Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 20 (1906-1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.81 MB)

Scans (92.88 MB)

ebook (8.08 MB)

XML (3.97 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 20

(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Wat het klimop vertelt, door Willy.

Het is een heel donker bosch, en het vriendelijke huisje staat midden op een open plek, waar de zon juist door 't gebladerte kan kijken. Toen ik nog klein was, wist ik niet wat er in dat kleine huisje gebeurde, maar het verlangen daar binnen te kunnen kijken was zóó hevig, dat ik volhardend steeds weer mijn takken om de muren sloeg en mij stevig vasthield om hooger te kunnen klimmen. Nu is mijn doel bereikt en leef ik mee met de bewoonsters.

In het kleine, vriendelijke huisje wonen drie zusters; Liefde, Lijden en Geluk heeten zij. Liefde is een krachtige vrouw; fier staat het edele hoofd op de schouders en veerkrachtig is haar gang. Het blonde haar golft om het voorhoofd en is tot een dikke wrong samengebonden. De oogen zijn groot en klaar en er ligt eene uitdrukking in, die mij doet denken, dat de levensspreuk, die zij zich gekozen heeft, luiden moet:

‘Eisch alles, geef alles!’

Als zij mij in de oogen ziet, wordt het mij wondervreemd te moede en een groot verlangen wordt in mij geboren.

Lijden is tenger. Het moede gezichtje, waarin zoo droevig de donkere oogen staan,

[pagina 205]
[p. 205]

drukt toch eene zekere vastberadenheid uit.

Hoe geheel anders is het uiterlijk van de derde zuster!

Stralend, jong, met blijde schittering in de oogen, blikt zij om zich heen. Nu eens tintelt haar heele gezicht van schalkschheid, dan weer staan de oogen ernstig, maar toch altijd blijde.

Ik houd van allen; van Lijden haast het meest, omdat zij met al haar verdriet zoo geduldig is, maar zoo dikwijls vroeg ik mijzelf af: ‘Waarom moet zij wonen in hetzelfde huisje met Liefde en Geluk?’ Nu begrijp ik het; nu, nadat ik haar jarenlang heb gadegeslagen door de ruiten.

Iederen morgen verlaten de drie zacht het huisje, gaan het boschpad door naar de groote stad, waar zij haar werk verrichten onder de menschen. Zij hebben een heel zware taak!

Als Liefde ziet, hoe velen trachten haar te verdringen of verwijderd te houden uit de harten der menschen, en zij weet, dat Lijden met haar diepdroef gezichtje die huizen moet binnengaan, waar zij werd buitengesloten, dan heeft zij al haar geestkracht noodig om den moed niet te laten zinken en verder te gaan.

Arme Lijden! Haar taak is wel de moeilijkste! Te weten dat men overal onwelkom is, te weten dat overal waar men komt de glimlach van de lippen en de zonnestraal uit de oogen verdwijnt, en dan toch binnen te moeten treden!

Als zij die pijnlijke taak vervult, houdt zij zich vast aan enkele herinneringen: de oude vrouw, die haar dankte, dat zij gekomen was en de man met den energiek gesloten mond, die haar zeide, dat hij haar zijn leven schuldig was.

Waar Geluk binnentreedt daar gaat een juichkreet op, of daar glijdt stil een glans van vreugde over de gezichten. Maar toch, ook zij heeft haar strijd, want dikwijls verdwijnt de dankbaarheid plotseling uit de harten der menschen en schijnen zij alles vergeten te zijn wat geluk voor hen deed. Dan moet zij vaak die ondankbaren verlaten, maar het doet haar pijn te vertrekken, en die pijn wordt nog vermeerderd door een bitter: ‘Was dan nooit gekomen!’ haar achterna gezonden.

Liefde is van de drie de grootste macht. Zij neemt de geheele menschenziel en wraar zij binnen treedt, daar volgt haar op den voet Geluk. Dan kijkt Lijden uit met een angstig gezichtje. Soms slaakt zij een zucht van verlichting: dat gebeurt als, zij niet mede behoeft binnen te gaan. Eene andere keer wordt de blik der oogen steeds droever en droever: dat is, wanneer zij, op den drempel staande, Geluk moet wenken heen te gaan, om dan haar plaats naast Liefde te gaan innemen.

Geen wonder, dat zij moede zijn, die drie, als zij des avonds terug keeren naar het huisje in het bosch, waar ik haar wacht. Zij zien heel diep in de harten der menschen en dat maakt dikwijls heel moe.

Op zekeren avond zitten zij weer samen om den haard en spreken over den verloopen dag.

Een zacht tikken op de deur doet haar even luisteren en ja, zij hebben goed gehoord, het tikken herhaalt zich en Liefde opent de deur. Een klein meisje staat voor haar, een klein meisje, zoo frisch als de morgen.

‘Dag Liefde! mag 'k wel bij je komen rusten? Ik ben zóó moe!’ Met een gewichtig gezichtje strijkt ze met de hand over de oogen en zegt dan nog eens:

‘'k Mag wel, is 't niet? 'k Ben heusch zóó moe en ik zal niet lastig zijn.’

Liefde lacht. Wie zou't niet gedaan hebben bij 't hooren van dat zilverreine stemmetje en 't zien van dat onwederstaanbaar aantrekkelijk wezentje? En Liefde neemt het kind bij de hand en gaat niet haar naar binnen. Wat babbelt het blonde kind en hoe mooi is het, als de lachende oogen onderzoekend de drie zusters aankijken!

Zorgen en verdriet, zij zijn nu vergeten, alleen het blonde meisje neemt hare gedachten in beslag! Zij krijgen het lief, dat kind, en het verlangen naar den avond thuis doet de dagen omvliegen.

Als dan Liefde, Lijden en Geluk in de groote stad zijn, dan zie ik hoe het kind daar zit in een hoek van de vriendelijke kamer. Dan spint het op een heel klein spinnewieltje, fijne, heel mooie sluiers. Wat zijn die kleine vingertjes handig, wat snort het kleine wiel! Het kind is geen kind nu; een peinzende trek ligt over het gezichtje en aan de soms onregelmatige beweging van den kleinen voet, zie ik hoe verschillende aandoeningen elkander opvolgen, maar 's avonds wacht zij steeds op den drempel en ontvangt de zusters met haar liefsten lach en haar vroolijkste stemmetje.

‘Morgen ga ik ook mee onder de menschen, dan ga 'k mijn sluiers verkoopen!’ zegt het opeen avond. ‘Maar jullie krijgt er een en ik zal hem zelf aandoen en jullie moogt hem nooit meer losmaken, hoor je, nooit meer.’

Zij lacht blij en de anderen stemmen in. Zelfs Lijdens gezichtje staaf een oogenblik gelukkig. Vlug dribbelt het kind (nu een echt kind weer) van de een naar de ander en bindt de sluiers om, iederen keer vol blijde verrukking in de handjes klappend, omdat zij zoo mooi staan. Terwijl zij op eene stoel staat en bezig is Lijden, die het laatst eene beurt krijgt, te sluieren, vraagt deze eensklaps:

[pagina 206]
[p. 206]

‘Zeg, hoe heet je dan toch eigenlijk?’

Dat hadden ze haar nog nooit gevraagd, en nu betrekt even 't gezicht van het kind, maar met een blik op de sluiers lacht ze zacht, slaat de armen om Lijdens hals en zegt: ‘De menschen noemen mij Bedrog, maar jullie gelooft het niet, is 't wel?’

Neen, zij gelooven het niet, dat is Bedrog niet, dat lieftallige kind, en de twijfel, die heel even komt in de harten der drie zusters, verdwijnt. Zij zijn heel gelukkig dien avond.

Van dien dag af gaat Bedrog mee onder de menschen en op vele plaatsen wordt zij vriendelijk ontvangen.

En Liefde, Lijden en Geluk dragen de fijn gesponnen sluiers, die Bedrog haar omhing, en veel wat haar vroeger bedroefde en zorg baarde, komt haar nu verblijdend en opwekkend voor.

's Avonds bij 't naar huis keeren, zijn zij veel minder moe!

Maar het schoone kind, dat vele menschen Bedrog noemen, is Bedrog. Zouden die drie, Liefde, Lijden en Geluk voor altijd betooverd blijven door dat verleidelijk persoontje, zouden zij altijd den sluier van dat kind voor het gelaat houden?

Er zijn menschen in de groote stad, die elkaar vragend en verbaasd aanzien, als zij de zusters zien voorbijgaan met veerkrachtigen tred en gesluierd gelaat. Die enkele menschen kennen Bedrog en zorgvuldig vermijdt het kind hen, maar Liefde, Lijden en Geluk zien niet, hoe de ellende meer en meer toeneemt; zij zien alles beter dan het werkelijk is.

Lijdens gezichtje is minder pijnlijk. Zou zij zich vroeger verbeeld hebben, bijna overal onwelkom te zijn?

Haar hoop zal spoedig in rook vervliegen.

Sinds eenigen tijd bezoekt zij trouw een ouden man, een eerlijke werker is hij altijd geweest. Maar, niettegenstaande dat, kon hij in de kracht van zijn leven niet genoeg verdienen, om zijn gezin te onderhouden. Nu is hij alleen, zijn vrouw is gestorven; er was niet genoeg geld om haar de noodige versterkingen te verschaffen, en haar man was altijd een eerlijk man geweest, en... hij bleef het...

Toen trad Lijden met een droeven glimlach om de lippen zijn woning binnen en legde zacht haar hand op zijn schouder; en langzamerhand kreeg de oude man haar lief.

Nu ook weer treedt Lijden het kleine vertrekje in en de oude man ziet haar aan met een zonderlingen glans in de oogen. ‘Ga weg van mij. Al lang genoeg zijt gij mijne levensgezellin geweest. Neen, ik wil U niet langer; het kind is beter, het blonde kind met de blauwe oogen en den helderen lach. Het heet Bedrog, en ik ben altijd een eerlijk man geweest, maar nu is het mij lief, dat kind.’ ‘Ga weg’ roept hij nogmaals Lijden toe, en eensklaps wordt de trek om Lijdens mond heel, heel pijnlijk, en staren de oogen droef naar den ouden vriend. Als zij zich langzaam omkeert, hoort zij, hoe de grijsaard haar met een harden lach toeroept:

‘Kijk mij niet zoo verwijtend aan, je draagt zelf den mooien fijnen sluier!’

Ja, zij draagt den sluier, en plotseling staat Lijden stil en rukt het fijne gaas van haar gelaat. Voorwaarts! Zij gaat verder, naar allen bij wie zij behoort te zijn, en steeds dieper buigt zij het hoofd. Nu ziet zij weer, nu begrijpt zij alles. O, zij mag niet vermoeid zijn nu, zij is op te veel plaatsen noodig!

Als zij het donkere boschpad doorgaat en Bedrog haar lachend te gemoet huppelt, dan wenkt zij met de hand en zegt zacht: ‘De fijne sluier ligt gescheurd op den grond. Ik ken je, gij zijt Bedrog!’

De lach verstomt, een blik vol haat wordt de arme Lijden toegeworpen uit de blauwe oogen. Samen treden zij het huisje binnen. Daar zitten Liefde en Geluk reeds, en zonder te spreken, ontneemt Lijden haar de sluiers en vernietigt ze. Bedrog lacht haar helderen lach: ‘Ik spin nieuwe, veel mooier en veel fijner nog!’

Maar den volgenden morgen gaan de drie zusters zonder de sluiers onder de menschen en nu zien zij hoe droevig en slecht veel is, wat door de sluiers gezien, zoo blijde en goed geleek. Zij hebben 't heel druk. Want nu eerst bemerken zij, hoe velen verlangend op haar wachten, hoe velen zij te kort hebben gedaan.

Als de zon verdwenen is achter de kimme, komen over het donkere boschpaadje, Liefde, Lijden en Geluk. Geen vriendelijk kindergezichtje wacht haar en zij zijn heel moe, maar in de oogen der drie straalt een nieuw, rein licht.

Bij 't binnentreden van het huisje, legt Lijden de handen op de schouders harer zusters en zij beloven elkaar te zullen werken met hart en ziel en zooveel mogelijk te zullen waarschuwen en waken tegen de bijna onweerstaanbare schoonheid van het blonde kind, dat Bedrog heet en dat haarzelf een tijd lang de fijne sluiers voorhing.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken