Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De heilige boeken van het oude verbond. Deel 7. De kleine profeten. De boeken der Machabeeën (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van De heilige boeken van het oude verbond. Deel 7. De kleine profeten. De boeken der Machabeeën
Afbeelding van De heilige boeken van het oude verbond. Deel 7. De kleine profeten. De boeken der MachabeeënToon afbeelding van titelpagina van De heilige boeken van het oude verbond. Deel 7. De kleine profeten. De boeken der Machabeeën

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.93 MB)

ebook (4.42 MB)

XML (1.53 MB)

tekstbestand






Vertalers

Jos. Schets

J.H. Drehmanns



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De heilige boeken van het oude verbond. Deel 7. De kleine profeten. De boeken der Machabeeën

(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 181]
[p. 181]


illustratie

De profetie van Zacharias.

Inleiding.

De profeet Zacharias (Hebr. Sacharja) trad twee maanden na Aggeüs op en bevorderde gezamenlijk met hem den tempelbouw, zooals blijkt uit I Esdr. V 1, VI 14, en uit het eerste gedeelte van dit boek (I-VI). In het opschrift (I 1) heet Zacharias zoon van Barachias en kleinzoon van Addo. Deze Addo en Zacharias zijn waarschijnlijk dezelfden, die II Esdr. XII 4, 16 onder de priesters vermeld en achtereenvolgens het hoofd eener priesterlijke familie genoemd worden. Omtrent het leven van den profeet Zacharias weten wij verder niets, evenmin omtrent zijnen dood; hetgeen bij Matth. XXIII 35 gezegd wordt over het vermoorden van zekeren Zacharias, zoon van Barachias, heeft hoogstwaarschijnlijk geene betrekking op den schrijver dezer profetie.

De aanleiding voor het optreden van Zacharias was ongeveer dezelfde als voor Aggeüs. Ook deze profetieën zijn deels (I-VI) uitgesproken in het 2e jaar van Darius (520 v.Chr.), toen het aan de vereenigde pogingen der beide profeten gelukte, het werk van den tempelbouw weder te doen aanvangen; de twee volgende hoofdstukken VII en VIII zijn van twee jaren later gedagteekend; in het laatste deel (IX-XIV) ontbreekt de tijdsopgave.

[pagina 182]
[p. 182]

De strekking ook dezer profetieën is hoofdzakelijk dezelfde als van Aggeüs: het volk aan te moedigen tot den tempelbouw en door de heerlijke toekomst van het Rijk Gods tot vertrouwen op te wekken. Maar de inhoud is veel rijker en de vorm volmaakter. In het eerste deel geeft Zacharias eene reeks geheimvolle gezichten, hem in éénen nacht door den engel Gods vertoond en verklaard, welke de profeet in een eenvoudigen stijl verhaalt. Achtereenvolgens ziet hij het godsgericht over de vijanden; de verheerlijking van Jerusalem; de luisterrijke toekomst van het priesterschap in en door den Messias; de priesterlijke en koninklijke waardigheid, die den gouden kandelaar, het volk Gods, voorzien met de olie van genade en waarheid; de uitdelging der zonde. Ten slotte toont de profeet in eene zinnebeeldige handeling de vereeniging der koninklijke en priesterlijke waardigheid in den Messias.

In het tweede deel (VII en VIII) geeft eene vraag omtrent de nog voortdurende verplichting van boetedagen over Jerusalem's rampen den profeet aanleiding om het volk tot de onderhouding van Gods geboden aan te sporen, opdat het zich voorbereide tot de komst van den Messias, die hunne boetedagen in vreugde veranderen en Jerusalem tot het middelpunt van heil en zegen zal maken voor de gansche aarde.

Het derde, meer dichterlijke en verheven deel wordt door afzonderlijke opschriften in twee afdeelingen gesplitst, die echter onderling veel overeenkomst hebben. Na aankondiging van het gericht over de vijanden van het Rijk Gods, verschijnt de vreedzame Koning van Sion om zijn volk gelukkig te maken en Juda met Ephraïm weder in één rijk te vereenigen. Het aan God weerspannige Israël wacht het godsgericht om de verwerping van zijnen goddelijken Herder (IX-XI). In de andere afdeeling schildert Zacharias het Rijk van den Messias onder het beeld van Juda en Jerusalem. Het wordt door vijanden woedend bestormd, maar zegepraalt door de kracht van den gedooden Messias, die eene bron opent tot afwassching der zonden. Evenals de Herder wordt de kudde geslagen en door beproevingen gelouterd; de vrucht der vervolgingen is rijker zegening en de uitbreiding van zijn Rijk.

De overlevering bevestigt klaar en krachtig de echtheid van Zacharias' geschrift. Tot in het laatst der vorige eeuw is dit gansche boek altijd en door allen zonder eenigen twijfel aan den tijdgenoot van Zorobabel, aan Zacharias, toegekend. Die overlevering nu heeft te hoogere waarde, omdat zij opklimt tot ongeveer het tijdperk, waarin Zacharias leefde. Want niet lang daarna zijn de profetische boeken verzameld en in den Canon der Synagoog vastgesteld. Met hoe groote zorgvuldigheid die verzameling geschied is, blijkt uit dit boek der twaalf kleine profeten, waarin ook de profetieën van geringen omvang, b.v. die van Abdias, afzonderlijk en onder de namen der schrijvers gerangschikt werden. Zeer onwaarschijnlijk klinkt derhalve de door de meeste niet-katholieke schriftverklaarders onzer eeuw gemaakte veronderstelling, dat de laatste zes hoofdstukken een of meer oudere, onbekende profeten lang of kort vóór de ballingschap tot schrijver zouden hebben. De gronden, aan vorm en inhoud dezer hoofdstukken ontleend, die men tegen het getuigenis der overlevering wil doen pleiten, zijn niet van zoo groot gewicht; zelfs protestantsche geleerden hebben aangetoond,

[pagina 183]
[p. 183]

dat niet weinige plaatsen eenen schrijver ná de ballingschap aanwijzen (vgl. IX 11, 12; X 2, 6, 8, 10), of de profetieën van Isaias, Jeremias en Ezechiël als reeds bekend onderstellen, of zinspelen op toestanden en verhoudingen, hoedanige na de ballingschap aanwezig waren: zoo b.v. is niet meer Assyrië en Chaldea, maar Griekenland of Javan (IX 13) de, ook reeds door Daniël (VIII 5, 21) voorspelde, hoofdvijand van Gods volk. Daarenboven is er eenige overeenkomst tusschen de zes laatste hoofdstukken en de acht eerste in uitdrukkingen en zegswijzen, in op elkaar gelijkende plaatsen. Het verschil in vorm en stijl tusschen beide deelen kan verklaard worden door de verscheidenheid der behandelde onderwerpen

Het canoniek en goddelijk gezag der profetie werd immer door de Synagoog en de Kerk met beslistheid erkend. Geen profeet, Isaias alleen uitgezonderd, wordt in de Evangeliën veelvuldiger aangehaald, omdat Zacharias met eene bepaaldheid, welke alleen door Isaias geëvenaard wordt, bijzonderheden uit het leven des Zaligmakers voorspeld heeft. Vgl. Matth. XXI 5; XXVI 81; XXVII 9; Joan. XII 15; XIX 37 enz.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken