Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 16 (2006) (2007)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 16 (2006)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 16 (2006)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 16 (2006)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 16 (2006)

(2007)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Neerlandistiek in contrast. Handelingen Zestiende Colloquium Neerlandicum


Vorige Volgende
[pagina 201]
[p. 201]

Hoe zou Jan in Italië de kamer uit lopen / uitlopen?
Marleen Mertens (Padua)

1. Inleiding

Er heerst nogal wat onduidelijkheid over het wel of niet aaneenschrijven van werkwoorden en achterzetsels als liep en af in (1).

 

(1)Toen ik de trap af liep om koffie te gaan zetten (Büch: 132)Ga naar eind1

 

Een groot aantal dergelijke samenstellingen wordt in Van Dale als scheidbaar werkwoord opgenomen. Dit betekent dat de samenstelling eigenlijk gespeld had moeten worden als in (1a).

 

(1a)Toen ik de trap afliep om koffie te gaan zetten

 

Voorbeelden van het niet aan elkaar schrijven van dergelijke scheidbare werkwoorden zijn legio. Zie (2)-(5).

 

(2)ingaan: [...] toen hij in Luik [...] de stad in ging (Krabbé: 57)
(3)inspringen: Een 54-jarige Brit is [...] vanaf de publieke tribune in de Tweede Kamer de plenaire vergaderzaal in gesprongen (NRC Handelsblad, 12 april 2005)
(4)binnenrijden: Toen op zekere dag een bus [...] Nuweiba binnen reed (Wieringa: 89)
(5)rondgaan: Hij liet zijn blik de kring rond gaan (Klooster, 2001: 185)

 

Terwijl een auteur meestal voor aaneenschrijven of juist niet aaneenschrijven kiest, hanteert Van den Brink in Over het water zelfs de twee systemen door elkaar.

 

(6)opgaan: [...] de mannen die iedere dag [...] het water op gingen (Van den Brink: 25)
[pagina 202]
[p. 202]
(7)opgaan: [...] je moest noteren [...] met wie en waarin je de rivier opging (Van den Brink: 23)

 

Aan de andere kant vinden we ook werkwoorden met een achterzetsel, al dan niet aan elkaar geschreven, die in Van Dale niet als scheidbaar werkwoord vermeld staan. Zie (8) en (9).

 

(8)?inschuifelen: Tien minuten voor aanvang van de projectie kwam een stelletje vreemde vogels de bioscoopzaal ingeschuifeld (Google, juni 2006)
(9)?uitrennen: Het eindigt ermee dat zij het huis na een haastige groet uit rent (NRC Handelsblad, 8 maart 2006)

 

Terwijl Nederlandstaligen zich het hoofd breken over het wel of niet aaneenschrijven, stelt deze combinatie van werkwoord + achterzetsel de anderstalige leerders van het Nederlands voor een veel groter probleem: wanneer kan of moet ze sowieso gebruikt worden?

In de overtuiging dat contrastief onderzoek een ander licht op taalkundige verschijnselen kan werpen, heb ik een beperkt corpus van vertaalde literatuur - helaas de enige bron van vertaalde teksten - in beide richtingen opgesteld. Van dit corpus heb ik alle richtingsbepalingen geclassificeerd. Verder heb ik gebruikgemaakt van voorbeelden uit andere, Nederlandstalige bronnen.

Voordat ik overga tot het bespreken van het corpusonderzoek, wil ik nagaan hoe ‘richting’ in beide talen kan worden uitgedrukt, waarbij ik vooral zal stilstaan bij de mogelijke aard van de combinatie ‘werkwoord + achterzetsel’.

2. ‘Richting’ in het Nederlands

2.1 Richtingscomplement met voorzetsel

Om ‘richting’ aan te geven kan de structuur predicaat (de verbale kern van de zin) + adverbiaal richtingscomplement, ingeleid door een voorzetsel worden gebruikt. Bijvoorbeeld:

 

(10)Toch lukte het de jongens bijna altijd om op de kar te klimmen (Volponi: 75)

 

Aske (1989: 6) merkt op dat we een onderscheid moeten maken tussen twee soorten richtingscomplementen. Ten eerste het locatieve richtingscomplement (locative path phrase) dat de route aangeeft waarlangs de handeling of beweging plaatsvindt. In het Nederlands worden werkwoorden met een dergelijk complement vervoegd met hebben.

[pagina 203]
[p. 203]
(11)[...] hebben we zo hard als we konden over de rivier gevaren (Van den Brink: 10)

 

De tweede soort is het telische richtingscomplement (telic path phrase) dat niet alleen de route aangeeft waarlangs de handeling of beweging plaatsvindt, maar ook de eindlocatie van de entiteit die zich verplaatst: door het klimmen zijn de jongens van zin (10) op de kar terechtgekomen. Dergelijke complementen kunnen niet worden gecombineerd met duratieve adverbia zoals urenlang (Booij 2002: 67).Ga naar eind2

 

(10a)*De jongens zijn urenlang op de kar geklommen.

 

Divalente werkwoorden waarbij het subject een verplaatsing ondergaat worden vervoegd met zijn; dit artikel behandelt uitsluitend deze gevallen.Ga naar eind3

In tegenstelling tot de locatieve richtingscomplementen zijn telische richtingsbepalingen inherent, hetgeen volgens de definitie van de ANS betekent:

Sommige zinsdelen hebben een nauwe semantische band met het hoofdwerkwoord. Zulke zinsdelen noemen we inherent met het hoofdwerkwoord verbonden zinsdelen of elementen of kortweg inherente zinsdelen of elementen. Ze nemen op grond van die nauwe verbondenheid een plaats vlak vóór de tweede pool in, ongeacht de vorm waarin ze optreden (Haeseryn et al. 1997: 1350-1352).

2.2 Locatief direct object

Richting kan ook worden uitgedrukt met de structuur predicaat + locatief direct object. Volgens Givón gaat het om een ‘soort’ direct object: ‘[...] in some logical sense, the seeming direct-object is in fact the locative point of reference [...] for the subject's spatial movement (to, from, across, into, on) or spatial location (at, on, in).’ (Givón 1984: 98).

Fillmore heeft opgemerkt dat de betrokkenheid bij de handeling groter is indien de medespeler optreedt in de functie van direct object (1977: 77). Dit geldt voor een aantal veel gebruikte Italiaanse werkwoorden zoals salire - naar boven gaan, scendere - naar beneden gaan.

De transitieve varianten van deze werkwoorden hebben een hoge transitiviteitsgraad: ze zijn telisch, want ze bevatten het eindpunt van de handeling, ze vereisen een sterk agentieve entiteit in de functie van subject en ze conceptualiseren de route die uitgedrukt wordt door het werkwoord als een globaal beïnvloede entiteit. (Siller Runggaldier 2000: 19).Ga naar eind4

[pagina 204]
[p. 204]

Terwijl in het Italiaans hetzelfde werkwoord onveranderd kan optreden met een locatief direct object of een adverbiaal complement, krijgen deze werkwoorden in het Nederlands verplicht een markering in de vorm van een valence shifter. Zie (11).

 

(11)had hij [...] de trap beklommen (Krabbé: 41)

 

Oorspronkelijk was de valence shifter be- een locaal adverbium, namelijk bi - het huidige bij. De evolutie van intransitief naar transitief werkwoord kan volgens Duinhoven (1989: 47) als volgt getekend worden: iet bi komen → iet bícomen → iet bicómen. In een minder vergevorderd stadium van deze evolutie staan respectievelijk de scheidbare samenstellingen van intransitieve werkwoorden met een bijwoord of achterzetsel zoals bínnenkomen, bínnenzeilen, íngaan, ínlopen en de onscheidbare werkwoorden zoals doorlópen, omzeílen, ondergáán.

2.3 Richtingscomplement met achterzetsel

De beschrijving van deze mogelijke evolutie brengt ons bij de derde manier om in het Nederlands richting uit te drukken, namelijk de structuur predicaat + richtingscomplement met achterzetsel.

 

(12)We waren de kade langsgelopen en de trappen opgeklommen van de brug (Van den Brink: 12)

 

Als we de hypothese van Duinhoven aanvaarden, dan hebben we te maken met een geval van grammaticalisatie: de evolutie van een syntactische constructie naar een samengesteld woord.

Volgens Luif (1992: 165) zijn sommige combinaties zoals inrijden gelexicaliseerd, terwijl andere dat nog niet zijn. De vraag rijst dan: waar ligt de grens? Wie bepaalt wat gelexicaliseerd of gegrammaticaliseerd is en wat niet? Balk-Smit Duyzentkunst gelooft dat dergelijke combinaties scheidbare werkwoorden vormen:

Voor zo'n achterzetting is een bewegingswerkwoord nodig: ‘lopen’, ‘gaan’, ‘zwemmen’.Ga naar eind5 Volgens de grammatica is het voorzetsel nu bijwoord. Het is nu dan ook niet zo groepsgebonden als een voorzetsel-in-functie en heeft een hechtere band met het werkwoord, waarmee het aaneengespeld kan, ja moet worden [...] Hij huppelde het huis uit. Hij is het huis uitgehuppeld (2000: 127).Ga naar eind6

[pagina 205]
[p. 205]

2.4 Richtingscomplement met voor- en achterzetsel

Voor de volledigheid vermeld ik een vierde structuur die richting uitdrukt.

 

(13)De kleinste rende op hem toe en sprong in zijn armen (Van Dis: 6)Ga naar eind7

3. De status van het achterzetsel

In het citaat van Balk-Smit Duyzentkunst wordt een ander probleem aangesneden: wordt het voorzetsel, of wat ik tot nog toe een achterzetsel heb genoemd, als deel van een scheidbaar werkwoord een bijwoord? Dat voor- en achterzetsels aan de ene kant en adverbia aan de andere, nauw verwante categorieën zijn, is benadrukt door verschillende taalkundigen. Ik citeer Hopper en Traugott: ‘Prepositions and postpositions (the class of “adpositions”) are often cliticized variants of adverbs’(1993: 132). Huddleston en Pullum(2002: 600-601) beschouwen adverbia en voorzetsels beide als head of a phrase en maken geen onderscheid meer tussen de categorieën. Wat het Italiaans betreft, noemt Rizzi de meerlettergrepige voorzetsels zoals dietro - achter, davanti - voor adverbiaal (1988: 521), net zoals onafhankelijk gebruikte voorzetsels (1988: 542). Ook Hus en Reinsma halen de categorieën door elkaar.

Er bestaan in het Nederlands twaalf achterzetsels: af, door, geleden, in, langs, om, op, over, rond, terug, uit, voorbij. Ze corresponderen op drie na allemaal met ‘echte’ voorzetsels; af, geleden en terug zijn alleen als achterzetsel te gebruiken. (1997: 30).

Afgezien van het feit dat ik geen voorbeelden kan bedenken van een samengesteld werkwoord met geleden, worden terug en voorbij in de ANS en Van Dale vermeld als adverbia.

Combinaties van werkwoord + adverbia vindt men ook met achteraan, omhoog, omlaag, opzij, tegemoet en nog andere (Haeseryn et al. 1997: 609). Enkele zijn opgenomen als scheidbaar werkwoord in Van Dale, maar lang niet allemaal. Zo heb ik wel omhoogschuiven gevonden maar niet omlaagschuiven. Ik heb deze combinaties daarentegen in de nevenschikking in (14) aangetroffen.

 

(14)zodat hij omhoog en omlaag kan schuiven met de waterstand in de rivier (Van den Brink: 9).

 

Ik meen hieruit te mogen concluderen dat de grammaticale natuur van het voor- of achterzetsel of adverbium voorlopig niet te duiden is. Verder in mijn betoog (zie par. 7.1.2) zal duidelijk worden waarom ik liever de term achterzetsel bezig, terwijl in de ANS achterzetsels als deel van een scheidbaar werkwoord adverbia genoemd worden.

[pagina 206]
[p. 206]

Wat belangrijk is, is dat het achterzetsel ‘essentieel (uit zichzelf) een richtingsaspekt in zijn konstruktiebetekenis’ heeft (De Schutter 1974: 284). Het achterzetsel kan richting aangeven zonder dat een werkwoord wordt gebruikt.

 

(15)en steeds trok die man maar weer op, nieuwe straten in waar ze al hadden gereden (Krabbé: 12)

 

Het achterzetsel vervult op zich een predicatieve functie, zoals ook te zien is bij de volgende voorbeelden van Luif: hij is de tunnel door, eenmaal het kanaal over zetten ze het op een lopen, hij moet de trap op (1992: 162). Met andere woorden, in deze zin kan het verbale predicaat achterwege gelaten worden, omdat de functie hiervan door het achterzetsel wordt vervuld.

4. Samengesteld predicaat of predicaat + achterzetsel?

Zoals ik aan het begin van deze bijdrage opmerk, ligt aan de basis van de onzekerheid over de spelling van constructies met een achterzetsel de vraag of het gaat om een samengesteld predicaat of om een predicaat + achterzetsel. In de ANS wordt de kwestie in het midden gelaten: ‘Het is niet altijd duidelijk wanneer er sprake is van een (scheidbaar) werkwoord en wanneer niet’ (Haeseryn et al. 1997: 609). In de volgende alinea's zal ik proberen de verschillende argumenten voor de twee hypothesen op een rijtje te zetten.

4.1 Argumenten voor samengesteld werkwoordGa naar eind8

a) Gezien de predicatieve functie van het richtingscomplement met achterzetsel zou men kunnen denken dat we te maken hebben met een predicatief complement of bepaling van gesteldheid die net zoals het achterzetsel zonder bemiddeling van een werkwoord ‘een attribuut (eigenschap, kenmerk, status) beschrijft dat via een subject-predikaatrelatie aan een medespeler toegekend wordt’ (Vandeweghe: 113). Als we proef op de som nemen, zien we echter dat het achterzetsel nauwer verbonden is met het werkwoord; het predicatief complement kan niet de inherente positie vlak voor het semantische werkwoord innemen.

 

(16)dat Jan het bord in stukken heeft gegooid.
(16a)*dat Jan het bord heeft in stukken gegooid
(17)dat Jan het bord de tuin in heeft gegooid
(17a)dat Jan het bord de tuin heeft in gegooid

 

De combinatie werkwoord + achterzetsel gedraagt zich syntactisch eerder als een scheidbaar werkwoord, vergelijk (18) en (19).

[pagina 207]
[p. 207]
(18)dat hij de badkamer rose heeft geschilderd (predicatief complement)
(19)dat hij z'n vijand heeft zwartgemaakt (scheidbaar werkwoord)

 

Het adjectief zwart, dat samen met maken een scheidbaar werkwoord vormt, neemt dezelfde inherente positie in als het achterzetsel in in voorbeeld (17a), waaruit zou kunnen worden afgeleid dat ingooien ook een scheidbaar werkwoord is.

 

b) Prosodisch heeft ik ben de garage in gereden als uitspraak ik ben de garage (pauze) in gereden en niet ik ben de garage in (pauze) gereden, wat wijst op een sterkere band tussen achterzetsel en werkwoord, die net als een scheidbaar samengesteld werkwoord in één adem worden uitgesproken.

 

c) De groep naamwoord + achterzetsel kan op dezelfde manier worden doorbroken door een adverbiale bepaling als de groep werkwoord + partikel. Zie respectievelijk in tegengestelde richting in (20) en langzaam in (21).

 

(20)Damín liep de eetkamer in tegengestelde richting door (Volponi: 140).
(21)Ik eet deze appel langzaam op.

 

Deze scheidbaarheid zou erop kunnen wijzen dat de eetkamer het direct object van het scheidbare werkwoord doorlopen is, precies zoals de appel het direct object van opeten is (Duinhoven 1989: 47). In de volgende paragraaf ga ik hier verder op in.

4.2 Argumenten voor postpositie

a) In de ANS lezen we dat het naamwoord + achterzetsel vooropgeplaatst kan worden, zodat we het moeten beschouwen als één zinsdeel.

 

(22)De garage in rijdt hij altijd zelf, de garage uit mag zijn zoon het ook doen (Haeseryn et al. 1997: 509)

 

Ik maak hier wel de kanttekening bij dat het om een contrastieve context gaat. De Schutter, die een niet-contrastieve zin bespreekt, merkt op dat vooropplaatsing onmogelijk is.

 

(23)Wij brachten hem voorzichtig de klas uit.
(23a)*De klas uit brachten wij hem voorzichtig (1974: 285)

 

Dit argument is dus nogal twijfelachtig.

[pagina 208]
[p. 208]

b) Zoals gezegd in 2.2 zou het kunnen dat er een evolutie is van intransitief werkwoord + achterzetsel naar transitief scheidbaar werkwoord. Ik laat Duinhoven weer aan het woord:

We kunnen de stad, het kanaal en de haven als objecten zien bij de werkwoorden uitgaan, overzwemmen en binnenvaren. Maar voor velen zal de band tussen nomen en bijwoord nog zo sterk zijn, dat zij gaan, zwemmen en varen als intransitiva beschouwen. Aaneenschrijving blijft dan achterwege [...] (1997:123).

Er zijn sterke aanwijzingen om deze combinaties als intransitief te beschouwen. Ten eerste worden ze vervoegd met zijn, ten tweede is passivering onmogelijk. Vergelijk (24), (24a) en (24b).

 

(24)Hij heeft zijn auto de garage in gereden.
(24a)Zijn auto is de garage in gereden.
(24b)*Zijn garage is ingereden.

 

De auto is het enige direct object van zin (30) en gezien het feit dat een zin maar één direct object kan hebben, moet zijn garage een andere grammaticale status hebben, bijvoorbeeld plaatsbepaling. Het argument hiervoor kan zijn dat we parafraseren met ergens in plaats van iets - ik reed ergens in, verwijzen met er in plaats van dit/dat en bevragen met waar in plaats van wat. Echter, wat deze pronominalisering betreft is De Schutter de tegenovergestelde mening toegedaan. Volgens hem wordt de substantiefgroep vervangen door een pronomen, en niet door een voornaamwoordelijk bijwoord en is die dus direct object.

 

(25)Dat bos, dat zijn wij toen maar niet meer ingelopen (De Schutter 1974: 285)

 

Ook deze argumentatie brengt niet veel duidelijkheid in de zaak.

 

c) Hetzelfde werkwoord kan in een nevenschikking voorkomen met een voor- én een achterzetsel, wat er naar mijn mening op wijst dat deze twee een gelijkaardige grammaticale status hebben.

 

(26)Ik zie mijzelf en mijn vader door de straten lopen van onze buurt, door de Topaasstraat, langs het plein met het badhuis en dan de brede Smaragdstraat in (Van den Brink: 11)
[pagina 209]
[p. 209]

5. De constructiegrammatica

Het lijkt erop dat de combinatie predicaat + achterzetsel zich niet in de traditionele syntactische categorieën laat dwingen. Ik denk dat de oplossing voor het probleem dan ook ligt in het overstijgen van de grens tussen lexicon en syntaxis, zoals wordt voorgesteld in de constructiegrammatica van Goldberg en Jackendoff.

Ik verwijs in het bijzonder naar hun gezamenlijke artikel uit 2004 waarin ze zinnen als de rivier vriest dicht analyseren als een resultatieve constructie waarbij ‘some special interpretation is associated with the syntactic structure’ (2004: 533). Vriezen heeft in zijn valentie alleen een loos subject. De resultatieve constructie met dicht heeft een eigen valentie-inbreng. Met andere woorden, niet alleen het predicaat - the verbal subevent - heeft zijn valentie en kan argumenten aan zich verbinden, ook de constructie in zijn geheel - the constructional subevent - heeft deze eigenschap. In het voorbeeld is de verbale handeling vriezen - het middel waarmee de constructionele handeling - dicht worden - wordt gerealiseerd.

Een ander type resultatieve constructie is de spatial resultative, de ruimtelijke resultatieve constructie (Goldberg en Jackendoff 2004: 537). Hierbij legt een entiteit (subject of object) de route af die wordt aangegeven door de resultatieve voor- of achterzetselconstituent. In dit geval is de verbale handeling de manier waarop de beweging plaatsvindt en de constructionele handeling de route. Door de zin als een betekenisvolle constructie op te vatten, kan de vraag of we te maken hebben met een samengesteld werkwoord of niet op de achtergrond worden geschoven en kunnen we ons concentreren op de betekenis van de constructie.Ga naar eind9

Voor het Nederlands stelt zich echter een bijkomend probleem. Als we het eens zijn met het uitgangspunt van de functionele en cognitieve taalkundigen (o.a. Dik, Givón, Payne, Talmy), namelijk dat verschillen tussen de constructies binnen een taal altijd functioneel zijn, dan moeten we aannemen dat de constructies met voorof achterzetsel niet precies hetzelfde betekenen. Dat voelen Nederlandstaligen wel aan, maar waar het verschil precies zit, dat is moeilijk onder woorden te brengen.

6. Contrastieve analyse: richting in complement of richting in predicaat

6.1 Richting in Predicaat of Richting in Complement

In de hoop dat contrastieve analyse licht zou werpen op het onderscheid tussen constructies met voor- en met achterzetsel, heb ik onderzocht hoe beide vertaald worden in het Italiaans. Daarbij moet men een fundamenteel verschil tussen Germaanse en Romaanse talen voor ogen houden, namelijk dat de eerste satellite-framed zijn en de tweede verb-framed (Talmy 1991:486). Dit betekent dat Germaanse

[pagina 210]
[p. 210]

talen verplaatsing uitdrukken aan de hand van richtingscomplementen, terwijl in de Romaanse talen de verplaatsing door het predicaat zelf uitgedrukt wordt. Satellite-framed heb ik vertaald met ‘Richting in Complement’ (RC) en verb-framed door ‘Richting in Predicaat’ (RP). Teneinde de richtingsconstructies grondig te kunnen onderzoeken heeft Talmy (1991: 488) de mogelijke componenten hiervan gecodificeerd:

 

1.Verplaatsing (Motion): abstract bewegingspredicaat
2.Entiteit (Figure): de entiteit die zich verplaatst of verplaatst wordt
3.Ref.punt (Ground): het referentiepunt van de verplaatsing
4.Route: de route van de verplaatsing tegenover het referentiepunt
5.Manier: de manier van verplaatsen of de bijgaande handeling (bijvoorbeeld rollen)
6.Oorzaak: de oorzaak van de verplaatsing (bijvoorbeeld schoppen)

 

Ter verduidelijking een voorbeeld van de alternantie RC - RP in (27a) en (27b).

 

(27a)Ik (Entiteit) rende (Verplaatsing + Manier) de trap (Ref.punt) op (Route) (Oberski: 14)
(27b)Salii (Entiteit + Verplaatsing + Route) di corsa (Manier) le scale (Ref.punt) (Oberski: 17)

 

In de Nederlandse zin wordt Route gecodeerd door het achterzetsel op, dat samen met het Ref.punt een richtingscomplement vormt. In de Italiaanse zin wordt Route gecodeerd door het werkwoord salire dat zich naar boven verplaatsen betekent. De informatie over Manier gaat verloren in het Italiaans, net zoals in het Spaans, zoals Talmy opmerkt:

If Manner or Cause is expressed in the same sentence, it must be as an independent, usually adverbial or gerundive type constituent. In many languages - for example Spanish - such a constituent can be stylistically awkward, so that information about Manner or Cause is often either established in the surrounding discourse or omitted altogether (1985: 69).

Het Referentiepunt bij de Italiaanse RP-structuur wordt niet altijd als direct object gecodeerd, zoals in zin (27b), maar vaak ook als adverbiaal complement.

 

(28a)entrò (Verplaatsing + Route) in (fac.Route) sala (fac.Ref.punt) un giovane (Entiteit) (Gadda: 13)
[pagina 211]
[p. 211]
(28b)[...] kwam (Verplaatsing) een jongeman (Entiteit) [...] de kamer (Ref.punt) binnen (Route) (Gadda: 17)

 

Route wordt in deze gevallen dubbel gecodeerd: door het predicaat en door het voorzetsel. De tweede codering is echter facultatief, dus niet bepaald door de valentie van de constructie: ook zonder de voorzetselconstituent zou de zin grammaticaal zijn.

De tegenstelling RC- versus RP-structuur vertegenwoordigt een algemene tendens.Ga naar eind10 Analyse van het corpus brengt aan het licht dat de ‘Germaanse’ RC-structuur - de resultatieve constructie van Goldberg en Jackendoff - ook in het Italiaans voorkomt, zoals in (29a) en (29b).

 

(29a)Sono corso (Entiteit + Verplaatsing + Manier) fuori (Route) (Gadda: 50)
(29b)Ik (Entiteit) ben naar (Route) buiten (Ref.punt) gehold (Verplaatsing + Manier) (Gadda: 64)

 

In het licht van deze beschouwingen kan ik terugkeren naar het onderwerp van mijn onderzoek, met name het verschil tussen de constructie met voorzetsel en die met achterzetsel. Hiervoor wil ik uitgaan van het Italiaans en kijken hoe de RP- en de RC-structuren in het Nederlands worden vertaald.

6.2 Hoe wordt de Italiaanse RC-structuur vertaald?

Het prototypische duratieve werkwoord van verplaatsing, andare - gaan, dat geen Manier of Route uitdrukt, vinden we in het Italiaans altijd in de RC-structuur.

 

(30a)andò (Entiteit + Verplaatsing) in (Route) bagno (Ref.punt) (Krabbé: 9)
(30b)hij (Entiteit) [...] ging (Verplaatsing) naar (Route) de badkamer (Ref.punt) (Krabbé: 8)

 

Het overeenkomstige Nederlandse predicaat gaan vinden we met het voorzetsel naar of met een achterzetsel in of op.

 

(31a)Axel andò in centro (Krabbé: 53)
(31b)toen hij [...] de stad in ging (Krabbé: 57)
(32a)Andate un po' in corridoio, voi (Van Dis: 16)
(32b)Gaan jullie even de gang op (Van Dis: 13)

 

De romanschrijvers in beide talen vervangen dit prototypische werkwoord graag door andere kleurrijker werkwoorden. Opvallend is daarbij dat men voor het

[pagina 212]
[p. 212]

Nederlands dan kiest voor een werkwoord dat Manier uitdrukt.

 

(33a)Andarono (Entiteit + Verplaatsing) alla (Route) finestra (Ref.punt) (Fruttero: 118)
(33b)Ze (Entiteit) liepen (Verplaatsing + Manier) naar (Route) het raam (Ref.punt) (Fruttero: 80)

 

Bij de Italiaanse schrijvers gaat de keuze eerder uit naar een werkwoord dat een bepaalde Route uitdrukt zoals raggiungere - bereiken, ritirarsi - zich terugtrekken.

 

(34a)La madre (Entiteit) si ritirò (Verplaatsing + Route) nella (Route) sua stanza (Ref.punt) (Volponi: 18)
(34b)Zijn moeder (Entiteit) ging (Verplaatsing) naar (Route) haar kamer (Ref.punt) (Volponi: 20)

 

Ook het prototypische niet-duratieve werkwoord van verplaatsing, venire - komen, wordt blijkbaar gemeden door de Italiaanse schrijvers die liever expressievere predicaten gebruiken. Ik heb maar één voorbeeld gevonden in de RC-structuur, van de hand van een vertaler nog wel.

 

(35a)Papà (Entiteit) venne (Verplaatsing) accanto a (Route) noi (Ref.punt) (Oberski: 18)
(35b)Mijn vader (Entiteit) kwam (Verplaatsing) bij (Route) ons (Ref.punt) (Oberski: 15)

 

Als het Italiaans gebruikmaakt van een werkwoord dat tegelijkertijd Verplaatsing en Manier uitdrukt, wat veel minder vaak het geval is dan in het Nederlands, vinden we steeds een RC-structuur. In het Nederlands wordt de Route in dat geval weergegeven met een voorzetsel.

 

(36a)un ragazzo (Entiteit) si era arrampicato (Verplaatsing + Manier) sul (Route) ponteggio (Ref.punt) (Krabbé: 39)
(36b)er was een jongen (Entiteit) in (Route) de stelling (Ref.punt) geklommen (Verplaatsing + Manier) (Krabbé: 42)
(37a)La più piccina (Entiteit) [...] si buttò (Verplaatsing + Manier) fra (Route) le sue braccia (Ref.punt) (Van Dis: 10)
(37b)De kleinste (Entiteit) [...] sprong (Verplaatsing + Manier) in (Route) zijn armen (Ref.punt) (Van Dis: 6)
[pagina 213]
[p. 213]

6.3 Hoe wordt de Italiaanse RP-structuur vertaald?

Bij de analyse van het corpus springt in het oog dat het Italiaans maar weinig predicaten met RC-structuur telt.Ga naar eind11 Zo zijn er avanzare - vooruit gaan, arrivare - aankomen, entrare - naar binnen gaan, fare il giro - rond gaan, inoltrarsi - in gaan, passare - overschrijden, (rag)giungere - aankomen of bij iets komen, (ri)(at)traversare - oversteken of door lopen, salire - naar boven gaan, scendere - naar beneden gaan, superare - overschrijden of inhalen, svoltare - van richting veranderen. De Nederlandse tegenhangers van deze predicaten vinden we in de constructie met direct object, voorzetsel- of achterzetselcomplement.

6.3.1 Direct objectconstructie

Met een direct object is de constructie in beide talen identiek.

 

(38a)un animale (Entiteit) che è contento di aver raggiunto (Verplaatsing + Route) la sua tana (Ref.punt) (Van den Brink: 13)
(38b)een dier (Entiteit) dat blij is dat het zijn hol (Ref.punt) heeft bereikt (Verplaatsing + Route) (Van den Brink:14)

6.3.2 Voorzetselconstructie

De Italiaanse RP-structuur blijkt niet overeen te komen met de Nederlandse achterzetselconstructie, zoals we zien in (39a)-(40b).

 

(39a)Ics (Entiteit) attraversava (Verplaatsing + Route) il centro (Ref.punt) (Haasse: 28)
(39b)Iks (Entiteit) liep (Verplaatsing + Manier) door (Route) de binnenstad (Ref.punt) (Haasse: 18)
(40a)Anche Fleischmann e Feiner (Entiteit) avevano passato (Verplaatsing + Route) il confine (Ref.punt) (Durlacher: 41)
(40b)Ook Fleischmann en Feiner (Entiteit) glipten (Verplaatsing + Manier) nog net over (Route) de grens (Ref.punt) (Durlacher: 29)

 

In het Nederlands vinden we vaak het prototypische komen als vertaling van de Italiaanse niet-duratieve werkwoorden.

 

(41a)Il sollievo di aver passato (Entiteit + Verplaatsing + Route) indenne la dogana (Ref.punt) (Krabbé: 10)
(41b)De opluchting dat hij (Entiteit) door (Route) de douane (Ref.punt) was gekomen (Verplaatsing) (Krabbé: 8)
[pagina 214]
[p. 214]

6.3.3 Achterzetselconstructie

De Italiaanse RP-structuur kan ook met de achterzetselconstructie worden vertaald, zoals bijvoorbeeld het geval is met komen. Zie nogmaals (28a) en (28b).

 

(28a)entrò (Verplaatsing + Route) in sala (fac.Ref.punt) un giovane (Entiteit) (Gadda: 13)
(28b)[...] kwam (Verplaatsing) een jongeman (Entiteit) [...] de kamer (Ref.punt) binnen (Route) (Gadda: 17)

 

Ook hier vinden we Nederlandse werkwoorden die Manier coderen.Ga naar eind12

 

(42a)All'improvviso il pulmino (Entiteit) [...] entrò (Verplaatsing + Route) a (fac.Route) Ratanak (fac.Ref.punt) (Krabbé: 6)
(42b)Plotseling dook (Verplaatsing + Manier) het busje (Entiteit) [...] Ratanak (Ref.punt) in (Route) (Krabbé: 6)

 

Wat de voorwaarden zijn voor het gebruik van de voorzetsel- of de achterzetselconstructie is hiermee nog niet duidelijk. De enige conclusies tot nog toe zijn dat Italiaanse RC-structuren als Nederlandse tegenhanger een voorzetselconstructie hebben, behalve gaan, dat ook met achterzetsel kan voorkomen en dat de meeste Nederlandse achterzetselconstructies overeenkomen met een Italiaanse RP-structuur. Een paar cijfers:

Nl.
Voorzetselconstructie
It.
Richting in Predicaat 43
It.
Richting in Complement 43
Nl.
Achterzetselconstructie
It.
Richting in Predicaat 47
It.
Richting in Complement 9

Dit is een interessant gegeven, maar voor conclusies is het nog te vroeg. Verder springt in het oog dat de overgrote meerderheid van de Italiaanse predicaten met RP-structuur wordt uitgemaakt door entrare, uscire, salire en scendere. Wellicht is het nuttig deze predicaten aan een nader onderzoek te onderwerpen.

7. De vertaling van entrare-naar binnen gaan, uscire-naar buiten gaan, salire-naar boven gaan, scendere-naar beneden gaan

Voor Italiaanse studenten is het moeilijk zich de vele uitdrukkingen eigen te maken die in het Nederlands kunnen worden gebruikt om de predicaten entrare, uscire, salire, scendere te vertalen. Duinhoven geeft een overzicht van de ingewikkelde Nederlandse vormen en stipt aan dat de complexiteit hiervan vanuit

[pagina 215]
[p. 215]

een diachronisch perspectief kan worden verklaard.

Terwijl in zowel een rust als een beweging uitdrukte, was binnen (be-in-en) aanvankelijk statisch, zodat de beweging door een bijwoord als naar moest worden aangegeven, of door te, dat echter ook weer ambivalent was. De onderscheidingen verbleekten, zodat wij zowel ingaan, binnengaan als naar binnen gaan zeggen, maar naast uitgaan niet buitengaan, doch wel naar buiten gaan en te buiten gaan. Naast bovenkomen, benedenkomenGa naar eind13, binnenkomen, buitenkomen komt tegenwoordig alleen binnengaan voor; *bovengaan, *benedengaan, *buitengaan zijn ongebruikelijk. In het Middelnederlands echter was bijvoorbeeld boven gaen heel gewoon (1997, 121).

 

In het korte bestek van dit artikel zal ik me beperken tot de vertalingen van entrare en uscire.

7.1 (Ri)entrare

7.1.1 Naar binnen + bewegingspredicaat: voorzetsel

Naar binnen gaan is de vertaling van entrare die, de componenten van Talmy in acht genomen (zie par. 6.1), de minste informatie draagt en het best overeenkomt met het Italiaans: noch het Referentiepunt, noch Manier worden gecodeerd.

De vorm komt in mijn corpus niet voor maar met Google vond ik (43).

 

(43)Durf je (Entiteit) naar (Route) binnen (Ref.punt) te gaan (Verplaatsing) in (fac.Route) het gekhuis (fac.Ref.punt)? (Google, mei 2006)

 

Het Referentiepunt in het gekhuis is facultatief of wordt, anders gezegd, niet bepaald door de valentie van de constructie. De zin zou ook zonder deze richtingsbepaling grammaticaal zijn; de locatie van het Referentiepunt binnen moet uit de context worden afgeleid:

 

(43a)Durf je (Entiteit) naar (Route) binnen (Ref.punt) te gaan (Verplaatsing)?

 

Voorbeelden van naar binnen + bewegingspredicaat vond ik niet in mijn vertaalde corpus, maar wel in een literaire tekst.

 

(44)Door het open raam [...] dreef (Verplaatsing + Manier) muziek (Entiteit) naar (Route) binnen (Ref.punt) (Visser 8)

 

Blijkbaar wordt deze vorm veelal versmaad door literaire auteurs, die liever

[pagina 216]
[p. 216]

gebruik maken van een bewegingspredicaat + achterzetsel, de constructie die het leeuwendeel uitmaakt als vertaling van entrare.

7.1.2 Ref.punt binnen / in / op + bewegingspredicaat: achterzetsel

Wel beschouwd is het vreemd dat binnen, het Referentiepunt van de vorm naar binnen, Route wordt in de vorm binnen gaan en binnen komen. Ook van binnen gaan heb ik geen voorbeelden aangetroffen in het corpus, maar Google leverde (45) op.

 

(45)Net als Bill Gates (Entiteit) de kamer (Ref.punt) is binnen (Route) gegaan (Verplaatsing) (Google, juli 2006)

 

In tegenstelling tot naar binnen gaan is het referentiepunt hier gespecifieerd, maar niet de Manier. Dit is ook het geval met binnen komen.

 

(28b)kwam (Verplaatsing) een jongeman (Entiteit) [...] de kamer (Ref.punt) binnen (Route) (Gadda, 17)
(28a)entrò (Verplaatsing + Route) in sala (Route + Ref.punt) un giovane (Entiteit) (Gadda: 13)

 

Ook in gaan, in Van Dale gegeven als synoniem van binnen gaan, houdt geen Manier in.

 

(46a)en ging (Verplaatsing) toen de badkamer (Ref.punt) in (Route) (Volponi: 17)
(46b)e poi entrò (Entiteit + Verplaatsing + Route) nel (fac. Route) bagno (Ref.punt) (Volponi: 15)

 

Hetzelfde schema vinden we met in komen en op komen. Vergelijk (47a) en (47b).

(47a)zijn er acht contrade (Entiteit) het plein (Ref.punt) op (Route) gekomen (Verplaatsing) (Fruttero: 21)
(47b)Le contrade (Entiteit) entrate (Verplaatsing) in (fac.Route) piazza (fac.Ref.punt) [...] sono otto (Fruttero: 34)

 

In het Nederlands - tenminste in de literaire taal - wordt echter relatief weinig gebruikgemaakt van deze predicaten. Er bestaat een duidelijke voorkeur voor werkwoorden die Manier coderen. Het Nederlands kent dan ook tientallen bewegingspredicaten: duiken, glippen, hollen, lopen, rijden, schrijden, varen, enz.

[pagina 217]
[p. 217]

Voor de vertaling van de RP-structuur is het gebruik van het achterzetsel in het frequentst: af komt 4 keer voor, binnen 7, in 37, op 21 en uit 18 keer.

 

(42a)Plotseling dook (Verplaatsing + Manier) het busje (Entiteit) [...] Ratanak (Ref.punt) in (Route) (Krabbé: 6)
(42b)All'improvviso il pulmino (Entiteit) [...] entrò (Verplaatsing + Route) a (fac.Route) Ratanak (fac.Ref.punt) (Krabbé: 6)

 

De vraag is of het mogelijk en wenselijk is om deze allemaal in het woordenboek op te nemen, aangezien de beschrijving altijd gelijksoortig is. Zo lezen we bij inkruipen: ‘kruipend in- of binnenkomen of -gaan’, bij inhuppelen: ‘huppelend inkomen of - gaan’ (Van Dale). Bovendien heb ik gemerkt dat de samenstellingen voor entrare vaker zijn opgenomen in Van Dale dan die voor uscire. Zo is bijvoorbeeld uithuppelen niet opgenomen. Ik pleit er dus voor deze vormen niet als scheidbare werkwoorden maar als ruimtelijke resultatieve constructies (zie paragraaf 5) te beschouwen met een eigen betekenis en een eigen valentiestructuur. Indien deze visie wordt aangenomen, hebben de achterzetsels dezelfde grammaticale status als de voorzetsels in resultatieve constructies met een voorzetsel en is aan elkaar schrijven uit den boze.

7.2 Uscire

7.2.1 Verlaten: direct objectconstructie

Voor de vertaling van uscire heb ik meer constructies gevonden. Weinig frequent is verlaten dat dezelfde informatiestructuur heeft als het Italiaans: Verplaatsing en Route worden gecodeerd door het predicaat, terwijl het direct object het Referentiepunt codeert. Vergelijk (48a) en (48b).

 

(48a)verliet (Verplaatsing + Route) ik (Entiteit) het huis (Ref.punt) alleen op zondag (Van den Brink: 24)
(48b)uscivo (Entiteit + Verplaatsing + Route) di (fac.Route) casa (fac.Ref.punt) solamente la domenica (Van den Brink: 22)

 

Het enige verschil in de informatiestructuur is dat Route in het Italiaans facultatief is zodat (48c) ook grammaticaal is:

 

(48c)uscivo (Entiteit + Verplaatsing + Route) solamente la domenica (Van den Brink: 22)
[pagina 218]
[p. 218]

7.2.2 Naar buiten + bewegingspredicaat: voorzetsel

Analoog aan naar binnen hebben we naar buiten + bewegingspredicaat.

 

(49a)Mijn vader (Entiteit) ging (Verplaatsing) naar (Route) buiten (Ref.punt) (Oberski: 15)
(49b)Papà (Entiteit) uscì (Verplaatsing + Route) (Oberski: 17)

7.2.3 Uit Ref.punt + bewegingspredicaat: voorzetsel

Anders dan wat geldt voor de Nederlandse tegenhanger van entrare, waarbij alleen het voorzetsel naar kan worden gebruikt - en dit niet als achterzetsel -, kan bij uscire uit als voorzetsel of als achterzetsel voorkomen.

 

(50a)toen ze (Entiteit) uit (Route) de badkamer (Ref.punt) kwam (Verplaatsing) (Gadda: 23)
(50b)appena uscita (Entiteit + Verplaatsing + Route) dal (fac.Route) bagno (fac.Ref.punt) (Gadda: 17)

7.2.4 Ref.punt uit + bewegingspredicaat: achterzetsel

Hier een voorbeeld met een achterzetsel.

 

(51a)Hij (Entiteit) liep (Verplaatsing + Manier) de kamer (Ref.punt) uit (Route) (Van Dis: 23)
(51b)Uscì (Entiteit + Verplaatsing + Route) dalla (fac.Route) stanza (Ref.punt) (Van Dis: 24)

 

Het mogelijke gebruik van de voor- of de achterzetselconstructie loopt parallel met de vertaling van de RP-structuur in het algemeen (zie paragrafen 6.4 en 6.5). Wellicht worden de vormen met achterzetsel voor entrare, die in zulke gevallen de enige mogelijke zijn, als meer gegrammaticaliseerd aangevoeld en worden ze daarom eerder opgenomen in het woordenboek als samengesteld werkwoord. Maar waarom vinden we in niet als voorzetsel?

Het wordt tijd voor een paar conclusies.

8. Besluit

Uit mijn zeker nog onvolledige analyse van de richtingscomplementen meen ik te kunnen afleiden dat het bewegingspredicaat met achterzetselcomplement niet als scheidbaar werkwoord maar als een ruimtelijke resultatieve constructie moet worden beschouwd waarvan de valentiestructuur een bijdrage levert tot een eigen, specifieke betekenisGa naar eind14, die echter nog verder doorgrond moet worden.

[pagina 219]
[p. 219]

Contrastief onderzoek wijst uit dat het Italiaans veel minder gebruikmaakt van de resultatieve RC-constructie. Dit maakt de vertaling van een serie verplaatsingen met een RC-structuur waarbij Manier wordt uitgedrukt, zoals de andere auto reed langzaam en aarzelend langs het veld, langs het hek, door de opening in het hek de parkeerplaats op (Krabbé: 34) bijzonder moeilijk.

Het nevenschikkend gebruik van de voor- en achterzetselconstructie wijst op hun gelijkaardige grammaticale aard. In verband met het verschil tussen de twee kan ik besluiten dat het overgrote deel van de Nederlandse achterzetselconstructies overeenkomt met een Italiaanse RP-structuur, terwijl de voorzetselconstructies evenwichtig verdeeld zijn over RP- en RC-structuren.

Wat hieruit kan worden afgeleid zijn nog niet meer dan hypothesen. Gezien de predicatieve functie van het achterzetsel dat zelf richting uitdrukt (zie paragraaf 3) en gezien het feit dat de Italiaanse tegenhangers zoals entrare Route coderen, zouden we kunnen aannemen dat bij de achterzetselconstructie de nadruk ligt op de Route, dus op de constructionele handeling. Met een voorzetselconstructie zou de nadruk eerder op Manier liggen, dus op de verbale handeling. Eenvoudig gezegd: in het zinnetje Anna springt uit het vliegtuig ligt het accent op het springen zelf, misschien wil Anna zelfmoord plegen. In Anna springt het vliegtuig uit ligt het accent ligt op het feit dat Anna eruit wil, misschien is er wel brand in het vliegtuig.Ga naar eind15

Maar er is meer. De achterzetselconstructie is enkel mogelijk als het Referentiepunt een ruimtelijke structuur is. Je kan dus wel zeggen Jan loopt de kamer rond maar niet *Jan loopt de tafel rond of Tineke sprong het zwembad in maar niet *Tineke sprong zijn armen in. Wat het verschil tussen voor- en achterzetselconstructie betreft is het laatste woord nog niet gezegd, ik hoop dat dit artikel een aanzet vormt tot nader onderzoek.

[pagina 221]
[p. 221]

Bibliografie

Nederlandse romans en hun vertaling

Brink, Hans M. van den: Over het water. Amsterdam, 1998.
Brink, Hans M. van den: Sull'acqua. Venetië, 2000.
Büch, Boudewijn: De kleine blonde dood. Amsterdam en Antwerpen, 2003.
Dis, Adriaan van: Indische duinen. Amsterdam, 1994.
Dis, Adriaan van: Le dune delle Indie. Milaan, 1996.
Durlacher, Gerhard: Strepen aan de hemel, oorlogsherinneringen. Amsterdam, 1988.
Durlacher, Gerhard: Strisce nel cielo. Milaan 1995.
Haasse, Hella: Transit. Amsterdam, 1994.
Haasse, Hella: Di passaggio. Milaan, 1996.
Krabbé, Tim: De grot. Amsterdam, 2004.
Krabbé, Tim: La grotta. Venetië, 2003.
Oberski, Jona: Kinderjaren. 's-Gravenhage, 2000.
Oberski, Jona: Anni d'infanzia, un bambino nei lager. Florence, 1995.
Visser, Carolijn: Een tuin in de tropen. Amsterdam en Antwerpen, 2005.
Wieringa, Tommy: Joe Speedboot. Amsterdam, 2005.

Italiaanse romans en hun vertaling

Gadda, Carlo Emilio: Quel pasticciaccio brutto de via Merulana. Milaan, 1957.
Gadda, Carlo Emilio: Die gore klerezooi in de Via Merulana. Amsterdam, 2000.
Fruttero, Carlo & Franco Lucentini: Il Palio delle contrade morte. Turijn, 2002.
Fruttero, Carlo & Franco Lucentini: Siena, wedren met de dood. Houten, 1987.
Volponi, Paolo: Il lanciatore di giavellotto. Edizioni Club del Libro, 1981.
Volponi, Paolo: De speerwerper. Amsterdam, 1984.

Taalkunde

Aske, J.: ‘Path Predicates in English and Spanish: A Closer Look’. Proceedings of the Fifteenth Annual Meeting of the Berkeley Linguistics Society. 1989, 1-14.
Balk-Smit Duyzentkunst, Frida: Grammatica van het Nederlands. Den Haag, 2000.
Booij, G.: The Morphology of Dutch. Oxford, 2002.
Dale, Van: Groot woordenboek der Nederlandse taal op cd-rom, versie 1.2, Utrecht en Antwerpen, 2001.
Dik, Simon C.: The theory of Functional Grammar. Part I: The structure of the Clause. Dordrecht, 1989.
[pagina 222]
[p. 222]
Duinhoven, A.M.: ‘Het voorzetselvoorwerp; een zinspatroon in wording’. Ntg. 82, 40-55 (1989).
Duinhoven, A.M.: Middelnederlandse syntaxis, synchroon en diachroon, 2 De werkwoordgroep. Groningen, 1997.
Fillmore, Charles: ‘The case for case reopened’. P. Cole, J.M. Sadock (eds): Syntax and Semantics: Vol.8 Grammatical Relations. New York, 1977, 59-81.
Givón, Talmy. Syntax: a functional typological introduction, volume I. Amsterdam en Philadelphia, 1984.
Goldberg, A.E. en R. Jackendoff: ‘The English Resultative as a Family of Constructions’. Language 80, 532-68 (2004).
Haeseryn, Walter, et al.: Algemene Nederlandse Spraakkunst (2 vol.). Groningen en Deurne, 1997.
Hopper, Paul J. en Elizabeth Traugott: Grammaticalization. Cambridge, 1993.
Huddleston, Rodney en Geoffrey K. Pullum: The Cambridge grammar of the English language. Cambridge, 2002.
Hus, Will J.B. en Riemer Reinsma: Voorzetselwijzer. Apeldoorn, 1997.
Klooster, W.: Grammatica van het hedendaags Nederlands, Een volledig overzicht. Den Haag, 2001.
Luif, Jan: ‘Over richtingsbepalingen’. E.C. Schermer-Vermeer et al. (red.): De kunst van de grammatica: artikelen aangeboden aan Frida Balk-Smit Duyzentkunst bij haar afscheid als hoogleraar Taalkunde van het hedendaags Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. 1992, 157-167.
Payne, Thomas E.: Describing morphosyntax, A guide for field linguists. Cambridge, 1997.
Rizzi, Luigi: ‘Il sintagma preposizionale’. L. Renzi (a cura di): Grande grammatica italiana di consultazione, vol. I. Bologna, 1988, 521-545.
Salvi, Giampaolo en Laura Vanelli: Nuova grammatica italiana. Bologna, 2004.
Schutter de, G.: De Nederlandse zin. Poging tot Beschrijving van zijn Struktuur. Brugge, 1974.
Siller Runggaldier, H.: ‘Fra semantica e formazione delle parole: i cambiamenti di valenza verbale’. Italienische Studien. 21, 233-26. (2000).
Slobin, Dan I.: ‘Two ways to travel: Verbs of motion in English and Spanish’. M. Shibatani en S. Thompson (eds.): Grammatical Constructions. Oxford, 1999, 195-219.
Talmy, Leonard: ‘Lexicalization patterns: semantic structure in lexical forms’. Timothy Shopen: Language typology and syntactic description. Vol. III, Cambridge, 57-149, 1985.
Talmy, Leonard: ‘Path to realization: a Typology of Event Conflation’. Laurel A. Sutton en Christopher Johnson: Proceedings of the seventeenth annual meeting of the Berkeley linguistic society. 1991, 480-519.
Vandeweghe, Willy, Magda Devos en F. De Meersman: Grammatica van de Nederlandse zin. Leuven en Apeldoorn, 2000.
eind1
Het nummer tussen haakjes verwijst naar de bladzijde.

eind2
De keuze voor het hulpwerkwoord zijn bij het beschrijven van telische handelingen is niet beperkt tot bewegingspredicaten. Booij merkt in dit verband op: ‘The auxiliary hebben is the default choice; zijn is chosen if the verb has the inherent property of telicity, i.e. expresses an inherently bounded event’ (2002: 67). Hetzelfde verschil tussen telisch en atelisch gebruik van het werkwoord bestaat o.a. in het Italiaans. Salvi en Vanelli (2004: 52) geven als voorbeeld: Gianni ha corso per tre ore vs Gianni è corso a casa.
eind3
Bij trivalente werkwoorden waarbij het object verplaatst wordt komt alleen hebben voor: En zij [...] laat het zijden zakdoekje rond zijn hals glijden (Fruttero, 136) - Zij heeft het zijden zakdoekje rond zijn hals laten glijden.

eind4
La variante transitiva di questi verbi ha un alto tasso di transitività: è telica, in quanto include il suo punto terminale, richiede un'entità altamente agentiva nel ruolo di soggetto e concettualizza il luogo preso di mira dal cammino espresso con il verbo come un'entità globalmente affetta.

eind5
Balk-Smit Duyzentkunst gaat hier voorbij aan combinaties van handelingspredicaten met achterzetsels zoals in Mischa schaamt zich zo voor de collectieve lafheid, dat hij de kinkel de bus uit volgt [...] NRC Handelsblad 29 november 2005.
eind6
Uithuppelen is niet opgenomen als scheidbaar werkwoord in Van Dale.

eind7
Deze constructies behandel ik niet in dit artikel; ik wil alleen maar aanstippen dat de spellingsanarchie hier hoogtij viert, zoals blijkt uit de volgende voorbeelden: dat de duif snel op hem af kwam (Volponi: 37); de eenzame toeschouwer die op de klok was geklommen is van de toren afgekomen (Fruttero: 142); Een hond [...] kwam blaffend op hen afgerend (Fruttero: 22); de braamstruiken die naar het zand toekropen (Volponi: 35). In Van Dale lezen we wel op iem. of iets afkomen maar niet naar iem. of iets toekomen of naar iem. of iets toekruipen.

eind8
Deze argumenten vormen ten dele de neerslag van een discussie met Dirk Geeraerts over het onderwerp.

eind9
In de ANS worden deze constructies mijns inziens correct beschreven als ‘resultatieve complementen’ in een hoofdstuk over aspectualiteit; het verschil tussen complementen met voor- of achterzetsel wordt echter niet belicht (Haeseryn et al. 1997: 1672). Klooster doet wel een poging in die richting. Hij stelt: ‘strikt genomen geven deze bepalingen niet het eindpunt van het pad aan, dat wil zeggen, niet de precieze locatie waar de betrokken persoon of zaak terechtkomt. Ze noemen het pad zelf’ (2001: 185). Mijn analyse zal aantonen dat de kwestie ingewikkelder is.

eind10
Een ander gevolg van deze verschillende codering van verplaatsing is beschreven door Slobin. In de Engelse romans en verhalen die hij onderzocht komen meer beschrijvingen van verplaatsingen voor dan in de Spaanse (1999: 199) en Engelse vertellers schenken meer aandacht aan details over de Route (1999: 201).

eind11
Er komen ook predicaten voor die in het Nederlands bewegingspredicaten zijn, maar in het Italiaans handelingspredicaten. Bijvoorbeeld assalire - overvallen: nog even en de Hollandse bureaucratie zou hen bespringen (Van Dis: 12) - ... tra poco la burocrazia olandese li avrebbe assaliti (Van Dis: 15); buttarsi - zich gooien: was ze naar het raam gerend (Gadda: 28) - s'era buttata subito alla finestra (Gadda: 21). Op deze wijze wordt Manier wel gecodeerd in het Italiaans, ten koste van het bewegingsaspect.

eind12
Vreemd genoeg krijgen Italiaanse niet-duratieve werkwoorden als Nederlandse tegenhanger vaak een duratief werkwoord, zowel met voor- als met achterzetsel. Zo worden in het corpus bijvoorbeeld de niet-duratieve raggiungere (bereiken), traversare (oversteken) vertaald met zowel het prototypische gaan als liften, lopen, stromen: Poteva provare a raggiungere (Entiteit + Verplaatsing + Route) l'aeroporto (Ref.punt) in autostop (Haasse: 31) / Ze (Entiteit) kon proberen naar (Route) het vliegveld (Ref.punt) te liften (Verplaatsing + Manier) (Haasse: 21); I due (Entiteit) raggiunsero (Verplaatsing + Route) i cespugli (Ref.punt) (Krabbé: 50) / Ze (Entiteit) gingen (Verplaatsing) het struikgewas (Ref.punt) in (Route) (Krabbé: 54); Damín (Entiteit) traversó (Verplaatsing + Route) la sala da pranzo (Ref.punt) (Volponi: 138) / Damín (Entiteit) liep (Verplaatsing + Manier) de eetkamer (Ref.punt) [...] door (Route) (Volponi: 140). De keuze voor een duratief werkwoord heeft wellicht te maken met het feit dat we in Germaanstalige verhalen de personages vaker in beweging zien (Slobin 1999: 201).

eind13
Benedenkomen is niet opgenomen in Van Dale.

eind14
Een zekere grammaticalisering van de constructie is onmiskenbaar wanneer het predicaat dat de verbale handeling uitdrukt niet meer op zichzelf gebruikt wordt. In oversteken bijvoorbeeld herkent niemand nog het werkwoord steken, het is volledig gelexicaliseerd. Ik denk dan ook dat zulke werkwoorden het etiket transitief zouden moeten krijgen, net zoals bereiken. Met Google vond ik dan ook legio voorbeelden van passieve zinnen met de plaatsbepaling als subject: De Grote Oceaan werd overgestoken, en via Indonesië werd als onderdeel van een Nederlands konvooi uiteindelijk Nederland en vandaaruit Londen bereikt. en De Rijn werd overgestoken (Wikipedia: augustus 2006).
eind15
Met predicaten die geen Manier coderen, zoals komen, is het verschil miniem. In Anna kwam uit de badkamer ligt de nadruk op het ergens uit komen en in Anna kwam de badkamer uit op het er uit zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 20 augustus 2006

  • 21 augustus 2006

  • 22 augustus 2006

  • 23 augustus 2006

  • 24 augustus 2006

  • 25 augustus 2006

  • 26 augustus 2006


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Marleen Mertens


landen

  • over Italië


taalkunde

  • Zinnen (syntaxis)