Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 20 (1906-1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.81 MB)

Scans (92.88 MB)

ebook (8.08 MB)

XML (3.97 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 20

(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Strijd.

Haastig sprong zij òp van de pianokruk en liet zich met een' zucht neervallen in 't lage stoeltje bij den haard.

Het gìng vandaag niet, hoeveel moeite zij zich ook gaf!

Die ééne passage kòn ze er maar niet inkrijgen en bij iedere herhaling werd 't slechter, vond ze.

Dat had ze tegenwoordig meer, dat nietkunnen, en zij wìlde vooruit, ze moèst!

Zij had immers talent; dat had men haar zoo vaak gezegd. En ze hoorde weer de van aandoening bevende stem van haar ouden leermeester, toen zij, z'n meest begaafde leerling, hem ging verlaten. Hoe had hij er bij 't afscheid nemen op aangedrongen, dat zij zou blijven studeeren, al was ze nu getrouwd. ‘Zij mòcht 't niet opgeven, ze moést tijd vinden voor haar muziekstudie en later, als zij door haar spel duizenden deed genieten, dan zou ze hèm dankbaar zijn voor z'n raad!’

Vaak dacht zij aan zijne woorden en ze gaven haar kracht in moedelooze buien, als zij twijfelen ging aan de schoone toekomst, door hem voorspeld!

Maar nù scheen niets bij machte te zijn, haar in eene betere stemming te brengen.

Somber staarde zij naar 't vroolijk knappend haardvuur, dat haar vaak zooveel liefs en innigs voor den geest tooverde, als 't haar herinnerde aan de heerlijke uren van vroeger, toen Hans en zij hardop droomden van hun geluk, van hun huisje, hoe intiem hun nestje zijn zou en hoe hij dan innig fluisteren kon: ‘m'n vrouwije, m'n zonnetje!’

Wat had zij zich dat leven naast hem zalig gedacht; dàn voor altijd bij elkaar, alles met hem deelend, niet meer gescheiden!

En hoe geheel anders was alles gekomen, dan ze 't zich gedroomd hadden, toèn, in dien heerlijken engagementstijd!

Geen prettige leesavondjes, als zij met wat naaiwerk luisteren zou naar z'n mooie, gevoelvolle stem, die aan haar liefste verzen eene dubbele schoonheid gaf!

Geen gezellige schemeruurtjes meer met 't vertellen van al die kleine gebeurtenissen, die de liefde belangwekkend maakt!

Eenzaam was ze en verlaten!

En wat zou 't nu thuis gezellig zijn! Hoe zouden zij daar allen bijeen zijn en zeker ook wel over haar spreken, over haar geluk, over haar prettig huisje! Ze moesten 't eens weten, dat er voor haar van gezelligheid 's avonds geen sprake wras. Ze wisten niet, dat Hans haar avond aan avond alleen liet en werk, altijd nieuw werk voorwendde, om zijn heengaan te verontschuldigen.

[pagina 665]
[p. 665]

Zeggen zou ze 't niet; ze wilde niet beklaagd worden, door niemand; maar ze voelde zich ellendig, doodongelukkig!

En schreiend drukte ze 't blonde kopje in 't zachte kussen.

 

Wie zei dat daar: ‘Eigen schuld!’

't Was, als hoorde zij 't nu ook in 't eentonig tikken der pendule: eigen - schuld, eigen - schuld!’

Uit alle hoeken scheen 't opeens te roepen, dat 't háár schuld was, dat door háár toedoen Hans 's avonds de gezellige huiskamer ontvluchtte, om boven te gaan werken.

't Liet haar niet meer met rust; ze kon aan niets anders meer denken. Hoe was 't dan toch gekomen? Wanneer was 't begonnen? Den eersten tijd van hun huwelijk was toch alles goed gegaan. Hans had er zelf op aangedrongen, dat ze lessen zou nemen en haar studie voortzetten; en ze had 't gedaan, meenende, dat ze daarvoor genoeg tijd zou vinden.

Maar de huishouding, het afleggen en ontvangen van bezoeken namen heel wat tijd in beslag en in plaats van de middaguren werden al heel gauw de avonden met studeeren doorgebracht.

In 't begin bleef Hans dan bij haar zitten, maar lang duurde dat niet. Hij hield van muziek, hoorde haar graag een lief, eenvoudig stuk spelen, maar die oefeningen, die zware studies vond hij vervelend en lang hield hij 't er niet bij uit.

Zij hoorde hem weer zoo innig lief vragen, of ze niet wilde ophouden met dat studeeren, 't hinderde hem zoo. Hij had 't dien dag zoo bijzonder druk gehad en voelde zich wat moe en dan dat geluid van de piano!

Maar zij, ze had toen, een beetje geërgerd over wat ze bij zichzelf aanstellerij noemde, kortaf gezegd, dat ze haar les moest kennen en was doorgegaan met hare oefeningen.

Driftig was hij toen de kamer uitgeloopen, naar boven; en nooit had hij haar meer gevraagd haar spel te staken, doch had haar verlaten, als 't hem te erg werd. En zoo was 't, langzamerhand gewoonte geworden, dat hij zijne avonden boven doorbracht.

