Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 20 (1906-1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.81 MB)

Scans (92.88 MB)

ebook (8.08 MB)

XML (3.97 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 20

(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Gedachtenwisselingen.

I.

Gisteren een nichtje van mij sprekende, zei ze, nadat we gezellig over van alles gepraat hadden: ‘O, gisteren ben ik in Amsterdam geweest, en daar heb ik iets heel interessants gezien.’

Er was in haar toon iets triomfantelijk - geheimzinnigs dat me nieuwsgierig deed vragen: ‘Hé, wat dan?’ ‘Ik ben naar de terechtzitting geweest van C.F.d.M. en d. G.!’ ‘Hoe kòn je dat doen!’ was mijn eerste uitroep, waarna ik haar mijn meening zei over het bijwonen door dames van dergelijke terechtzittingen. -

Later over ons gesprek nadenkende, leek het mij zijn nut te kunnen hebben dit wat meer in 't openbaar te herhalen.

De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen, dat de persoon in quaestie financieël bij de zaak is betrokken. Hoewel zij m.i. geen syllabe zal begrijpen van de dingen, die ze uit hun verband op zoo'n enkele zitting hoort en het bijwonen daarvan veilig aan haar rechtsgeleerde raadslieden had kunnen overlaten, is er voor haar nog eenigszins eene verontschuldiging te vinden.

Maar bestaat er éénig excuus voor de ‘beschaafde’ vrouwen, die er uit pure nieuwsgierigheid heengaan, de ellende hunner medemenschen zitten aanstaren, de sensatie van het ‘geknepen gevoel’ (dat mijn nichtje bij het binnenkomen der beklaagden had gehad) doormaken, de beklaagden bestudeeren - - - hoe ze eruit zien, of ze hun overjas aan of uit hebben, hoe ze zich houden wanneer een getuige een bijzonder frappant feit noemt - en dit alles later op een tea met gretig luisterende kennissen verhandelen en uitpluizen?

Het latere gezegde van mijn nichtje: ‘Ik heb een doorloopende toegangskaart voor de verdere zittingen,’ deed mij denken aan een doorloopende kaart voor Artis!

Waar wij vrouwen 't ons doorgaans laten welgevallen dat ‘medegevoel’ en ‘medelijden’ als specifiek vrouwelijke eigenschappen worden beschouwd - laat ons daar liever dat ‘ewig weibliche’ hoog houden en onszelf te hoog achten om, als naar een wilde beestenspel, naar de behandeling van deze en dergelijke zaken te gaan.

Schitteren wij voortaan in den werkelijken zin des woords door afwezigheid!

ERNESTA.

II. Ontwikkeling der vrouwelijke persoonlijkheid door zware examenstudie??

Dit schrijven wensch ik in de eerste plaats te zien in handen van jonge meisjes die studeeren willen. En verder hoop ik, dat het zal gelezen worden door vele anderen, vooral door hen die zich over deze kwestie een meening hebben gevormd. Zij zouden mij zeer zeker een groot genoegen doen, indien zij mij wilden zeggen in dit blad, wat zij er van dachten.

Wij vrouwen, zeggen de feministen, moeten al onze krachten inspannen en al onzen tijd geven om ons zelf te vormen tot krachtige, nobele persoonlijkheden, met uitgebreide kennis, opdat wij, hetzij als gehuwde in het gezin, hetzij als ongehuwde daarbuiten, tot zegen zullen zijn voor de maatschappij.

Hiertegen wil ik volstrekt niet protesteeren; integendeel! Juist omdat ik aan de vrouw, in welke positie ook, grooten invloed toeken en dien invloed graag ten goede aangewend zou zien, kan ik niet anders dan bovenstaande bewering der feministen van ganscher harte toejuichen!

Maar wel teeken ik protest aan tegen den weg, die door zoovelen aangewezen wordt om tot dit doel te geraken. Ze geven n.l. tot middel hiervoor op: studeeren voor een examen. En hoe zwaarder studie hoe beter, zoodat ze de uitsluitend academische het hóógst stellen van alles. Dit beweren heeft ingang gevonden bij héel veel jongemeisjes, en ik vind dat er hierdoor een gevaar dreigt, dat misschien nog afgewend kan worden, al is 't dan slechts ten deele wellicht, door de algemeene aandacht er eens op te vestigen.

In dit laatste jaar vooral heb ik een aantal meisjes, die een zware studie onderhanden hebben, met groote oplettendheid gadegeslagen, en wat ik waargenomen heb doet me met hoe langer hoe meer zekerheid zeggen: ‘Neen, het is niet waar! dit is niet de weg tot ontwikkeling der vrouwelijke persoonlijkheid. En als dat zoo doorgaat, krijgen we geen krachtige vrouwen met veel kennis die tot zegen zullen zijn voor de maatschappij, maar wel zwakke, overwerkte, zenuwachtige wezens met verwarde hoofden, die anderen tot last zullen zijn!’

Beter had ik wellicht gedaan, vooreerst nog te zwijgen, en nog véél, veel meer ondervinding hieromtrent op te doen. Ja, maar ik zie, dat er ondanks de vele verschijnselen van overspanning en van totale overwerking toch nog ieder jaar nieuwelingen voor de zware studiën komen toegestroomd, en dat zoovelen onder hen hoopvol verklaren dat ze gaan studeeren ‘om hun persoonlijkheid te ontwikkelen,’ nu voel ik mij gedrongen te zeggen wat ik weet en wat ik denk. Nu mag ik niet langer zwijgen! Ik wil niet hebben dat men ooit mij verwijten kan: ‘ge hebt er meer van geweten; gij hadt misschien menigeen kunnen redden door tijdig te waarschuwen, en ge hebt er niet de minste poging toe gedaan!’

Welnu, ik vind de toestand der studeerende meisjes volstrekt niet zoo gunstig als men hen, die er geheel buiten staan, wil doen gelooven. De gevallen van vermoeidheid worden onrustbarend; en van zulk een zware studie doen in minder dan den bepaalden tijd, heb ik nog niets gezien. Integendeel, er is eerder méer tijd noodig om tot een goed einde te komen, en menig meisje had nu al klaar kunnen zijn, of tenminste een der tusschenexamens kunnen doen, omdat het

[pagina 409]
[p. 409]

vereischt aantal jaren daarvoor reeds is bereikt. Zeg mij nu niet, dat ik uit één enkel geval een héélen regel maak, want dit is niet waar! Ook niet, dat ik de zwaksten en domsten heb uitgezocht, want dat is ook niet waar! Neen, onder de meisjes die ik heb waargenomen, zijn er die gezond altijd waren, die tot de intelligentsten behooren, waarvan hun eigen leermeesters getuigden dat zij een ‘schitterende carrière’ zouden maken en waar allen, de beste verwachtingen van hebben gekoesterd. 't Zijn meisjes, die hun studie begonnen vol moed en energie, met fermen wil, vast besloten de verwachtingen niet te beschamen, en daarom al hunne krachten en àl hun tijd er aan te geven.

Hoe komt 't, dat zij iedereen teleurstellen, dat zij niet worden wat zij beloofden? Hierin zit de oorzaak; het lichaam zei ‘neen’ als de wil zei ‘ja’. En al riep de wil nog zoo hard ‘ja’, 't lichaam bleef néen zeggen onverbiddelijk, en 't wréékte zich als de wil niet luisteren wou.

De meisjes zelf zullen dit waarschijnlijk niet aan iedereen willen bekennen; ze zullen verontschuldigingen aanvoeren als ‘luiheid’ en dergelijke. Geloof ze niet! want ze maken zich slechter dan ze zijn. Waarom mag de waarheid niet ronduit worden gezegd; is 't geen valsche schaamte die te willen verbergen? Is 't dan onze schuld, dat wij zóó geschapen zijn en niet anders; hebben wij onszelf dan gemaakt?

Geloof niet, dat ik dit zeggen zou, als ik 't niet alles wáár dacht; ik vind het zelf bedroevend en zou immers ook liever hebben dat vrouwen véél sterker waren!

Eerst kregen de meisjes een dof gevoel in het hoofd, 't ging daarbinnen bonzen, hoofdpijnen en slapeloosheid kwamen opzetten. Er werd een tijd rust genomen. Toen begonnen ze weer te studeeren, maar de vermoeidheid kwam gauwer dan eerst, en ze hielden een boek in de hand en zagen de woorden wel, maar konden de beteekenis er van niet in zich opnemen. De dokter kwam en schreef een volstrekte rust voor, een tijdelijke. Later begonnen ze de studie weer, maar overspanning geneest niet zoo gauw; 't ging niet. En eindelijk beval de dokter, de studie er geheel en al aan te geven, als men er prijs op stelde 't lichaam niet totaal te bederven. - Zóó is 't gegaan met verscheidene meisjes, en dat zal erger worden als de toestand zóó voort blijft duren. Anderen zijn nog aan 't voortsukkelen; weer anderen kwamen tot een eind, maar geheel verzwakt, zoodat ze haast geen vaste betrekking durven aannemen uit vrees die niet te kunnen volhouden. Misschien zijn er enkelen, die volkomen gezond waren na voleindiging der studie, die van 't begin af ferm doorstudeerden en op tijd examens deden met den graad die hun volgens hun intelligentie had kunnen ten deel vallen. Maar ik ken ze niet, ik geloof niet dat ze er zijn geweest.

Hoe komt het, dat het publiek nog steeds zulk een gunstige meening heeft over den toestand onder de studeerende meisjes? en dat ik zoowel vrouwen als mannen goedkeurend hoor zeggen: ‘'t Is toch een verblijdend teeken, dat er zooveel jongemeisjes zich aanmelden voor de zware examens! Wat gaan we vooruit!’ Is 't waarlijk zulk een ‘verblijdend teeken’ en gaan we wezenlijk ‘vooruit’?! O, er zit energie genoeg in vele meisjes, en wil en werklust ook. Maar dat zware studeeren doet hen eerder achteruit gaan, in plaats van vooruit! Waarom ziet het publiek dat niet? Omdat alleen de namen der geslaagden in de courant staan, en deze overal hemelhoog worden verheven! Maar de namen van hen die afvielen, worden niet openbaar gemaakt! Neen, die worden maar liefst verzwegen en vergeten; de feministen zouden die 't liefst verbergen in een donker hoekje, opdat geen mensch er iets van weten zou. En bij de namen der geslaagden wordt ook niet bijgevoegd, of de studie hun lichaam kwaad deed of niet!

Ik geloof dat ons vrouwelijk lichaam, doordat het teeder en fijner is gebouwd dan dat van den man, de groote inspanning niet verdragen kan welke de zware studie er van eischt.

't Lichaam moet daar onder lijden. (Bevoegden zouden moeten uitmaken, of deze gedachte waarheid bevat.) Ik denk bovendien, dat de inspanning voor meisjes nog gróóter wordt gemaakt doordat hun vrouwelijke gevoelens en behoeften met een groot deel der studie niet samengaat. Bij mannen mag dit wél het geval zijn, ik wil er niets tegen zeggen. Maar bij vrouwen is het niet zoo. Ze noemen het grootste gedeelte ‘dorre wijsheid’, die er nu eenmaal ‘ingepompt’ moet worden omdat ze noodig is voor het examen, maar die volstrekt nutteloos is voor de ontwikkeling. Ze hebben buitengewone inspanning noodig voor dat dorre gedeelte, en dit heb ik vooral opgemerkt bij de meisjes die een sterk zieleleven hebben.

Spencer heeft gezegd: ‘Niet die kennis die als intellectueel vet wordt opgestapeld, heeft waarde, maar alleen die, welke in geestelijke spieren wordt omgezet.’ Welnu, als de kennis voor zware examens, vereischt, in het hoofd der meisjes niet ‘in geestelijke spieren kan worden omgezet’, niet kan verwerkt worden, dan heeft ze voor de ontwikkeling van hun persoonlijkheid toch al bitter weinig waarde! En als ze hun bovendien de gezondheid benadeelt, dan mag ik niet anders dan er met alle kracht tegen protesteeren! Men zal mij zeggen, dat deze waarschuwing nutteloos zal zijn, omdat vrouwen niet willen gelooven voor ze zelf hebben ondervonden. Ook, dat we de meísjes moeten laten studeeren om te zien of ze er tegen kunnen of niet. Goed; als ze, nadat ze de mogelijke nadeelen weten, toch studeeren willen, dan zal ik ze niet tegenhouden. Maar ik wil toch waarschuwen tegen die proefnemingen! Want als ik later klachten hoorde als deze: ‘had ik dat vroeger geweten, dan had ik mijn lichaam en beste jaren niet verknoeid!’ terwijl ik dat had kunnen voorkomen misschien door een tijdige waarschuwing, dan zou ik me schuldig gevoelen. En die verantwoordelijkheid wil ik niet op me laden.

 

EXCELSIOR.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken