Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 20 (1906-1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.81 MB)

Scans (92.88 MB)

ebook (8.08 MB)

XML (3.97 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 20

(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Kinderleed.

Ze was een lief meisje, de kleine Nelly, en ofschoon ze nog maar elf jaar oud was, had ze reeds meer in het leven meegemaakt en meer geleden, dan menig volwassen mensch.

‘Kind’ was ze eigenlijk nooit geweest; ze had niet kunnen genieten van dat onbezorgde gevoel; dat opgaan in allerlei kinderspelen, dat juichen en jubelen uit volle borst; reeds vroeg had ze den harden strijd om het bestaan van al te nabij moeten leeren kennen. Dat zou nu op zich zelf niets vreemds zijn, immers duizenden bij duizenden kinderen worden er gevonden, die reeds vroeg met de armoede kennis maken. Bij Nelly was het echter een ander geval:

Nelly's vader was iemand van goeden huize, doch had reeds in zijne jeugd getoond meer neiging te hebben voor pret maken dan iets te leeren om later een nuttig mensch in de maatschappij te worden; hij had daarbij het ongeluk een paar zwakke ouders te bezitten,

[pagina 477]
[p. 477]

die kracht noch moed bezaten om hem de gepaste opvoeding te geven. Kortom Nelly's vader was een door en door verwend kind. Geen wonder, dat de armoede in zijn eigen gezin zich reeds zeer spoedig deed gevoelen.

Volbloed egoïst als hij was, trok hij zich het lot van vrouw en kinderen weinig aan, zulks overlatende aan zijne familie, die harerzijds op zich nam Nelly's onderwijs te bekostigen en wel volgens eigen rang en stand, niet nagaande, wat er verder met de kinderen gebeurde, ja zelfs op het laatst niet eens meer wetende, dat het gezin, door armoede gedwongen, langzamerhand in een volksbuurt was terecht gekomen.

Men kan zich indenken het tweedeelig leven van Nelly met de noodzakelijk volgende terughoudendheid voor beide soorten kinderen.

Aan hare schoolmakkertjes kon ze zich niet geven, terwijl ze zich bij het ‘volkskind’ evenmin op hare plaats voelde.

Zou men niet denken, dat Nelly een diep zieleleed gevoelde, of zou men meenen, dat verdriet op dien leeftijd geen indruk maakt.

Die dat gelooven zijn mis, kennen het kinderlijk gevoel nog niet. Een enkel voorval wil ik U nog even verhalen.

't Was de gewoonte op de school van de kleine Nelly, dat de ‘jonge-juffrouwen’ bij gelegenheid van St. Nicolaas voor de kinderen der armen-afdeeling, aan deze school verbonden, wat lekkers, een zak speculaas, chocolade etc. meebrachten, ze gingen dan met hun allen naar die arme kleinen heen om hunne gaven te offeren. Kon Nelly daarvan buiten?, dat ging niet, wat zou ze vreemd zijn aangegaapt door al die andere kinderen, die natuurlijk thuis volop hadden. Zoo offerde Nelly ook háar geschenk en ze deed dat werkelijk met genoegen, want als ze zag hoe dat gezichtje straalde van geluk van zoo'n arm kind, vergat ze haar zieleleed, en als dan dat arme kind haar bedeesd, dank u ‘jongejuffrouw’ uitsprak, ach, dan voelde ze inwendig een straal van warmte en tranen welden in hare kinderoogen op. Dit alles gebeurde den dag vóór St. Nicolaas om de arme kindertjes voor teleurstelling te bewaren, als ze thuis niets kregen.

Den volgenden morgen (den dag zelf), nadat de goede Sint 's nachts dapper ‘gereden’ had, was de geheele school in verrukking, er was ter eere van het feest een praatuurtje, opdat de schoolmakkertjes aan elkander konden vertellen, alles wat ze hadden gekregen. O wat een verdriet, wat een eenzaam gevoel had Nelly; zij wilde voor hare schoolmakkertjes niet weten, dat zij niets gekregen had. Wat begrepen die bevoorrechte wezentjes weinig van haar toestand. Wat gevoelde ze zich arm, ze had niet, als die anderen een ouderpaar, dat alles voor hen opofferde, alleen om hun kind op zoo'n dag een klein feestje, al is het nog zoo gering te doen genieten. Neen, bij haar thuis was geen poësie, daár was iedere dag gelijk aan den vorige.

Een leugen klinkt leelijk uit een kindermond niet waar? Maar wie zal het Nelly kwalijk nemen, dat hare trots boven kwam, dat ze ook wilde zijn, zooals die allen, tot wier stand ze toch feitelijk behoorde en, dat daardoor uit haar mond leugen op leugen kwam; ‘ze had dit van pa, dat van moe gekregen en o, ze was er zoo blij mee!’

O, ouders, indien ge eens kondet voelen het pijnlijke van haar toestand, welk een moeite, dat lieve kind had, hare tranen, haar overkropt gemoed te verbergen, wat het haar kostte zich in te houden en niet uit te roepen:

‘O meisjes, wat zijn jelui gelukkig, wat ben ik toch arm, armer dan het armste kind, dat ik gisteren mijn lekkers gaf.’

En nu, gij Ouders, die even onverschillig zijt als die van Nelly, U roep ik toe, weet, dat er wel degelijk kinderleed bestaat, waarvan gij door uw grof egoisme de schuld zijt. Zoo ge nog niet geheel bedorven zijt, wees dan althans in tegenwoordigheid uwer kinderen verdraagzaam jegens elkaar. Als ge wist wat die kleinen kunnen lijden, zoudt ge alles doen, alles uit uw mond sparen om aan het kind, dat door uw schuld op deze wereld kwam, tenminste iets te geven, van hetgeen het kind toekomt. Ge zoudt uw kind niet datgene ontrooven wat hun nooit, nooit al worden ze later nog zoo gelukkig kan terug gegeven worden; hun heerlijke onbezorgde jeugd.

 

A.O.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken