Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 16 (2006) (2007)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 16 (2006)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 16 (2006)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 16 (2006)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 16 (2006)

(2007)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Neerlandistiek in contrast. Handelingen Zestiende Colloquium Neerlandicum


Vorige Volgende
[pagina 509]
[p. 509]

Het Nederlands in de Nederlandse Antillen en Aruba
Eric Mijts (Aruba)

Inleiding

Het Nederlands neemt een speciale positie in op de Nederlandse Antillen en Aruba. In 1998 stelde Kees Groeneboer nog: ‘Ook op de Nederlandse Antillen is ondanks alle discussies over de “voertaalkwestie” het Nederlands tot op heden nog de dominante voertaal van bestuur en onderwijs gebleven’ (Groeneboer 1998). In de laatste jaren is deze positie van het Nederlands echter sterk aan het veranderen. De recente onderwijshervormingen in het basisonderwijs tonen een streven naar Papiaments als voertaal in de basisschool.Ga naar eind1 Deze hervormingen zijn ingegeven door de visie dat moedertaalonderwijs het beste startpunt is voor talenonderwijs. Als bestuurstaal is het Nederlands ook meer en meer zijn positie aan het verliezen. De toeristische ontwikkeling van de eilanden en de immigratie vanuit Spaanstalige landen creëren een interessante smeltkroes van talen. De maatschappelijke veranderingen maken een meer genuanceerde aanpak van het Nederlands in het onderwijs noodzakelijk.

Tijdens cursussen Nederlands als moderne vreemde taal wordt over het algemeen aandacht besteed aan de overzeese landen waar Nederlands gesproken wordt: Aruba, de Nederlandse Antillen en Suriname. Daarbij vertelt de docent iets over de koloniale geschiedenis, het statuut, mooi weer en het feit dat in deze gebieden Nederlands gesproken wordt. Dit is correct, maar er mogen wel enkele kanttekeningen bij gemaakt worden: Nederlands is de bestuurs-, onderwijs- en rechtstaal, maar de autochtone bevolking is daarom nog niet Nederlandstalig. Bovendien is er verzet tegen en ergernis over het Nederlands op de eilanden.

In de Nederlandse Antillen en Aruba worden door de bevolking vier talen gebruikt. Het Papiaments als algemene moedertaal, omgangstaal en nationale taal op de A.B.C.-eilanden (en wegens migratie eveneens als minderheidstaal op Sint-Maarten), het Engels als algemene taal van de drie bovenwindse eilanden (en onder invloed van de Amerikaanse raffinaderij ook op Aruba), het officiële Nederlands, en het Spaans van het machtige continent aan de ‘overwal’ (Rutgers

[pagina 510]
[p. 510]

2002). Ondanks deze meertaligheid is het niet zo dat de individuen talenkenners zijn; ze kunnen zich redden. Zij leven in verschillende taalsferen en in verschillende cultuursferen. Men zegt wel eens dat de Antilliaan met zijn benen in de werkelijkheid van de Antillen leeft, met zijn passies in Caracas en met zijn verstand aan de grachten van Amsterdam (Debrot 1967).

Meer en meer is de positie van het Nederlands op de benedenwindse eilanden aan het afbrokkelen. In Aruba en de Antillen worden alle parlementsvergaderingen in het Papiaments gevoerd. Rechtszaken worden niet meer uitsluitend in het Nederlands gevoerd, maar steeds vaker is de voertaal Papiaments. In het onderwijs wordt - terecht - meer aandacht aan het Papiaments besteed. In winkels, bij officiële gelegenheden, op straat verdwijnt het Nederlands steeds meer uit beeld. Op 6 juni 2003 is Papiaments, naast Nederlands, in Aruba ingevoerd als officiële taal.

Geschiedenis

De geschiedenis van de Nederlandse Antillen en Aruba toont dat de eilanden onderhevig geweest zijn aan vele verschillende invloeden. Deze invloeden zijn van belang om de huidige positie van het Nederlands te begrijpen. In 2002 omschreef Wim Rutgers dit als volgt:

De geschiedenis van de Nederlandse Antillen is die van zes eilanden, die door de Europese kolonisator samengevoegd werden. De ‘Nederlandse Antillen’ is een Nederlands concept, de Antilliaan identificeert zichzelf allereerst eilandelijk. Nadat de Spaanse conquistadores in het begin van de zestiende eeuw de oorspronkelijke indiaanse bevolking weggevoerd hadden, bleken de eilanden wegens het ontbreken van waardevolle delfstoffen toch niet belangrijk, zodat ze tot ‘islas inutiles’ verklaard werden. Het was daarom in de jaren dertig van de zeventiende eeuw voor de Nederlanders, op zoek naar zout voor de haringvisserij en een steunpunt voor handel en kaapvaart, niet zo moeilijk de eilanden te bemachtigen. Het wingewest werd tot het einde van de achttiende eeuw door de West-Indische Compagnie bestuurd. Vooral de bovenwinden waren veelvuldig inzet van Europese rivaliteit en oorlog, met talrijke machtswisselingen. ‘The Golden Rock’ Sint-Eustatius was immers een bloeiend handelseiland, een stapelplaats van goederen en belangrijk distributiecentrum van slaven. Na de verwarrende tijden rond de Franse revolutie, die tijdelijke overheersing door andere Europese machten tot gevolg hadden, vond vanaf 1816 de restauratie van de Nederlandse souvereiniteit over de zes eilanden plaats.
De bestuursvormen wisselden aanvankelijk sterk. Zo werd de kolonie

[pagina 511]
[p. 511]

gesplitst in twee gebieden, ‘boven’ en ‘onder’ de wind, en samengevoegd met de kolonie Suriname en van daaruit bestuurd. Vanaf 1848 werden de zes eilanden tot één gebied ‘Curaçao’ (‘en onderhoorigheden’) verenigd, een situatie die zich tot 1954 zou voortzetten, hoewel onder verschillende benamingen. Toen was Indonesië inmiddels onafhankelijk geworden. De al in 1942 door koningin Wilhelmina aangekondigde herziening van de koloniale verhoudingen, neergelegd in het Statuut voor het Koninkrijk van 15 december 1954, verschafte de Nederlandse Antillen en Suriname officieel zelfbestuur. Na de Curaçaose onlusten van ‘Dertig mei 1969’ trad een nieuwe fase in de Koninkrijksverhoudingen in. In 1975 werd Suriname onafhankelijk, op Aruba herleefde de idee van een Status Aparte. Het bloeiende eiland wilde binnen het Koninkrijk blijven, maar ‘los van Curaçao’, een ideaal dat uiteindelijk op 1 januari 1986 bereikt werd. Vanaf die datum bestond het Koninkrijk dus opnieuw uit drie landen: Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba, met beide een eigen kabinet en Staten, een door de koningin benoemde gouverneur en een gevolmachtigd minister in Den Haag. Na de in de jaren vijftig, zestig en zeventig algemeen aangehangen idee van de voor de deur staande onafhankelijkheid werd vanaf de jaren tachtig het recht op zelfbeschikking vooral uitgelegd als het recht om in het Koninkrijk te blijven. De regionale ontwikkelingen en met name die in Suriname maakten de eilanden huiverig om alleen te gaan staan. De toenemende dreiging van de internationale misdaad en drugshandel, die kleine landen uitermate kwetsbaar maken, zorgde ervoor dat hun wil vanuit Venezuela, de Verenigde Staten en Nederland geëerbiedigd werd.
Van aanvankelijk strategische basis, slavendepot, handelscentrum en traditionele handelskolonie werd Curaçao een modern industrie-eiland toen de Shell in het begin van de twintigste eeuw zijn raffinaderijen opende. Aruba werd een decennium later van koloniale open ranch eveneens tot olie-eiland. De eens zo bloeiende ‘Golden Rock’ Sint-Eustatius restte na de plundering door Rodney in 1781 en de economische neergang sinds de Franse tijd slechts de herinnering aan een groots en invloedrijk handelsverleden. De laatste decennia profiteerden alle eilanden, zij het in verschillende mate en vooral Sint-Maarten en Aruba, van het Amerikaanse en Europese toerisme, terwijl Curaçao, Aruba en Sint Maarten zich eveneens ontwikkelden als financieel dienstencentrum (Rutgers 2002).

De geplande onafhankelijkheid van Aruba in 1996 ging niet door, nadat in 1993 op vraag van de Arubaanse regering de Status Aparte voor onbepaalde tijd verlengd

[pagina 512]
[p. 512]

werd. De Nederlandse Antillen zullen in 2007 ontbonden worden, waarbij zowel Sint-Maarten als Curaçao een status krijgen die vergelijkbaar is met de Status Aparte van Aruba, terwijl Bonaire, Sint-Eustatius en Saba gekozen hebben voor een meer rechtstreekse band met Nederland.

Antillen - 2001 Curaçao - 2001 Aruba - 2000
No. % tot.pop. No. % tot.pop. No. % tot.pop.
Papiaments 114835 65.4 106054 81.2 59984 70.0
Engels 27892 15.9 3851 2.9 7001 8.2
Nederlands 12856 7.3 10503 8.0 5289 6.2
Spaans 10699 6.1 5281 4.0 11368 13.3
Demografische gegevens moedertaalsprekers (CBS-Nederlandse Antillen, 2002 en CBS-Aruba, 2001)

De volkstellingen van 2001 (Nederlandse Antillen) en 2000 (Aruba) tonen duidelijk dat het Nederlands geen grote rol speelt als moedertaal op de eilanden. In Aruba is Nederlands zelfs de vierde taal. Naast Papiaments, Engels, Spaans en Nederlands worden door kleine groepen nog enkele andere talen zoals Portugees en Chinees gesproken.

Een vergelijking met de Arubaanse volkstellingen van 1991 en 1981 toont aan dat de invloed van het Spaans steeds groter wordt en dat het percentage van de bevolking dat Papiaments spreekt, kleiner wordt. Het percentage Nederlandstaligen blijft in dezelfde periode ongeveer gelijk. De Spaanstalige immigranten zijn over het algemeen lager geschoolde arbeiders die in onderhoud, bouw en nijverheid werken waar ze een veelvoud verdienen van de lonen in Venezuela, Colombia of de Dominicaanse Republiek. Meestal beheersen zij weinig tot geen Papiaments of Nederlands. In Curaçao is het percentage Spaanstaligen lager, maar ook daar is in de laatste decennia een groei van het aantal Spaanstalige gastarbeiders te constateren.

Knelpunten

De houding van de Papiamentstalige bevolking op de eilanden tegenover het Nederlands is niet ronduit positief. Studenten aan de universiteit laten deze onvrede regelmatig horen aan het begin van hun studies, terwijl bijvoorbeeld Engels positiever ontvangen wordt.

Het gebruik van het Nederlands als instructietaal in het onderwijs wordt

[pagina 513]
[p. 513]

als problematisch ervaren. Een van de indicatoren hiervoor is dat in het basisonderwijs drie tot vier maal meer Papiamentstalige leerlingen blijven zitten dan Nederlandstalige. Dit zou komen doordat voor hen Nederlands een vreemde taal is, die zij buiten de schoolse omgeving nauwelijks hanteren. Men vergeet hierbij dat schoolprestaties ook voor een belangrijk deel bepaald worden door sociale, economische en culturele achtergronden van de leerling (Esser 2004). Na teleurstellende eindexamenresultaten van de havo- en vwo-examens aan de middelbare school in Aruba in 2006 werd door de rector van het Colegio Arubano de schuld gegeven aan het het gebruik van Nederlands als instructietaal.

In de discussie over de instructietaal wordt door de voorstanders van Papiaments vaak verwezen naar het onderwijsbeleid van Unesco:

Years of research have shown that children who begin their education in their mother tongue make a better start, and continue to perform better, than those for whom school starts with a new language. The same applies to adults seeking to become literate. This conclusion is now widely implemented, although we still hear of governments that insist on imposing a foreign language of instruction on young children, either in a mistaken attempt at modernity or to express the pre-eminence of a social dominant group (Daniel 2003).

Experts van Unesco waarschuwen evenwel voor een eenzijdige invulling van dit idee. Wesley Clarke, een Unesco-adviseur die in 2006 Curaçao bezocht, merkte op dat het goed is dat Curaçao het Papiaments poogt te versterken door de taal in het onderwijs te introduceren, maar dat het eiland ervoor moet waken de wereldwijd unieke positie als meertalige gemeenschap kwijt te raken (Anon 2006).

De leerlingen aan de middelbare scholen krijgen van hun leraren vaak te horen dat de lessen in het Nederlands zijn ‘omdat het moet’, en dat de docenten ook niet graag in het Nederlands lesgeven. De Nederlandstalige uitleg wordt gevolgd door een uitleg in het Papiaments, waardoor de leerlingen het Nederlandstalige stuk voor het gemak overslaan. De docenten zijn zelf vaak Papiamentstalig, wat tot de ongemakkelijke situatie leidt dat individuen die dezelfde moedertaal spreken, kunstmatig in een andere taal met elkaar moeten communiceren. De attitude die hiermee ontwikkeld wordt is negatief, gericht op de noodzakelijkheid van het Nederlands als van bovenaf opgelegd instrument dat zo goed en zo kwaad als het kan ingepast moet worden in het onderwijs. Deze attitude wordt nog versterkt doordat het onderwijs moedertaalleerboeken Nederlands gebruikt, die geen rekening houden met de specifieke problemen die Papiamentstaligen ondervinden bij het leren van Nederlands, en evenmin met de grote verschillen

[pagina 514]
[p. 514]

tussen de Nederlandse en de Caraïbische culturele en maatschappelijke context.

Nederlands is volgens sommigen op de Antillen en Aruba een dode taal, net zo dood als het Latijn (Sanders 1998). Dit kan overdreven klinken, maar de realiteit is dat het Nederlands op de eilanden niet leeft onder de bevolking. Het is louter een communicatiemiddel dat van buitenaf opgelegd is. Weinig mensen zijn gemotiveerd om deze taal degelijk te beheersen. Tijdens het NTU-colloquium Nederlands in het Caribisch gebied in 1998 zei een van de sprekers: ‘Dat het Nederlands taalgebruik ronduit onvoldoende is binnen de overheid, van laag tot hoog, is, denk ik, een algemeen bekend - alhoewel niet algemeen aanvaard - gegeven’ (Oplaat 1998).

Het Nederlands (op de eilanden) is zozeer een vreemde taal, dat het nauwelijks een eigen variant kent zoals het Surinaams-Nederlands. Dat was ook niet noodzakelijk. Voor de koloniale ervaring met ‘het andere’ dat de nieuwe omgeving bood, hoefde de Nederlandse taal niet te worden geadapteerd, want daarvoor waren het alom gekende Engels en Papiamento al aanwezig (Rutgers 2002). Het verslag van de Werkgroep Overheid, die samenkwam tijdens het eerder genoemde NTU-colloquium, constateerde

dat het Nederlands een niet door onze gemeenschap geaccepteerde taal is, het Nederlands leeft niet. De te voeren taalpolitiek moet, wil ze een verantwoorde en door de gemeenschap gedragen keuze maken, terdege rekening houden met onze multilinguale taalsituatie. In onze multilinguale gemeenschap neemt het Nederlands wel een zodanige positie in dat ze als een relevante taal gezien moet worden. Het niet (voldoende) beheersen van het Nederlands - en de andere talen - heeft ernstige gevolgen voor zowel het overheidspersoneelslid als de gemeenschap in het algemeen (Werkgroep Overheid 1998).

Op de eilanden is er, zeker in het huidige economische en politieke klimaat, geen drang om zich te identificeren met het Nederlands. Pas als er een behoefte zou zijn aan betere contacten met Nederland omdat dit de socio-economische status van de bevolking zou versterken, dan zou de status van het Nederlands stijgen.

In order for individuals to want to adopt another language or language variety, they must be dissatisfied with their socioeconomic status, and (be) confident that their lives will improve as a result of the new language behavior (Scotton 1982).
[pagina 515]
[p. 515]

De ontwikkelingen in de negentiende en twintigste eeuw, waaronder de pogingen van de kolonisator om het gebruik van Papiaments te beperken, de invoer van een bestuurlijke bovenlaag uit Nederland en de groeiende internationale handel hebben in Aruba, maar ook op de andere eilanden, een klimaat gecreëerd waarin de autochtone bevolking zich afzet tegen het Nederlands. Reeds in de jaren veertig en vijftig trachtten

de oude (Arubaanse) elitefamilies hun tanende invloed te handhaven door te ageren tegen de Nederlanders en de Curaçaoënaars die de ambtenarij en de politiek waren gaan domineren. Dit maatschappelijk domein was voor hen van belang omdat zij hun economische elite-positie reeds waren moeten gaan delen met de succesvolle handelsmigranten. De niet-elitaire Arubanen deelden met de elite de angst voor buitenlandse overheersing [...] (Alofs 2001).

De huidige situatie is niet anders. Voor onderwijs, technische bijstand en advies worden telkens Nederlanders uitgenodigd, die op basis van hun expertise komen vertellen ‘hoe het moet’. Hiertegen verzetten zowel de Antilliaanse als de Arubaanse bevolking zich, onder andere omdat hiermee telkens afbreuk gedaan wordt aan het idee van zelfstandigheid. Hoewel deze bijstand vaak noodzakelijk blijkt voor de verdere ontplooiing van de eilanden, is de ergernis hierover groot genoeg om ook de taal van deze bijstanders als bron van ergernis te beschouwen.

In het bedrijfsleven nemen de contacten met Nederland af. De import uit en de handelscontacten met Venezuela, Colombia en de Verenigde Staten spelen een steeds toenemende rol en creëren ook de vraag naar meer Spaans- en Engelstalig opgeleiden. Het toerisme in Aruba met alle aanverwante diensten richt zich volledig op de Amerikaanse markt, met Amerikaanse hotels, fast-food ketens, winkels, restaurants en bars. De bevolking die in deze sector werkt, heeft meer behoefte aan Engels en Spaans. Ook in de Nederlandse Antillen, en dan vooral de bovenwindse eilanden, in mindere mate op Curaçao en Bonaire, is deze oriëntatie op de Amerikaanse markt voelbaar.

Voor de groeiende groepen immigranten zijn er weinig faciliteiten om Nederlands of Papiaments te leren. De door de overheid gesubsidieerd opleidingen hebben een vrijblijvend karakter en bereiken zelden het gewenste niveau. Er zijn wel cursussen die gegeven worden door privé-instituten, maar die zijn voor deze bevolkingsgroepen over het algemeen veel te duur.

Beleid

Vooral op basis van de adviezen van Unesco is in het Antilliaanse en Arubaanse

[pagina 516]
[p. 516]

basisonderwijs het Papiaments ingevoerd als instructietaal. Op de benedenwindse eilanden gebeurde dit in 2005, waar aan vier scholen toegestaan werd Nederlands als instructietaal te behouden. Onder grote maatschappelijke druk werd daarna Nederlands in nog een vijfde school toegestaan. In Aruba wordt Papiaments ingevoerd als onderwijstaal in de eerste vier jaren van de basisschool.

In het middelbaar onderwijs wordt voorlopig vastgehouden aan Nederlands als instructietaal.Ga naar eind2 In Aruba wordt dit beleid verwoord in de nota's van het projectbureau Stichting Herstructurering AVO. In hun nota Ciclo avansa stellen zij:

Voor de aansluiting binnen het voortgezet onderwijs en de aansluiting op het hoger onderwijs is een actieve beheersing van de instructietaal van de vervolgstudie noodzakelijk. Mede op grond van financiële toegankelijkheid kiezen de meeste havo/vwo-studenten voor een vervolgstudie in Nederland. Dit rechtvaardigt op dit moment de keuze van het Nederlands als instructietaal voor het avo. Dit laat onverlet dat het onderwerp ‘instructietaal’ ongetwijfeld centraal zal staan in het aangekondigde nationaal taalbeleid, waarbij het belang van de instructietaal in het avo extra aandacht zal moeten krijgen (Projectbureau SHA 2005).

In het hoger onderwijs drukt de globalisering zijn stempel en wordt Engels aan verschillende faculteiten aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen en de Universiteit van Aruba ingevoerd als instructietaal, of wordt op zijn minst gebruik gemaakt van Engelstalige handboeken.

Het uiteenvallen van de Nederlandse Antillen in 2007 en de veranderingen in Aruba zetten grote druk op het Nederlands als taal van betekenis op de eilanden. In de komende jaren zullen ook de torenhoge schulden van de eilanden een rol spelen in de mate waarin de overheid aandacht kan besteden aan een gedegen taalbeleid in het onderwijs en in het openbare leven.

Conclusie

De bovenstaande schets poogt aan te geven dat er op verschillende vlakken behoefte is aan veranderingen in het taalbeleid ten opzichte van het Nederlands op de eilanden. Een drietal behoeften zijn duidelijk te onderscheiden:

 

•Er is behoefte aan de ontwikkeling van nieuwe methodes Nederlands voor het lager en middelbaar onderwijs op de Nederlandse Antillen en Aruba. Hierbij moet rekening gehouden worden met het feit dat het Nederlands op de eilanden eerder de status heeft van moderne vreemde taal dan van moedertaal.
[pagina 517]
[p. 517]
Deze nieuwe methodes kunnen bijdragen aan een positievere attitude van zowel docenten als leerlingen.
•Voor de groeiende groep immigranten is er behoefte aan gedegen volwassenenonderwijs Nederlands als vreemde taal. Cursussen die ingericht zijn met het oog op het behalen van het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal zouden hierin kunnen voorzien.
•Er is behoefte aan gedegen, uitgebreid en recent onderzoek naar de status en de positie van het Nederlands, maar ook naar de ontwikkelingsmogelijkhed en van het Nederlands op de eilanden, waarbij in de eerste plaats rekening gehouden dient te worden met de behoeften van de bevolking op de eilanden.

 

In 1978 werd nog voorspeld dat

Papiamentu will certainly become the official language after independence, and bilingualism in Papiamentu and Spanish should be easily achievable, because of contacts, direct and through radio, with Venezuela, as well as the close relationship of the languages and widespread teaching in the schools of Spanish as a foreign language (Solomon 1978).

Dit is niet gebeurd. Nederlands speelt nog steeds een belangrijke rol op de eilanden, zij het, zoals sommigen zeggen, tegen wil en dank. Een doordacht beleid kan wellicht verandering brengen in deze situatie. Het is noodzakelijk dat er duidelijke keuzes gemaakt worden.

Bibliografie

Alofs, L: ‘Ken ta Arubiano’. Aruba, 2001.
Anon.: ‘UNESCO-expert pleit voor meertaligheid’. Amigoe, Curaçao, 20 april 2006.
CBS-Aruba: The people of Aruba. Continuity and change. Aruba, 2002.
CBS-Nederlandse Antillen: Fourth population and housing census Netherlands Antilles 2001. Curaçao, 2002.
[pagina 518]
[p. 518]
Daniel, J.: ‘The mother-tongue dilemma’. Education today. UNESCO-Newsletter 2003, 6.
Debrot, C.: ‘Het polylinguale karakter van de Antilliaanse samenleving’. Pedagogisch Didactisch Bulletin 1 (1967).
Esser, J.: ‘Het probleem van de overjarige basisschoolleerlingen in nader perspectief’. CBS-Aruba: Census working papers. Aruba, 2004.
Groeneboer, K.: ‘Westerse koloniale taalpolitiek in Azië’. Mededelingen van de afdeling letterkunde van de KNAW. Amsterdam, nieuwe reeks, deel 61, 2 (1998).
Oplaat, H.: ‘Schets van de meertalige context van Aruba: onderwijs en overheid’. Departement van Onderwijs Nederlandse Antillen: Verslag NTU-colloquium Nederlands in de wereld - Nederlands in het Caribisch gebied. Curaçao, 1998.
Projectbureau SHA: Nota Ciclo avansa. Beleidsvoorstellen voor de bovenbouw van het algemeen voorgezet onderwijs. Aruba, 2005.
Rutgers, W.: ‘De Nederlandse Antillen en Aruba’. Theo D'haen (red.): Europa buitengaats. Koloniale en postkoloniale literaturen in Europese talen. 2 delen. Amsterdam, 2002. Deel I, 247-288.
Sanders, E: ‘Nederlands is hier een vreemde maar zeer bruikbare taal’. Taalschrift 3 (1998).
Scotton, C.: ‘Learning lingua francas and socioeconomic integration. Evidence from Africa’. R. Cooper (red.): Language spread. Studies in diffusion and social change. Bloomington, 1982, 63-97.
Solomon, D.: Initial survey of foreign language teaching policies, facilities and methodology in the Caribbean. Parijs, 1978.
Werkgroep Overheid: ‘Verslag van de werkgroep overheid’. Departement van Onderwijs Nederlandse Antillen: Verslag NTU-colloquium Nederlands in de wereld - Nederlands in het Caribisch gebied. Curaçao, 1998.
eind1
In Aruba spreekt men over Papiamento, in de Nederlandse Antillen over Papiamentu. Om verwarring te vermijden gebruik ik hier het Nederlandse Papiaments.

eind2
De term ‘voorlopig’ is tekenend in deze context. Berichtgeving over Nederlands als instructietaal wordt telkens begeleid door relativerende uitspraken als: ‘zolang het Nederlands ...’, ‘omdat het Nederlands voorlopig....’, ‘zolang de koninkrijksband met Nederland bestaat’. Hieruit blijkt duidelijk dat er een stroming is die ervan uitgaat dat de huidige positie van het Nederlands op de eilanden van tijdelijke aard is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 20 augustus 2006

  • 21 augustus 2006

  • 22 augustus 2006

  • 23 augustus 2006

  • 24 augustus 2006

  • 25 augustus 2006

  • 26 augustus 2006


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Eric Mijts


landen

  • over Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk

  • over Aruba