Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 20 (1906-1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.81 MB)

Scans (92.88 MB)

ebook (8.08 MB)

XML (3.97 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 20

(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Uit zijn schooltijd!

Hij was een der jongsten der klas.

Op een der achterste banken was z'n plaats.

't Was nog 'n echt jongetje, niettegenstaande hij in de derde klas der H.B.S. was.

't Gebeurde onder wiskunde-les. De leeraar stond voor 't bord en trachtte den jongens de stelling van Pythagoras duidelijk te maken.

Gerard Dijckerink, zoo heette de benjamin der klas, lette echter niet op.

Z'n gedachten waren thuis, bij z'n ziek zusje.

Den heelen nacht had ie met Moe bij er gewaakt.

Ze had zoo akelig gedroomd.

Zoo hardop. Uitgegild had ze 't.

Moe, noch Gerard, kende ze meer.

Wat was ze onrustig geweest.

Hoe rolden die anders zoo lieve, mooie oogjes, woest door er hoofdje.

Arme Nellie!

Vanmorgen, toen ie naar school ging, was ze in diepen rustigen slaap.

Hoe verlangde hij naar twaalf uur.

Nog nooit zou 't luiden der bel em zoo welkom zijn geweest als nu.

Naar huis zou ie hollen.

Erg benieuwd was ie, naar wat de dokter gezegd zou hebben.

Misschien was 't vannacht wel de crisis geweest.

Misschien?

Gelukkig, dat ie vanmiddag vrij was, dan kon ie den heelen tijd bij er bedje blijven.

Plotseling hoort ie z'n naam noemen.

Eensklaps herinnert ie zich, dat hij op school is.

‘Mijnheer’ Dijckerink wilt U mij nu es even de zoojuist behandelde stelling bewijzen?

Aan de wijze van toespreken werd ie weêr herinnerd, wie er voor de klas stond.

Oh, wat voelde hij de ironie en 't sarcasme, dat er zat in dat ‘menheer’. Mijnheer, tegen hem een veertienjarigen jongen.

Altijd moest die leeraar hèm hebben.

In den laatsten tijd had hij onder zijn les dubbel zoo goed opgelet, om toch vooral maar geen aanleiding tot ontevredenheid te geven.

't Warrelde em door z'n hoofd.

Zou ie 't zeggen?

Zou hij 't dien man vertellen, waarom hij niet had opgelet, waarom hij nu niet de noodige attentie aan de les kòn geven.

Zou die man met em meêvoelen 't groote leed, dat hij te lijden had? Zou hij?

Weêr hoorde hij die harde, koûe stem van den leeraar.

Is... u... uw... tong... verloren?

Hij vond 't verstandiger te zwijgen.

Denk je nou, dat ik hier voor de banken sta te praten?

Dacht je nu heusch, dat ik 't voor m'n pleizier deê, om jelui alles voor te kauwen en nog eens voor te kauwen?

Dacht je nu, dat er aan m'n geduld (?) geen eind kwam? Zeg!

En vooral jij, jìj moest je schamen, er heelemaal niet bij te zijn.

Iemand, die nota-bene kosteloos hier op school gaat. Zien deed ie 't niet, hij durfde niet te kijken, maar hij voelde 't, dat aller oogen der medeleerlingen op hèm gericht waren.

Hij wist, dat 't ook daarom den leeraar te doen was.

Bleek werd ie als 'n doek.

Z'n tanden klemde hij op elkaar.

Hij wilde niks terugzeggen.

Hij wou niet uiten, wat er op z'n lippen lag.

Hij zoù zwijgen.

Wèer begon de man voor de klas.

Wat nu nog?

Had ie em nu nog niet genoeg gegriefd?

Nu alle jongens wisten, dat hij ‘voor niks’ op school ging.

Van de meeste andere wisten ze 't wel, maar van hem niet.

Hij zag er altijd netjes uit.

Aan hem konnen ze 't niet zièn.

Vanmiddag kom je maar terug hoor! Versta je.

Ik zal je wel leeren, je hersens ergens anders te hebben, als bij de les.

Terugkomen en dat nu, juist vanmiddag, nu hij vrij moèst zijn.

 

Aan alles werd 'n einde gemaakt, doordat de leeraar in 't Fransch 't lokaal binnentrad.

Van dezen leeraar hield ie.

Deze was heel anders.

Van hem had ie graag les.

Dan vloog de tijd om.

[pagina 201]
[p. 201]

De Franschman merkte wel er iets gaande was.

't Gelaat van z'n collega keek nog stroever dan anders.

Bescheidenheidshalve vroeg ie echter niets.

Toen de wiskunde-leeraar weg was, begon de arme jongen te huilen.

Langer had ie 't niet uit kunnen hoûen.

De andere jongens kregen meêlij met em.

De ‘zure’ was toch wel erg hard geweest.

De Fransche leeraar deed of ie niets van 't schreien merkte en liet de les beginnen.

Hij droogde z'n tranen en trachtte op te letten.

Trachten, maar gelukken deed 't em niet.

Telkens klonk em 't ‘kosteloos’ nog in z'n ooren.

Ieder moest 'n stukje Fransch lezen en dan vertalen.

Nu was hij aan de beurt.

't Lezen ging niet vlot.

't Was net alsof alle letters dansten.

Maar hij kwàm er toch.

't Vertalen echter ging niet.

Anders kon ie 't zoo goed.

Fransch was z'n lievelingsvak.

Misschien wel omdat hij den Franschman den aardigsten leeraar vond.

Deze leeraar snauwde em niet af, integendeel hielp em en samen brachten ze 't tot 'n goed einde.

Toen ie klaar was, zei de leeraar:

Wil je om 12 uur nablijven? Ik zou je graag eens spreken.

Jawel menheer, was z'n antwoord.

De bel ging, de jongens stormden de klas uit.

Hij bleef zitten.

Toen alle jongens weg waren, kwam de leeraar bij em, legde z'n hand op Gerard's hoofd en zei op vriendelijken, bemoedigenden toon:

Vertel me nu eerst eens Dijckerink, hoe is je voornaam.

Gerard, menheer.

Nu Gerard vertel me dan eens, wat er aan scheelt.

Niks menheer.

Gerard, kijk me eens aan.

Wat scheelt er ân?

Hem zou ie 't vertellen, want hem kon je vertrouwen.

Hoe voelde hij door geheel z'n jongensziel, dat deze leeraar met em meê zou voelen, z'n groote verdriet.

Eerst vertelde ie em van z'n zieke zusje en daarna wat onder meetkunde was voorgevallen.

Toen ie had uitgesproken, gloeide z'n hoofd, schitterden z'n oogen.

Vindt U 't niet gemeen menheer, niet laag om mij zooiets voor de heele klas te durven verwijten?

Als Pa was blijven leven, zou 't niet noodig geweest zijn.

De leeraar bleef 't antwoord schuldig.

Maar hij behoefde geen woorden van troost te spreken tot den diepgegriefden jongen.

Aan z'n gezicht, dat goeie, trouwe gezicht, kon de leerling zien, wat er in z'n leermeester omging.

Ook voelde ie 't aan den handdruk, dat de leeraar niet accoord ging met de handelwijze van z'n collega.

De Fransche leeraar was weg.

Hij had em beterschap gewenscht, met z'n zusje en gezegd, dat hij zich maar flink moest hoûen.

Daarân dacht ie, toen ie al tranendroogende z'n boeken bij elkaar zocht.

Hiermeê klaar zijnde en gereed de school te verlaten, zag ie den wiskundeleeraar in de deur staan.

Je kan inplaats van vanmiddag Zaterdag terugkomen.

Begrepen.

Dank U wel menheer.

Waaraan ie dit te danken had?

Nu herinnerde hij zich, dat de zoon van den directeur, die ook bij em in de klas zat, onder de Fransche les zich even verwijderd had.

Voor negenen had ie em verteld, dat zijn zusje zoo erg ziek was. Deze had begrepen wat er aan schortte en was zeker naar z'n vader gegaan en had alles verteld.

Morgen zou hij z'n medeleerling bedanken.

Hij rende naar huis.

De deur stond aan. Gelukkig!

De dokter was er geweest en had Moe gelukgewenscht.

De crisis was voorbij en haar dochtertje behouden.

 

Later heeft ie Moe verteld, wat er op dien Woensdagmorgen op school is voorgevallen.

Later, toen z'n zusje geheel weêr beter was.

Nu wou ie Moe's leed niet verzwaren.

Want pijn zou 't z'n Moeder gedaan hebben.

Ja, jongen, indien Pa niet gestorven was, zou 't niet noodig geweest zijn.

Maar wees maar sterk.

Helaas, je zult wel meer bittere pillen moeten slikken.

[pagina 202]
[p. 202]

Denk echter vooral, dat er ook nog zoo heel veel goeie menschen op de wereld zijn, net zooals je leeraar in 't Fransch.

In er hart echter had ze echt meêlij, met wat haar jongen was aangedaan.

H.IJ.S.M.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken