Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2 (1931)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.62 MB)

Scans (22.94 MB)

ebook (3.41 MB)

ebook (3.41 MB)

XML (1.05 MB)

tekstbestand






Editeurs

Paul de Keyser

Herman vander Linden

W.L. de Vreese



Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

kroniek
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spiegel historiael. Vijfde partie. Deel 2

(1931)–Lodewijk van Velthem–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoe die strijt gehint was. xvij.Ga naar voetnoot+

1155[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Den ridder, mijn heren GodevardeGa naar voetnoot1155-1160
 
Van Brabant, en canmen na sine warde
 
Niet volprisen van coenheden,
 
Hoe vromelike hi heeft gestreden
[pagina 105]
[p. 105]
 
Al van beginne toten inde,Ga naar margenoot+
1160[regelnummer]
Dat hi nie een twint en winde.Ga naar voetnoot1160
 
Twe ridders vrome stonden hem bi:
 
Her Huge ende sijn broeder, her GiGa naar voetnoot1162-1163
 
Van Simpoel, beide sijn neven,
 
Die daer so grote dade dreven,Ga naar margenoot+
1165[regelnummer]
Datter te rechte af ewelike
 
Verhoget soude sijn al Vrancrike.Ga naar voetnoot1166
 
Her Raesse oec van LidekerkeGa naar voetnoot1167
 
Ende sijn coenroet, alsict merke,
 
Harden die bordene harde swaer,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1169-1172
1170[regelnummer]
Ende ontfingen menigen slach daer.
[pagina 106]
[p. 106]
 
Eer die strijt ten inde quam,
 
Menich die doet vor hem nam.
 
Hem stont vromelijc bi aldaerGa naar voetnoot1173-1174
 
Mijn her Jan van Barlaer.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1174
1175[regelnummer]
Ende unt Vlaendren van Scors her Jan,Ga naar voetnoot1175
 
Ende van A[n]tonge her Wouter dan.Ga naar voetnoot1176
 
Dese hilden toten inde stout.Ga naar voetnoot1177
 
Van Mechgelne mijn her BertoutGa naar voetnoot1178
[pagina 107]
[p. 107]
 
Hem ontdroech sijn orsse saen,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1179 en 1181
1180[regelnummer]
Doen die strijt was bestaen,Ga naar voetnoot1180
 
Tot bander side dor die scare.
 
Dus quamen hem die viande nare,Ga naar voetnoot1182
 
Daer hi hem sette so sere jegenGa naar voetnoot1183
 
Dat hi daer ward verslegen.Ga naar margenoot+
1185[regelnummer]
Dier af of toe anders lecgen,Ga naar voetnoot1185-1186
 
Sine weten niet wat si secgen.
 
Een ridder van sinen coenroteGa naar voetnoot1187-1190
 
Brac met hem dor die rote,
[pagina 108]
[p. 108]
 
Mar hi ward gevaen daer sciere,Ga naar margenoot+
1190[regelnummer]
Dit was mijn her Willem van Liere;Ga naar voetnoot1190
 
Mar hi was eer geslegen so sere,
 
Dat onlange daer na leefde die here.Ga naar voetnoot1192
 
Nochtan dat Bertout doet es bleven,Ga naar voetnoot1193-1194
 
En ward sine baniere niet begeven.Ga naar margenoot+
1195[regelnummer]
Sine bleef toten inde daer;
 
Mar dat daden dese vor waer:Ga naar voetnoot1196
 
Sijn oem, her Gilijs Bertout,Ga naar voetnoot1197Ga naar voetnoot1197-1203
 
Ende van Waleen her Arnout,Ga naar voetnoot1198
[pagina 109]
[p. 109]
 
Ende her Geraer[t] van Rotselaer;Ga naar margenoot+
1200[regelnummer]
Dese en lieten om genen vaerGa naar voetnoot1200-1201
 
Die baniere sinken yet.
 
Her Gerart van Rotselaer wilde nietGa naar voetnoot1202Ga naar voetnoot1202-1203
 
Dat sijn name [yet] worde geminct...
[pagina 110]
[p. 110]
 
Dus ward die strijt in deser maniereGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1204-1211Ga naar voetnoot1204-1215
1205[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Met gehouden onder die baniere;
 
Want si waren met BertoudenGa naar voetnoot1206-1207
 
Alle drie daer vore onthouden.
 
Dit was nochtan selden vernomen,Ga naar voetnoot1208-1211
 
Daer die here ter doet es comen,Ga naar margenoot+
1210[regelnummer]
Datmen nochtan onder sine baniere
 
So vreselijc street ende so fiere
voetnoot+
Cap. 17. Dit hoofdstuk is de, niet overal gelukkige samenvatting van Heelu vss. 7563-7826.
margenoot+
bl. 33 e.
voetnoot1155-1160
Aanvankelijk gelijk aan Heelu vss. 7563-7565; daarna ter resumptie van de lange lofspraak, bij Heelu vss. 7566-7589.
[tekstkritische noot]1159 beghinne t. eynde
1160 D. hi niet e.t. en weynde
1161 Twee r.v. st. h. by
1162 ghy
1165 V. saint pol beyde
1164 soe gr. daden
1165 aff eeuwelike
1166 Verhoghet s.s. al vranckerike
1167 H. rase oic v. liedekercke
1168 conroet alsic mercke
1169 Herden de h. herde zwaer
1170 = tekst.

1163 simpoel in het hs. voluit. 1169 harden in het hs. voluit. Jonckbloet, Ann. meende dat hier behoort gelezen te worden *hadden (vandaar zeker dat Verdam ook de vraag stelt in 't Middelnederl. Woordenb. 3, 148), maar dat is ontwijfelbaar het gevolg van 't niet verstaan van harden, dat in den samenhang voortreffelijk past.
margenoot+
(5)
voetnoot1160
winde: van wenden, draaien, omkeeren.
voetnoot1162-1163
Huge ende sijn broeder, her Gi van Simpoel = Hugo, graaf van Blois, zoon van Gwijde III van Châtillon, graaf van Saint-Pol, en van Mahaut van Brabant. - Zijn broeder Gwijde was graaf van Blois en Saint-Pol. Verg. de aanteekening boven bij vs. 3537 van het tweede boek.
margenoot+
(10)
voetnoot1166
Daarop volgt bij Heelu vss. 7597-7612 een lofrede op de Fransche ridders die te Woerone streden, inzonderheid op de beide Simpoels.
voetnoot1167
Raesse...van Lidekerke: zie de aanteekening boven bij vss. 336-337.
margenoot+
(15)
voetnoot1169-1172
komen in de plaats van de uitvoerige beschrijving van de heldendaden van Raesse van Lidekerke, bij Heelu vss. 7618-7639.
[tekstkritische noot]1171 Menich die doot voir hem nam
1172 Om dat hi niet sijn en soude gevangen man
1173 H. st. vromelike by hem daer
1174 M. heere her J.v. Barlaer
1175 E. uut vl. van stoers h.j.
1176 Anconghen
1177 D. hildent totten eynde
1178 V. Mechelen m.h. Berthout

1171-1172 Het verdient opmerking dat hs. C der Brabantsche Yeesten vs. 1171 mist, en er daarenboven één meer heeft ná vs. 1170, dat daarbij veel beter past dan vs. 1169. 1174 barlaer in het hs. voluit. 1175 Scors hs.: tors verbeterd in overeenstemming met Heelu vs. 7645 en met de lezing van hs. C der Brabantsche Yeesten, die bewijst dat we hier te doen hebben met een fout van een afschrijver, en dat Velthem zelf den naam goed zal gehad hebben, op zijn hoogst wellicht * stors heeft afgeschreven naar een hs. van Heelu waarin c en t moeilijk te onderscheiden waren. 1176 A[n]tonge hs.: aconge verbeterd op dezelfde gronden als tors uit het voorgaande vers.
voetnoot1173-1174
Heelu vss. 7640-7642: Hem stonden oec daer coenlike bi Sine vromege sonen...Ende sijn neve her...van Berlaer.
margenoot+
(20)
voetnoot1174
Jan van Barlaer. Heelu vss. 7642-7643 zegt: sijn neve her Jan Berthout, Die vore hiet van Berlaer. Daarmede stemt overeen Jan Berthout die men heet van Berlaer, in de keure van Mechelen uit 1301 (31 December) (zie b.v. Willems, Codex diplomaticus op Jan de Clerc's Brabantsche Yeesten I, blz. 699). - Berlaer ligt zeven kilometer Zuid-Zuid-Oost van Lier.
voetnoot1175
van Scors her Jan = Jan van Schorisse (= Escornaix), die later zulk een aanzienlijke rol zou spelen in den oorlog tusschen Philips IV van Frankrijk en Vlaanderen.
voetnoot1176
van Antonge her Wouter = Wouter van Antoing, heer van Belone, wien de graaf van Vlaanderen, Gwij van Dampierre, in 1288 de stad Limburg met haar afhankelijkheden gaf (zie bij Willems, Codex diplomaticus op Heelu's Slach van Woeronc, blz. 471; Ernst, Histoire du Limbourg, t. VI, p. 346).
voetnoot1177
Met dit vers vervangt Velthem Heelu vss. 7648-7666. - Dese, d.w.z. Rase van Liedekerke met de drie andere genoemde ridders, zooals duidelijkblijkt uit Heelu vss. 7656-7658 Want her Rase, ende sijn ghesellen, Ende sonderlinge dese drie Baenrotse enz.
voetnoot1178
Van Mechgelne mijn her Bertout = Wouter Berthout, voogd of heer van Mechelen; verg. boven, 1ste boek, c. 40, inzonderheid vss. 2884 vlgg.
[tekstkritische noot]1179 ors
1180 D.d.s. yerst w.b.
1181 Tote dander sijde doir d.s.
1182 Daer q.
1183 soe zeere jeghen
1184 werdt
1185 Diere aff oft toe a. legghen
1186 zij seggen
1187 conroete
1188 dore
margenoot+
(25)
voetnoot1179 en 1181
en 1181 Hem ontdroech sijn orsse saen...Tot bander side dor die seare. Aan deze woorden kan men zien, hoe kernachtig Velthem zijn kan, als hij maar wil. Heelu na de onmisbare inleiding (vss. 7667-7677) zegt, vss. 7678-7682: Het gheviel hem alsoe doe Dat sijn ors was alsoe strac Ende soe sterc, dat hi dor brac die viande met gheninde, Ende quam dore ten anderen inde.
voetnoot1180
Doen die strijt was bestaen. Dit is een dwaasheid van Velthem. Volgens Heelu gebeurde het dorebreken van Bertout van Mechelen Doen hi sach dat met nide Die viande al ten hertoge creghen (vss. 7672-7673), en na het geval vermeld te hebben, laat hij er op volgen, vss. 7683-7687: Waren doen hondert manne mede Dore broken, alse hi dede, Die hertoge hadde den sege eer Enen halven dach ochte meer Ghewonnen, eer hine nu wan.
voetnoot1182
Ook dit vers is vrijwel verkeerd: het komt in de plaats van Heelu vss. 7683-7699, waaronder echter uitdrukkelijk gezegd wordt, dat Maselendre ende Ruire...buten hilden alsoe ghire, Ende wachten na die pride Dat een heere van andere side...quam dore gebraect (vss. 7693-7697).
voetnoot1183
Daer...jegen = tegen de vijanden; maar eigenlijk is 't anders. Heelu vss. 7698-7700 vervolgt: Doen hadden sine (tekst: sinen) gherne gesaect Ane hen, ende ghevaen: Dat woude hi weder staen Ridderlike met ghewout. Daarop volgt, vss. 7702-7717, een verhaal van 't gevecht en een lofrede op Berthout.
margenoot+
(30)
voetnoot1185-1186
= Heelu vss. 7718-7720.
voetnoot1187-1190
zijn gelicht uit Heelu vss. 7721-7730.
[tekstkritische noot]1189 Maer hi werdt g.d. schiere
1190 = tekst.
1191 Maer hi w.e. geslagen zo zeere
1192 dair na l.d. heere
1195 Berthout doot is b.
1194 En wart sijn b.n. begheven
1195 S. bleeff totten eynde d.
1196 Maer dat dese daden voirwaer
1197 gielijs berthout
1198 walem h. Aernout

1191 sere: in het hs. voluit. 1192 onlange: on- in het hs. voluit. 1194 En hs.: En̄ verbeterd in overeenstemming met den eisch van den samenhang en met de lezing van hs. C der Brabantsche Yeesten; de emendatie word ook reeds aangeprezen door Jonckbloet, Ann. 1198 waleen in het hs. voluit; hoeft niet veranderd te worden in *Waleem zooals Heelu vs. 7799, hs. C der Brabantsche Yeesten en beneden vs. 1516 hebben. Verg. fr. ‘Walhain’ en beneden vs. 1233: Busegeen.
margenoot+
(35)
voetnoot1190
Willem van Liere = Willem, zoon van Jan van Lier. Heelu vs. 7724 zegt, dat Willem van Lier bacheleer was.
voetnoot1192
Heelu zegt, vs. 7728-7729: vanden wonden bleef hi doot Int ghevanenesse na sciere.
voetnoot1193-1194
Zijn het eenig overblijfsel van de passage van Heelu vss. 7731-7771, waarin verklaard wordt, waarom niemand, behalve Willem van Lier en twee serjante oft drie, Bertout kon volgen bij het dorebreken van 's vijands gelederen, en verder de dapperheid wordt beschreven en geprezen van zijn mannen, die tot het einde toe moedig streden, ofschoon ze hun hoofdman verloren hadden.
margenoot+
(40)
voetnoot1196
dat daden: slaat, grammatisch, op de twee voorgaande verzen, maar is eigenlijk de samenvatting van 't geheele verhaal bij Heelu vss. 7744-7767.
voetnoot1197
Gilijs Bertout, heer van Honebeke, d.i. Humbeek, aan den linker oever van de vaart van Willebrock.
voetnoot1197-1203
Velthem doet niet veel meer dan namen noemen; alleen over Geerard van Rotselaar zegt hij iets meer, terwijl Heelu, vss. 7768-7826, uitweidt over hun daden en hun geslacht, vooral over Arnout van Walhem (vss 7796-7826).
voetnoot1198
van Waleen her Arnout; Waleen = Walem (boven vs. 948), Walheem (Heelu vss. 7799, 7808, 7816) = Walhain (zie bij Lacomblet, Urkundenbuch f.d. Gesch. des Niederrheins, bd. II, blz. 563, een stuk uit 1295). Walhain ligt in de provincie Brabant, arr. Nijvel, 5 km. ten N. van Gembloers.
[tekstkritische noot]1199 Gheerart
1200 geene vaer
1201 sincken
1202 Gheraert
1203 D.s.n. yet w.g.

1199 Geracr[t]: in het hs. voluit, behoudens de -t die den kopiïst in de pen gebleven is. 1199-1200 rotselaer: vaer in het hs. voluit. 1202 gerart en rotselaer in het hs. voluit. 1203 [yet] worde geminet... hs.: worde geminet yet en zoo hebben Lelong en Jonckbloet beiden dan ook gelezen, zoodat de laatste in zijn Ann. kon spreken van drie gelijk rijmende verzen. Een aandachtig beschouwer van het hs. zal echter onmiddellijk hemerken, dat yet vrij ver afstaat van geminet en geheel buiten de ordonnantie van het vs., zoodat de gedachte zich opdringt dat het woordje aanvankelijk overgeslagen werd, en daarna, als gebruikelijk, achter den regel werd bijgevoegd, terwijl de kopiïst verzuimde de noodige verwijzingteekens te plaatsen, ter aanwijzing wáár in het vs. het woordje behoorde te staan te komen. Zoo bekomt men niet alleen een vers, dat metrisch onberispelijk is, maar men ontkomt tegelijk aan de drie gelijk rijmende verzen. Men zou kunnen meenen, dat yet aan 't slot van het vers bijgevoegd werd door den kopiïst, om het rijm te herstellen; maar dan zou hs. C der Brabantsche Yeesten zeker wel de lezing niet hebben die hier wordt verdedigd. - Dat na dit vs. 1203 een, en wellicht meer andere ontbreken, is na het voorafgaande boven allen twijfet verheven; dat de leemte ook in hs. C der Brabantsche Yeesten voorkomt, bewijst dat ze al zeer oud moet zijn. Dat Velthem, die zoo weinig om een vers verlegen was, - klinkt het niet, zoo botst het! was immers zijn leus - zou nagelaten hebben, met of zonder opzet, het vers te schrijven, is wel niet onmogelijk, maar toch weinig waarschijnlijk. - geminet: de verkeerde lezing van Lelong: *gemiet is, behalve bij Jonckbloet, ook reeds verbeterd, naar het hs., door Verdam, Middelnederl. Woordenb. 4, 1596.
margenoot+
(45)
voetnoot1200-1201
Kreupelverzen van Velthem, die niet bij Heelu staan.
voetnoot1202
Gerart van Rotselaer, seneschalk van Brabant (zie Butkens, Trophées du Brabant, t. II, p. 186, en het Supplément, t. I, p 148), zijn broeder Jan van Rotselaer komt voor in 't tweede boek, vs. 3496: zie de aanteekening aldaar.
voetnoot1202-1203
Deze verzen bevatten een zinspeling op den naam Rotselaer, die reeds voorkomt, maar veel duidelijker, bij Heelu vss. 7783-7790: Onder sine baniere waert Dese battaelge alsoe haert Behouden,...Dat hi...Met vromicheden daer verhaelde, Daer hi den name met belaelde van Rotselaer, die van vromen Ridderen ye es heere comen. Heelu heeft blijkbaar verband gezien tusschen den naam Rotselaer en het zelfstandig naamwoord rotse; hij wil zeggen: hij heeft daar stand gehouden als een rots, en daardoor den roemrijken naam, dien hij geërfd had, op zijn beurt duur betaald. Wat Velthem dan weer op zijn manier heeft uitgedrukt.
[tekstkritische noot]Ga naar margenoot+ 1204 ‖ D. werdt
1205 Mede
1206 W. sij w.m. Berthouden
1207 dair voir
1208 = tekst.
1209 D.d. heere t. doot is c.
1210 = tekst.
1211 Soe vresselic

Opschrift: De namen vanden heeren die in dierste Scare prijs ontfinghen vanden stride.

1212 Die grave van vianen sloech menigen slach
1213 Waer die porsse meest gelach

1212 en 1213 In het hs. zijn deze beide verzen over drie regels verdeeld, aldus: Die grave van vianen sloech - | menigen slach. genoech | Waer daer die porse meest gelach Het streepje ná sloech geeft te kennen dat het vervolg van het vers op den volgenden regel staat (zie de noot bij II, vss. 3671-3676 en de verbetering op de 2de noot van dl. 1, blz. 251); de punt ná slach geeft het einde van vs. 1212 aan. Door Lelong noch Jonckbloet is dat opgemerkt: zij hebben de twee eerste regels van het hoofdstuk als de twee eerste verzen beschouwd; vandaar dat vs. 1213 in hun beider uitgave met geen ander rijmt, zoodat men, deze gebruikende, aan een leemte in het hs. denkt. In plaats van te kort, is er integendeel iets te veel: het woordje genoech ná slach. is in het hs. zeker niet geschreven met den overigen tekst: de letters zijn niet zoo goed gevormd als gewoonlijk, en staan scheef; en 't is ook niet geheel zonder beteekenis, dat er géen schuin streepje volgt, dat het woord met den volgenden regel moet verbinden, al is zulks nog geen afdoende bewijsgrond. Men krijgt in elk geval den indruk dat het woord genoech naderhand door den kopiïst werd bijgevoegd, om de na slach. open gebleven ruimte aan te vullen en meteen een rijmwoord te geven aan sloech- dat er geen noodig had. In hs. C der Brabantsche Yeesten ontbreekt het woord, wat de hier voorgedragen opvatting schijnt te bevestigen. Heelu geeft weinig of geen licht, daar vs. 1212 van Velthem's eigen maaksel is, ter vervanging van Heelu vss. 7827-7842, terwijl Velthem vs. 1213 overeenkomt met Heelu vs. 7843: Ende daer die perse meest op lach 1213 Waer daer: Waarschijnlijk is een van beide woorden te veel, of moet er gelezen worden *Waer dat - daer in het hs. voluit.
margenoot+
bl. 79 a.
margenoot+
(50)
voetnoot1204-1211
Velthem haalt er weer passages bij die hij reeds heeft overgeslagen
voetnoot1204-1215
Kreupelverzen van Velthem.
margenoot+
bl. 33 f.
voetnoot1206-1207
ingegeven door Heelu vss. 7780-7781: Her Berthout hadde oec onthouden Twee baenrotse met hem daer.
voetnoot1208-1211
Paraphrase van Heelu vss. 7752-7757: Sint dat yeman wert geboren En ghesciede nie dat wonder, Daer die heere was doot oft onder, Dat hen sine liede soe seere weerden, Ende dien strijt soe langhe anteerden, Alse daer daden clene ende groot.
margenoot+
(55)

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken