Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 20 (1906-1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.81 MB)

Scans (92.88 MB)

ebook (8.08 MB)

XML (3.97 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 20

(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De Rivier.

Jaren lang heb ik gewoond aan den binnenkant van den dijk langs een groote, druk bevaren rivier, zonder dat ik deze heb leeren kennen. Zij stroomde op vijf minuten afstands voorbij mijn woning, alleen bij hoogen vloed zag ik haar water op de overstroomde uiterwaarden tusschen de tegenoverliggende huizen buitendijks door. Zoo sloeg ik haar enkel gade in haar abnormaliteit, als zij een last was voor vele menschen, die op laag terrein aan den buitenkant wonen; maar van de groote, steeds afwisselende schoonheid van 't riviergezicht wist ik niets en had ik ook zeer weinig begrip. Onlangs echter, half April, ben ik verhuisd naar een woning aan den buitenkant met veranda en tuin uitkomende op de rivier, en 't is me of ik in een andere wereld leef, een wereld vol schoonheid en poëzie, op toch maar hoogstens zes minuten afstand van mijn vroege woning met haar beperkt uitzicht op den leelijken rivierdijk, die òf stuift òf slijkerig is.

In mijn nieuwe woning zie ik van 's mor-

[pagina 532]
[p. 532]

gens vroeg tot 's avonds laat over of uit den tuin op de rivier. Ik leef, wanneer ik thuis ben, den geheelen dag in de open lucht, want veranda en tuin liggen vlak op 't Zuiden, beide zijn volkomen beschut tegen Oostenen Westenwind, en als het waait uit het barre Noorden, voel ik aan de zonzijde er geen zuchtje van. Het oog van den dag ziet warm stralend op den tuin neer en koestert met zijn gloeiende blikken de veranda, en zelfs als de zonneblik door tranen verduisterd of door sombere nevelen omfloersd is, voel ik toch de warmtestraling door tranen of nevelen heen. Bezoekers, eerst verwonderd mij in dit koele weer buiten aan te treffen, betuigen weldra: wat is 't hier lekker! hoe is 't mogelijk, je voelt geen wind, en... wat prachtig gezicht! Ja, jelui komt me al te vaak, goede vrienden. O, ik houd veel van u, maar 'k vind het niet aardig dat de meesten uwer me in 't nieuwe huis dubbel zooveel bezoeken als in 't oude. En dan, een mensch wil wel graag eens zich-zelf wezen of zich bezighouden met wat hem het liefst is. Ik heb nog meer vrienden, mijn boeken en bovenal mijn nieuwe vriendin de rivier, die steeds weer wat nieuws te vertellen heeft. En daarom, oprecht gesproken, boeit zij me sterker dan velen van u menschen, die mij altijd hetzelfde zegt en vaak zoo bitter weinig anders weet te verkondigen dan beuzelachtige nieuwtjes of wat gemeengoed is van allen. Want gij spreekt op een enkele uitzondering na het vervelende jargon der algemeene beschaving, een vernisje, waaronder uwe armoede aan oorspronkelijke gedachten schuil gaat. Hoe anders met de rivier! Nooit is zij dezelfde, verschillend bij wind en zonneschijn, bij regen en nevel, bij morgen, middag en avond, op werk- en Zondag. En toch bij alle afwisseling steeds de breede, statige stroom vol majesteit en schoonheid.

Zeker, alles wordt gewoonte, doch 't is mij een onverdraaglijke gedachte dat ook de rivier misschien eenmaal voor mij een alledaagsch iets zou worden. Hoe! haar verrassende schoonheid zou geen indruk meer maken, ik zou met een onverschilligen blik het spel der dartele golven en het druk beweeg op haar oppervlakte gadeslaan! Maar dit is immers onmogelijk! Kan ooit het gelaat van een geliefde vrouw, of vriend door den dagelijkschen omgang minder dierbaar worden?

Integendeel, elke dag, elke nieuwe en vernieuwde kennismaking versterkt den band. En niet eer zult ge weten, hoe innig ge aan het voorwerp uwer liefde of vriendschap verknocht zijt, voor een scheiding het u onmogelijk maakt het alledaagsche te zien, het gewone te genieten; dàn gevoelt ge dat het een onmisbaar deel is geworden van uw leven. Zoo ook de rivier!

Een paar jaren geleden verhuisde een mijner kennissen van binnen- naar buitendijks. Hij verliet een ruim en geriefelijk huis voor een kleiner, minder fraaie woning. Ik vond het dwaas. Maar de man was als kind en jongeling opgegroeid aan den rivierkant, de rivier was een deel geworden van zijn leven. En nu hij haar niet meer voortdurend zag, kreeg hij heimwee. Ik heb dit nu begrepen.

 

* * *

 

Daar strekt zich de zacht gerimpelde vloeistrook voor mij uit en weerspiegelt met verteederden glans den stralenden hemel en de schitterde zon, die zij in haar golfjes doet tintelen en flonkeren, als ware haar oppervlakte bezaaid met duizenden juweelen diademen, die heller stralen bij 't schuimend uiteenspatten, telkens als een vaartuig ze doorklieft. 's Morgens bij 't opkomen der zon ligt de stroom als weggedoezeld in dampende dauw, die langzaam als een licht purperen sluier optrekt of steeds ijler wordende den geheelen zomerdag boven 't water hangen blijft en aan 't riviergezicht den schilderachtigen tint verleent, eigen vooral aan onze rivieren. De ondergaande zon bluscht haar gulden gloed in den koelen vloed, die een purperen bed voor haar spreidt, waarin ze langzaam nederzinkt, en nog lang na haar verdwijnen blozen de baren met stralenden blos, die den dampkring kleurt met zachten, lichtrooden glans.

Dan ontgloeit aan den blauwen hemel de maan en tooit de rivier met haar geheimzinnig halflicht, waarin de afstanden ineensmelten - en 't beweeglooze watervlak strekt zich uit als een spiegel voor al de schoonheden van den maanlichtstralenden nacht. De stilte heeft zich gelegerd op het zachte, effen waterbed en slaapt er haar droomloos rustigen sluimer, tot de morgenwind, de bode der naderende dagvorstin, haar wakker schrikt.

Mèt de zon begint het drukke leven op de rivier. Schepen ontplooien hunne zeilen en varen stroomop en stroomaf, sierlijk lavee-

[pagina 533]
[p. 533]

rende of met kleppende vleugels voor den wind wegstuivende door 't vroolijk bruisende sop, dat welluidend klaterend aan weerszijden den boeg lekt en 't kleine bootje achteraan, hoog dobberend in 't kielzog doet voorthuppelen. Passagiers- en vrachtbooten doorploegen met stoomende haast de ijlings wijkende wateren, die met verwoeden golfslag tegen de oevers slaan, waar paalwerk en steenen glooiingen hun kracht geleidelijk breken. Stenend en puffend trekken kleine, breede sleepers heele treinen voort van lange, diepliggende houten en ijzeren gevaarten, beladen met de schatten van den handel, de eene sleep na de andere, stroomop en stroomaf, van zonsop- tot zonsondergang. Slanke stoomjachten en allerlei zeilbooten zetten kleur en vroolijkheid bij aan het rijke, levendige tafereel. Soms komen zilvergrijze meeuwen over en langs de schepen zeilen, telkens even duikende met den spitsen snavel om een nieuwsgierig onvoorzichtig vischje te verschalken.

't Schoonst ontrolt zich het rivierdoek aan hem, die den stroom zelven bevaart. Hij ziet ook aan de oevers de bedrijvigheid, die aan de rivier haar ontstaan dankt. Tal van werven aan weerszijden verkondigen met luidklinkende hamerslagen, dat de rivier steeds nieuwe vaartuigen vraagt voor haar drukken handel. Hier en daar heeft men door middel van kanalen (diepen en gantels) het rivierwater naar de dorpen geleid, om er als levenswekkende verkeersader handel en scheepvaart te brengen. Fraaie tuinen en terrassen, bezet met koepels en tuinhuizen, getuigen van welvaart en kalme rust te midden der levendige bedrijvigheid.

Ginds rijst in onovertroffen schoonheid de grijze Merwestad met de antieke Groothoofdspoort. In wazigen sluier ligt het oude Dordt op de zoomen van drie stroomen kalm te droomen van vervlogen handelsgrootheid. Verstoken van een goede verbinding met de handelsmoeder, de zee, moest het verkwijnen. 't Merwewater kabbelt er langs de kaden en stroomt door verschillende binnenhavens de schilderachtige Gravenstad binnen. Het lekt er de groen- en grijsbeslagen gevels van ouderwetsche woningen en vervallen pakhuizen, vloeit zacht klagend onder de oude bruggen door, doet de schaarsche schepen aan den wal zoetjes dodeinen en vervloeit, een wiegeliedje neuriënde, haast onhoorbaar in Oude Maas of Kil.

Maar bij de aankomst te Rotterdam breidt zich machtig en grootsch als een verrukkelijk beeld van opgewekt modern handelsleven de breede Maas voor u uit. De stroom is bezaaid met schepen en booten van allerlei grootte en nationaliteit. Hier reiken rivier en zee, binnen- en buitenlandsche handel elkaar de hand; hier wordt dag-in dag-uit gelost en geladen, en ziet men Duitschlands en Hollands producten uit de lange rivierschepen (kasten) in de groote zeestoomers hijschen, die ze naar de landen overzee zullen voeren; pakhuizen vullen zich uit de booten aan den wal of storten hun rijken inhoud over in de diepe ruimten der schepen, die onverzadigbaar steeds nieuwe schatten bergen en eindelijk volgeladen naar zee of stroomopwaarts worden gesleept.

Wie nog van Jan-Saliegeest is doortrokken of uit sleur mocht voortdroomen van gebrek aan geestkracht bij de nazaten van Jan en Jannetje, neme een kijkje aan de Maas en in de havens van het drukke, woelige, rusteloos bedrijvige Rotterdam, of make kennis met een Rotterdamsch koopman midden in zijn werk. Is dat een Hollander, die ijverige, steeds bezige, hardwerkende man, die onophoudelijk aan aanwezige bedienden en per telefoon bevelen en antwoorden geeft, die aan tien dingen tegelijk schijnt te denken en - benijdenswaardig voorrecht in deze eeuw van zenuwoverspanning - daarbij toch kalm en bezonnen blijft? Als deze kalmte te midden van de overstelpende drukte een blijk is van Jan-Saliegeest, dan, ja, dan bezit hij dit onschatbaar erfdeel onzer natie.

Men heft nog altijd klaagzangen aan als voor 25 jaar over den slechten toestand van handel en nijverheid in ons land, of stemt er uit sleur mee in; maar wie 't beter wil weten, moet de levendige scheepvaart gaan zien op de Merwede en de Noord en onze groote handelssteden bezoeken, zich op de hoogte stellen van den verbazenden omzet. Rotterdam vertoont een overstelpende drukte, de geheele stad weerklinkt van 't rumoer; alleen in de nieuwe buitenwijken is 't kalm; in de hoofdstad echter is 't overzicht moeilijker; want daar is de handelsbeweging verbreid over een terrein van bijna twee uren lengte aan den buitenkant, en in de stad niet merkbaar. De waarde van onzen in- en uitvoerhandel is aanzienlijk gestegen; wij nemen als handelsmogendheid onder de landen van Europa de vijfde plaats in en zijn bezig Frankrijk op zijde te streven, om het over hoogstens een tiental jaren achter

[pagina 534]
[p. 534]

ons te laten. En de vruchten van deze inspanning vertoonen zich in onze toenemende welvaart. Om handel en verkeer en daardoor de nationale welvaart te bevorderen, worden tegenwoordig geen kosten ontzien; schatten besteden Rotterdam en Amsterdam om de havens en den toegang naar zee steeds op de noodige diepte te houden, en de Regeering geeft jaarlijks millioenen uit voor 't onderhoud en 't uitdiepen van onze groote en kleine rivieren.

Wat de rivier in haar bescheiden, maar druk gedoe te zien geeft, is een beeld van onzen herrezen handel. Wat de oevers met hun luid gehamer verkondigen, beteekent; de industrie herleeft. (34% van onze bevolking leeft van industrie, in Frankrijk 34%, in Engeland 54%, in Duitschland 37%, in België 38%. Dr. Max Eckert.) Bijna al onze schepen worden gebouwd op Nederlandsche werven; Nederlandsche aannemers voeren vele groote werken uit in andere landen; Nederlandsche fabrikanten vervaardigen auto's, die om de degelijkheid en den goedkoopen prijs in 't buitenland gretig koopers vinden; maar Nederlandsche automobilisten betrekken hun machines van elders. Ziedaar nu de geest van het tegenwoordige Holland. Wat uit het buitenland komt, wordt hooger geschat dan eigen fabrikaat. Intusschen - maar dit is ook 't eenige, doch zeer geringe voordeel - de handel is er mee gebaat.

Onbegrijpelijk is de handel in zijn verschillende vertakkingen. Buitenlandsch koren wordt ingevoerd en ook deels weer uitgevoerd; binnenlandsch graan, hoewel bij lange niet voldoende om in onze behoefte te voorzien, wordt voor een deel uitgevoerd; hout, ingevoerd uit Duitschland, wordt, gezaagd en geploegd, gedeeltelijk weer uitgevoerd o.a. naar Duitschland; ladingen, die de rivier afkomen, worden eenige dagen later, verscheept, weer stroomopwaarts gesleept.

Toen ik in mijn nieuwe woning dag in dag uit de drukte op de rivier gadesloeg, heb ik onderzocht. En de slotsom van dit onderzoek, dat trouwens voor ieder open staat, is: wij zijn thans een krachtig strevend handelsvolk, ook onze industrie is degelijk en neemt in bloei toe. Misschien dat er onder de lezers zijn, die 't ging als mij en dit niet wisten; het is mij dan een genoegen het hun mee te deelen.

Achten wij daarom ons zelven, opdat ook anderen ons achten.

C.G.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken