Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 13 (1997) (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 13 (1997)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 13 (1997)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 13 (1997)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 13 (1997)

(1997)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Nederlands 200 jaar later. Handelingen dertiende Colloquium Neerlandicum


Vorige Volgende
[pagina 193]
[p. 193]

Justus Lipsius en de Silezische Humanistenkring in de 16de en 17de eeuw
Stefan Kiedron (Wroclaw)

Op 18 oktober 1997 was het exact 450 jaar geleden dat één van de grootste Nederlanders geboren werd: Justus Lipsius uit het Brabantse Overijse. Hij was zeker de grootste Nederlandse geest ná Erasmus van Rotterdam. En - net zoals deze vermaarde humanist - was ook Lipsius hét symbool van de Nederlandse wetenschap, filosofie en filologie voor de hele wereld. Er bestaat echter één groot verschil tussen Erasmus en Lipsius: de eerste is tot vandaag bekend (of misschien overbekend, want behalve zijn naam hebben veel mensen nooit iets van hem gelezen), de laatste dreigt nu bijna volledig te worden vergeten, ondanks zijn belangrijke werken en zijn eeuwenlange invloed.

Het leven van Justus Lipsius werd enerzijds bepaald door de politieke en maatschappelijke ontwikkeling van zijn vaderland in de tweede helft van de zestiende eeuw (met onophoudelijke militaire en godsdienstige conflicten) - en anderzijds door zijn persoonlijke karaktertrekken, waarover straks meer.

Zijn kinderjaren verliepen rustig. Toen hij vijftien jaar was besloot hij jezuïet te worden, maar het bleef bij een kort contact (misschien vanwege de tegenstand van zijn vader). In ieder geval was dit zijn eerste beslissing ten gunste van één van de vele godsdiensten tijdens zijn bewogen leven waarin hij nog vaak van religieuze houding zou veranderen.

Lipsius was zeker niet iemand die op de barricades voor de éne of de andere godsdienst zou gaan vechten. Integendeel: hij sprak zich daar nooit duidelijk over uit en is voor vriend en vijand daarom in dat opzicht nogal controversieel. Hij lijkt in zijn leven een escapist en opportunist te zijn die altijd voor problemen vlucht, zich altijd wil aanpassen en met rust gelaten wil worden - zodat hij zich ongestoord kan wijden aan zijn passies: tuinen en wetenschappelijke studies.

[pagina 194]
[p. 194]

Hij wordt student in de rechten aan de universiteit te Leuven waar hij in 1571 zijn baccalaureaatstitel behaalt om vervolgens - in 1572 - naar het buitenland te gaan - via Luik (waar het idee voor zijn belangrijkste werk De Constantia geboren wordt) en Keulen. Zijn doel is Wenen, de hoofdstad van het machtige keizerrijk van de Habsburgers. Op die manier kruist zijn levensweg dié van de humanisten uit Silezië.

 

Silezië is in die tijd een welvarend land waarvan de politieke situatie in bepaalde opzichten met die van de Lage Landen te vergelijken is. Sinds 1526 maakt het deel uit van het Koninkrijk Bohemen en daarmee van de Habsburgse staat. Met zijn hoofdstad Breslau ontwikkelt Silezië zich tot een machtig politiek, economisch en wetenschappelijk centrum dat via zijn vertegenwoordigers een belangrijke rol speelt in het hele keizerrijk.

Een van die Breslause grootheden was Johann Crato von Crafftheim (1519-1585): Als lijfarts van achtereenvolgens drie keizers uit het huis van Habsburg (Ferdinand I, Maximiliaan II en Rudolph II) was hij ongetwijfeld een belangrijke figuur in Wenen. En het was Crato die in 1572 door Lipsius benaderd werd om hem te introduceren bij keizer Maximiliaan II. Het werd Lipsius niet gegund om keizerlijk historiograaf te worden maar - dankzij de bemiddeling van Crato - kreeg hij van Maximiliaan II dertig gulden als dank voor een ‘dedicatio’ in zijn uitgave van Tacitus' Germania.

Hierna ging Lipsius in 1573 naar Jena waar hij professor aan de Lutherse (!) universiteit werd. Een volgende ommezwaai dus. En ook die van korte duur. Want al een jaar later - in 1574 - keert Lipsius naar de Zuidelijke Nederlanden terug.

Ook deze keer gaat hij via Keulen. Daar ontmoet hij een andere Sileziër, Thomas Rhediger (1540-1576), een edelman uit Breslau die zijn persoonlijke vriend was (in een van zijn brieven schreef Lipsius ‘de privatae amicitiae nostrae’; Gerlo e.a., 1978: 144). Misschien leerde Lipsius de Sileziër, die een groot mecenas van kunst en wetenschap was, al eerder kennen via Christoffel Plantijn. Lipsius en Rhediger hebben in Keulen lange gesprekken kunnen voeren over filosofie, politiek en boeken. Rhediger was eigenaar van één van de grootste boekencollecties van zijn tijd. Een bijzonder exemplaar in deze collectie was het werk van Lipsius

[pagina 195]
[p. 195]

Antiquorum lectionum commentarius uit 1574, dat door de auteur aan Rhediger werd opgedragen. Ook Lipsius kreeg een geschenk van Rhediger; het was echter geen boek maar een kostbare beker. De vriendschap tussen de beide humanisten eindigde helaas nogal snel want in 1576 overleed Rhediger.

Via Crato en Rhediger leerde Lipsius ook andere Breslause humanisten kennen, maar contacten verliepen ook langs zijn Nederlandse vrienden. Zo was de beroemde geograaf Abraham Ortelius, die met de grootste humanisten uit Silezië was bevriend, een in Breslau graag geziene gast Tot hen behoorden onder anderen Jacob Monavius (1545-1603) en de Hongaar Andreas Dudith (1553-1589). Monavius, Dudith en Crato werkten vaak mee aan de werken van Ortelius (vgl. Mout 1975: 112); andersom werd het Thesaurus Orbis Terrarum door Ortelius mede aan Monavius opgedragen. Lipsius betuigde overigens zijn bewondering voor de Sileziërs, wanneer hij in een van zijn brieven aan Ortelius Dudith, Crato en Monavius als ‘tres stellae in una iam urbe’ beschreef (‘drie sterren in deze ene stad’; M.A. Nauwelaerts 1983: 183). De genoemde brief stamt uit het jaar 1584. Lipsius is al sinds zes jaar professor in Leiden (ditmaal aan de calvinistische universiteit; daar wordt hij enkele keren zelfs tot rector gekozen). En in hetzelfde jaar 1584 verschijnt een boek dat hem onsterfelijk zal maken: De Constantia. Hij formuleert daarin zijn levensfilosofie voor deze moeilijke tijden: de filosofie van het neostoïcisme en van de standvastigheid. Hij bedoelt wel meer de standvastigheid van gedachten dan van daden (zijn eigen daden getuigen eerder van veranderlijkheid) maar toch - hij wordt dankzij zijn Constantia de grootste filosoof in de moderne wereld.

Dat wordt hij natuurlijk ook voor de Sileziërs. Dudith (die trouwens ook tussen godsdiensten pendelt, eerst als katholieke bisschop en daarna als protestant) bewondert De Constantia van Lipsius en na Dudiths dood in 1589 schrijft ook Monavius in een brief aan Lipsius dat zijn Constantia de smart van Dudiths vrienden helpt verminderen.

Dat Lipsius een passie had voor tuinen, is bekend. Waar hij ook kwam, het eerste wat hij deed was een tuin aanleggen. Dat was al zo sinds zijn bezoek aan Carolus Langius in Luik, beschreven in zijn Constantia, en ook in Leiden legde hij een tuin aan in de buurt van de huidige Groenhazengracht, waar hij de nodige rust kon vinden (vgl. Witkam 1969: 33-35).

[pagina 196]
[p. 196]

Ook op dat gebied vond hij in Breslau een ijverige navolger in de persoon van de stadsmedicus Laurentius Scholtz (1552-1599) die een ‘hortus’ binnen de stadsmuren aanlegde; een tuin die snel beroemd werd in en buiten Silezië als één van de grootste van Europa (vgl. Oszczanowski, Gromadzki 1995: 63).

 

Lipsius' Constantia werd vijf jaar later (in 1589) gevolgd door een tweede deel van zijn neostoïsche filosofie: De Politica. Was het eerste boek bedoeld voor de mens als individu, het tweede werd geschreven voor de heerser, de politicus. Het boek was zeer invloedrijk in de woelige tijd van de Dertigjarige Oorlog waaronder ook Silezië veel te lijden had. De protestantse bevolking verdedigde zich decennia lang tegen de katholieke Habsburgers. Ook in die strijd waren de ideeën van Lipsius belangrijk. Die invloed ging dan vooral uit van een tweede generatie van ‘Lipsianisten’, die geboren werd in de laatste jaren van de zestiende eeuw of rond de eeuwwisseling. De eerste van hen was Georg von Schönborn (1579-1637) die in de buurt van de stad Glogau (Pools: Glogòw) woonde. Ook hij wisselde - net als Lipsius - enkele keren van geloof. En, wat belangrijker is, hij was auteur van een boek onder de bekend klinkende titel: Politicorum libri VII. Het was inderdaad een navolging van de Politica van Lipsius die in 1610 (dus vier jaar na de dood van de grote Nederlander) werd gepubliceerd. Schönborn oefende van zijn kant veel invloed uit op de Silezische elite tijdens de eerste jaren van de Dertigjarige Oorlog.

 

De belangrijkste vertegenwoordiger van deze nieuwe ‘Lipsiaanse’ generatie was echter Martin Opitz (1597-1639) uit Bunzlau (Pools Boleslawiec). In de Duitse literatuur wordt hij wel de eerste moderne dichter genoemd. Zijn poëtologische voorbeelden heeft hij in de Lage Landen gevonden, vooral bij Daniel Heinsius. Maar ook hij staat onder de invloed van Lipsius' constantia-filosofie. Hij vlucht als het ware uit Silezië, in een zekere zin in dezelfde geografische richting als Lipsius, naar het zuidoosten. Voor Opitz wordt het dus Zevenburgen, waar hij in 1622 in een klein plaatsje met de naam Zalatna een filosofisch epos in Lipsius-stijl schrijft: ‘Zlatna oder Von der Ruhe des Gemütes’. Ook later wordt hij een semi-exulant: deze keer als de officiële historiograaf van de Poolse koning

[pagina 197]
[p. 197]

Wladislaus IV, in de grote Oostzee-stad Dantzig die zeer multicultureel is. Pools, Duits - maar ook Nederlands (vergelijk Thijssen 1992, passim). Minder bekende Sileziërs uit deze groep waren leerlingen van Opitz. Anderzijds waren zijzelf leermeesters van de Silezische jeugd aan de twee Breslause athenea. Elias Major (1588-1668) was rector van het Elisabethgymnasium en Christoph Köler (1602-1658) was professor aan het Magdalenengymnasium. Allebei waren zij verspreiders van het Lipsiaanse gedachtengoed in Silezië: Major met geleerde disputen en Köler met theateropvoeringen. Köler ontwikkelde in zijn school een nieuwe traditie van schooltheater met toneelstukken (uiteraard in het Latijn!) als ‘Genius bonorum principum et tyrannorum ex J. Lipsio et Johanne Barclajo’ (opgevoerd in 1646).

 

De vertegenwoordigers van de ‘tweede generatie’ sloegen een intellectuele brug naar de volgende generatie van Lipsius-bewonderaars. Nu was de situatie echter al anders. Lipsius was sinds lange jaren dood en zo stond nu, rond de helft van de zeventiende eeuw, slechts zijn grote werk ter discussie. Dat wil zeggen: niet meer zijn daden - en deze zorgden in zijn laatste levensjaren voor heel wat opschudding. Na dertien jaar in het calvinistische Leiden te hebben gedoceerd, verliet Lipsius namelijk in 1591 deze stad in een toestand die verre van vreedzaam was (vooral na de conflicten met Dirk Volkertszoon Coornhert) en was hij ‘overgelopen’ naar ‘de vijand’: het katholieke Leuven. Meer nog: om zijn vermeende ‘zonden’ te gaan ‘afkopen’, schreef Lipsius tal van apologetische geschriften in katholieke geest (waaronder bijvoorbeeld een lof op de ‘Diva Virgo Sichemensis’, dus Maria van Zichem). Bij deze laatste geloofsverandering bleef het dan ook en hij redde misschien op deze manier zijn belangrijkste werken, De Constantia en De Politica, voor de katholieke wereld.

De laatste generatie van Sileziërs die grote invloed van Lipsius hebben ondergaan was vooral in deze twee werken geïnteresseerd. Twee namen zullen hier als vertegenwoordigers van deze generatie worden genoemd: Andreas Gryphius (1616-1664) en Christian Hoffman von Hofmanswaldau (1616-1679).

Gryphius is de eerste moderne dramaschrijver in de Duitse literatuur en

[pagina 198]
[p. 198]

zijn voorbeelden heeft ook hij, net als Opitz, in Holland gevonden. Dat is niet verwonderlijk want hij woonde er vele jaren (tussen 1638 en 1644), studeerde er rechten, maar ook medicijnen en literatuur en was bevriend met de grootste Leidenaars van zijn tijd, waaronder de beroemde Lipsiusbewonderaar Claudius Salmasius (vgl. Kiedron 1993: 141-154). In zijn gedichten (die ook in Leiden werden gepubliceerd) onderstreepte hij telkens weer zijn levensideaal: de mens moet als een ware christen handelen en standvastig (‘beständig’) zijn.

 

Ook Hofmanswaldau studeerde in Leiden (al was hij er veel korter dan Gryphius) en ook hij werd later een belangrijke dichter die (zoals voor hem reeds Opitz) een eigen dichterlijke school vormde. En ofschoon Hofmanswaldau vandaag meestal door de filter van zijn erotische gedichten wordt gezien (die heeft hij - vrome familievader en Praeses van de Respublica Wratislaviensia - ook geschreven), toch ademen veel van zijn gedichten de geest van Lipsius (bijvoorbeeld ‘Entwurff eines standhafftigen gemutes’).

Gryphius en Hofmanswaldau raakten overigens bevriend, waarschijnlijk begon hun vriendschap zelfs in Leiden. Nota bene: Hofmanswaldau woonde op een ideaal adres: Rapenburg 56, hoek Kloksteeg (vergelijk Kiedron 1995: 66) - tegenover de universiteit (en misschien ook toen al met een kroeg op de begane grond; vandaag is het ‘Cafe Barrera’). Maar beide Sileziërs hadden vanuit hun vaderland veel gezamenlijke herinneringen: via contacten met hun leermeersters Schönborn, Opitz, Major en Köler.

Zij waren allebei grote dichters; zij waren ook politici, zij het op regionaal niveau. Sinds 1648, het jaar van de Vrede van Münster - die een grote zege voor de Republiek der Verenigde Provinciën betekende maar een grote nederlaag voor het protestantse Silezië in de Habsburgse staat - verloor hun vaderland steeds meer aan betekenis. De rekatholisering werd langzaam maar zeker doorgevoerd. Geen Constantia en geen Politica kon in de late zeventiende eeuw tegen Wenen helpen. In het begin van de achttiende eeuw is het dan zover: Breslau verliest zijn onafhankelijkheid. Dat verlies wordt nog duidelijker wanneer in 1741 de Pruisische koning Frederik de Grote naar Silezië komt om het land te veroveren. Al was dit

[pagina 199]
[p. 199]

misschien goed voor de protestanten (want ook de Pruisen waren protestants) - Silezië werd van dan af onbeduidend. Slechts in een opzicht is er - zoals in heel Pruisen - nog de invloed van Lipsius te zien: in de militaire hervormingen van Frederik die misschien op de ideeën van de Nederlander steunden - vooral zijn De militia Romana. Maar dat is het begin van een ander verhaal.

Bibliografie

Gerlo, A. en M.A. Nauwelaerts, H.D.L. Vervliet (1978). Ivsti Lipsi Epistolae. Pars I: 1564-1583. Brussel.
Kiedron, Stefan (1993). Andreas Gryphius und die Niederlande. Niederländische Einflüsse auf sein Leben und Schaffen. Wroclaw.
Kiedron, Stefan (1995). ‘Das treffen in Leiden. Andreas Gryphius und Christian Hoffman von Hofmanswaldau als Studneten in Leiden’, Chloe, Beihefte zum Daphnis, Bd. 23, p. 55-88.
Mout, Marianne Elisabeth Henriette Nicolette (1975). Bohemen en de Nederlanden in de zestiende eeuw. diss. Leiden.
Nauwelaerts, M.A. en S. Sué (1983). Ivsti Lipsi Epistolae. Pars II: 1584- 1587. Brussel.
Oszczanowski, Piotr en Jan Gromadzki (1995). Theatrum Vitae et Mortis. Grafika, rysunek i malarstwo ksiazkowena Slasku w latach ok. 1550-ok. 1650. Wroclaw.
Thijssen, Lucia (1992). 1000 jaar Polen en Nederland. Zutphen.
Witkam, H.J. (1969). De nieuwe bibliotheek. Het uurwerk. Thuysken van Stalpaert. De tuin van Lipsius. Kleine zaken, de universiteit concernerende. Leiden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 24 augustus 1997

  • 25 augustus 1997

  • 26 augustus 1997

  • 27 augustus 1997

  • 28 augustus 1997

  • 29 augustus 1997

  • 30 augustus 1997


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Stefan Kiedron

  • over Justus Lipsius