips in beide gevallen. (Het kwantitatieve ‘er’ - overigens geen beleefdheidspartikel - is moeilijk thuis te brengen mede vanwege zijn plaatsing in de zin.)

Gelukkig zijn er ook tekens van een wil tot interpretatie. Deze interpretatie steunt op klank- en contextuele overeenkomsten.

1.Het is opvallend dat 24, dat wil zeggen bijna een derde, van de studenten ‘even kijken’ in de zin ‘Even kijken ... ja, ik heb er nog twee’ weergaven met ‘een/'n kuiken’. Factoren in deze interpretatie zijn (a) het verlies van intervocalische consonanten in het Afrikaans (‘hagel >
[pagina 320]
[p. 320]
hael’; dus ook ‘even > een’); (b) ontronding van vocalen in het Afrikaans, waardoor ‘y’ en ‘ui’ zeer dicht bij elkaar zijn komen te staan, en (c) een context die om voorwerpen vraagt (vergelijk ‘twee’).

Er bestaat een gedeeltelijke klank- en semantische overeenkomst tussen ‘hè’ en ‘nè’. In een context en zinspositie waar ‘nè’ ook zou kunnen voorkomen (vergelijk ‘Dat is een aardig meisje, hè?’) hadden veertig personen dan ook ‘nè’ als weergave; voor ‘hè’ aan het begin van de zin (vergelijk ‘Hè, wat vervelend’) zijn er maar zes personen die ‘nè’ als equivalent gaven.

Ook de weergave van ‘heus’ (in ‘Heus, ik heb er geen zin in’) als ‘jene’, ‘jis’ en ‘jeus’ (vier keer) (uit ‘Jesus’) duiden enerzijds op een gevoelde letter-klank-relatie in het Afrikaans (vergelijk Here: [jèrè]) en anderzijds op een context die om een verwensing lijkt te vragen. Men kan ook om een verkeerde reden de goede interpretatie benaderen!
2.Zuiver contextueel is de interpretatie van ‘wel eens’ in ‘Ben je wel eens op een Nederlandse markt geweest?’ als ‘al’ (62 keer). Was er in het geval van ‘heus’ een aanduiding dat men zich in de interpretatie van een zin met vreemde elementen door zijn (vermeende) illocutieve kracht kon laten leiden, dit blijkt nog duidelijker wat de zeg-zinnen betreft: voor de directieve zin (‘Zeg, kom es even hier’) werd ‘zeg’ zestien keer als ‘ek sê’ (‘sê ek’) weergegeven, en voor de vraagzin (‘Zeg, moeten we hier eigenlijk voor betalen?’) zes keer als ‘ek sê’, maar ook vijf keer als ‘ek vra’.

Dit beperkte empirische onderzoek laat zien dat de Afrikaanssprekende die geconfronteerd wordt met ‘het vreemde’ in het Nederlands, klankovereenkomst, syntactische context en illocutionaire kracht aangrijpt om tot een interpretatie te komen. Dat lukt niet altijd, en uit eigen ervaring kan ik eraan toevoegen dat de Afrikaanssprekende vaak geneigd is de verschillen tussen de

[pagina 321]
[p. 321]

talen groter te maken dan ze zijn, respectievelijk verschillen te creëren waar de twee talen absoluut gelijk zijn. De beleefdheidspartikels behoren tot een categorie die echte verschillen oplevert en die semantisch moeilijk hanteerbaar is. Maar ik hoop duidelijk te hebben gemaakt dat goede voorbeeldzinnen - en, bij uitbreiding, teksten - direct toegang bieden tot overigens duistere partikels.

[pagina 322]
[p. 322]

Bibliografie

ABRAHAM, Werner (red.). Discourse Particles, Amsterdam, John Benjamins, 1991.
BROWN, Penelope en Stephen C. LEVINSON. Politeness: Some Universals in Language Use, Cambridge, Cambridge University Press, 1987.
CARMIGGELT, Simon. ‘Een tijdgenoot’, in: Links et al., 1987.
FRASER, B. Hedged Performatives, Boston, Boston University Press, 1973.
GEERTS, G. et al. ANS: Algemene Nederlandse spraakkunst, Groningen, enz., Wolters-Noordhoff, 1984.
GRICE, H.P. ‘Logic and conversation’, in: P. Cole en J.L. Morgan (eds.) Syntax and Semantics 3: Speech Acts, New York, Academic Press, 1975, p. 41-58.
HAASSE, Hella S. Transit, Amsterdam, Querido, 1994.
HANNELORE, Robin. De meerval, Wommelgem, Den Gulden Engel, 1988.
HART, Maarten 't. Een vlucht regenwulpen, Amsterdam, Arbeiderspers, 1978.
HERMANS, W.F. ‘Filip's sonatine’, in: Links et al., 1987.
LAMPO, Hubert. De man die van nergens kwam, Amsterdam, Meulenhoff, 1991.
[pagina 323]
[p. 323]
LINKS, T., E. VENEMA en W. van ZYL (red.). Boeket, Pretoria, Academica, 1987.
MAANEN, W.G. van. De onrustzaaier, Amsterdam, Querido, 1963.
MAKS, R. en A.M. de KONING. 1985. Leergang taalbeheersing voor het HBO; basisboek, Groningen, Wolters-Noordhoff, 1985.
SLAUERHOFF, J. Schuim en as, 's -Gravenhage, Nijgh en van Ditmar, 1963.
TRAUGOTT, Elizabeth C. en Mary L. PRATT. 1980. Linguistics for Students of Literature, San Diego, Harcourt Brace Jovanovich.
WALSCHAP, Gerard sj. De wereld van Soo Moereman, Amsterdam, Meulenhoff.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 3 september 1994

  • 2 september 1994

  • 1 september 1994

  • 31 augustus 1994

  • 30 augustus 1994

  • 29 augustus 1994

  • 28 augustus 1994


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • C.J. Conradie


taalkunde

  • Vormen (morfologie)