En zelfs nù, op dezen feestdag, wras hij, na 't diner direct naar z'n kantoor gegaan, om te ‘werken’, zooals 't heette!

In de stilte van 't huis hoorde zij hem echter rusteloos op en neer loopen.

Zou hij ook aan vroeger denken, aan 't vorig jaar, toen ze nog niet getrouwd waren? Zou hij zich ook zoo verlaten voelen?

Och, neen, mannen hebben hun werk, waarin zij opgaan, en Hans had 't altijd héél druk. Hij dacht alleen aan z'n zaken, en de eene of andere moeilijkheid hield hem nu zeker weer bezig.

Ze luisterde naar z'n stappen, of die haar zeggen konden, wat er in hem omging.

Zou hij er dan werkelijk niet aan denken, dat 't vandaag de eerste verjaardag van hun' trouwdag was? Hij, die er zoo van hield de herinneringsdagen feestelijk te herdenken!

Hoe had hij haar, na 't eerste halfjaar gelukgewenscht en hun huisje overal met bloemen versierd! Toen was't feest en nu -.

Aan haar dacht hij stellig niet; dat zij zich eenzaam voelde, kwam zeker niet in hem op.

Hij moest eens weten, hoe diep rampzalig zij zich voelde!

Zou hij dan komen, haar in z'n armen nemen, als vroeger, en zachte, lieve woorden fluisteren?

O, hoé verlangde ze naar een enkel woord van liefde!

 

Waarom kwam hij nu toch niet; hij was toch haar man en zoolang zij zich herinneren kon, had hij steeds alles gedaan, wat háár geluk kon geven. Waarom bleet hij dan nù weg?

Ze luisterde en 't was, alsof eene zachte stem haar 't antwoord toefluisterde; dat zij hem immers zelf verjaagd had!

Die stem, zij hoorde haar opeens weer, zooals die op den trouwdag tot haar gesproken had.

‘Kindlief, van alle kanten strooien ze bloemen en wenschen je geluk, altijd maar meer geluk!

Je denkt nu, dat je er bent, dat je 't geluk nu voor altijd hebt, dat 't je toekomt.

Maar heb je er ook wel eens bij gedacht, dat nu 't moeilijkste voor je beginnen gaat, dat 't er nu op aankomt 't geluk te behouden? Want 't gaat er mee, als met eene plant; zonder goede verzorging sterft ze!

Denk er aan, dat de schoone geluksplant vooral aan joù zorg wordt toevertrouwd; 't teerste werk is voor de vrouw!’

Ze had toèn niet veel acht geslagen op Grootvaders woorden, ze toen wat zwaar op de hand gevonden, doch nu kwamen ze weèr tot haar en nù begreep zij den ernst er van,

Had zij haar geluk goed verzorgd? Had zij alles gedaan, om zijn leven zonnig te maken.

Als hij moe van 't werken van zijn kantoor kwam en de heerlijke uurtjes in hun gezellige huiskamer eene vergoeding zouden zijn voor z'n zorgen voor haar, dan had zij hem verjaagd!

Ja, 't was háár schuld!

Maar nu was 't te laat; ze had eerder tot inzicht moeten komen. Ze had dien grooten schat van liefde roekeloos verspeeld!

[pagina 666]
[p. 666]

Peinzend staarde ze in de vlammen; een zware strijd teekende zich af op 't lieve gezichtje. 't Was ook zoo moeilijk haar roem-volle-toekomstdroomen op te geven!

Doch plotseling sprong ze op, met een vastberaden: Het moèt! Misschien is 't nog niet te laat, zei ze zacht in zich zelf!

En haastig liep ze de trap op, en deed vlug de deur van z'n kamer open; maar vóór ze iets had kunnen zeggen, hielden twee stevige armen haar innig omvat en rustte haar hoofdje aan z'n breede borst.

‘Eindelijk, lieveling!

Ik wìst, dat je komen zoudt, Tony, dat je komen moèst!

Zóó kan 't niet langer, vrouwtje!’

En zacht streelde hij het blonde kopje, dat zich zoo veilig voelde op 't oude, heerlijke plekje.

‘'t Was wel wat hard van me, je zooveel alleen te laten, als ik toch zoo héél graag bij m'n meisje gebleven was, maar je moest me gaan missen, verlangen naar m'n komst en gelukkig is nù alles goed.’

‘Kan je 't me heusch vergeven, dat ik je zoo schandelijk verwaarloosd heb? Is 't nog niet te laat? O, ik was zoo bang!

Maar ik wil opnieuw beginnen, een nieuw huwelijksjaar, geheel voor jou leven en m'n muziek...’

Een innige kus belette haar den zin af te maken.

Hans begreep, wàt ze zeggen ging, begreep wàt 't haar kosten moest haar studie op te geven.

Zijne liefde, zijne zorgen voor haar, zoùden eene vergoeding zijn voor wat zij nu zoo moedig opgaf, dàt nam hij zich plechtig voor!

En innig gelukkig zagen zij elkaar in de oogen!

JANNA.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken