Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 20 (1906-1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.81 MB)

Scans (92.88 MB)

ebook (8.08 MB)

XML (3.97 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 20

(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Kindergave door M.

‘Wat zullen we koopen?’

Een paar vragende jongensoogen kijken vol verwachting in de blauwe kijkers van zusje.

Vandaag is 't de trouwdag van moedertje en vader, en al begrijpen broer en zusje nog wel niet juist, waarom dat een feestdag is, grooter dan eenig ander feest, toch hebben ze wel aan de gelukkige uitdrukking in hun ouders oogen gezien, dat er reden tot feestvieren bestaat.

Broer heeft zusje mee in den tuin genomen en in 't volle gewicht van zijn ‘ouderen broer zijn’, heeft hij haar zijn plan meegedeeld. ‘Als er feest is, dan moeten er cadeaux zijn;’ redeneerde hij dien morgen bij zichzelf, denkende aan geschenken op zijn eigen verjaardag of op St. Nicolaas. Zonder die had voor hem zoo'n feest geen waarde, dan had je geen pret en natuurlijk vonden papa en mama dat ook. Vreemd toch, dat hij daar verleden jaar niet aan gedacht had. Nu heeft hij zus dan meegenomen achter in den tuin, zeggende een ‘groot geheim’ te hebben, en zusje is gemakkelijk mee te troonen geweest, trotsch als zij er op is, dat broer haar in 't vertrouwen neemt.

Met kleine dribbelpasjes volgt zij hem en luistert met een gezichtje vol gewicht toe.

De blauwe oogen kijken ernstig en vol nadenken; 't is ook een moeilijk vraagstuk en heelemaal begrijpen doet ze 't niet.

‘Wat zullen we nu koopen?’ Broer herhaalt zijn vraag een beetje ongeduldig.

‘Toetie's!’ klinkt 't ineens, en met een stralend gezìchtje, waar duidelijk op te lezen staat ‘Eureka’, kijkt zus vol spanning op.

Toetie's (koekjes) zijn voor haar een van de grootste en lang niet altijd bereikbare heerlijkheden.

Broer schijnt verontwaardigd.

‘Koekjes, verbeeld je, mama heeft wel een heele trommel vol en mag daar altijd van eten. En papa houdt er niet van. Vreeselijk dom van je, je bent toch een echt klein meisje!’ Zus kijkt diep beschaamd. Als broer zegt, dat ze een echt klein meisje is, dan klinkt dat voor haar als een soort verwijt, dan vindt hij haar flauw, kinderachtig en ze wil toch zoo graag flink en groot zijn. Bedeesd ziet ze tot haar ouderen broer op, niets meer durvende zeggen.

[pagina 751]
[p. 751]

Deze staat in gepeins verzonken, zijn beide, kleine jongenshandjes verscholen in de broekzakken.

‘Als we eens een boek gaven.’ Broer spreekt met gewicht, en zus luistert eerbiedig toe, vooruit wetende dat zij alles zal beâmen en goed vinden.

‘Boek geven,’ echoot zij en knikt ernstig met 't hoofdje.

‘Maar een boek is duur, en jij hebt zeker weinig geld.’ 't Klinkt half als bedreiging, half als verwijt, en zus kijkt bedroefd.

Eraan twijfelen, of hij zelf wel geld heeft, dat komt niet bij haar op.

‘3 centen in mijn teine beursje!’

‘Niet veel,’ oordeelt broer, ‘ik heb er 5 dus samen 8.’

‘Ja 8,’ klinkt 't fijne stemmetje weer.

De kleine man tast in zijne broekzak, haalt er na lang grabbelen tusschen knikkers, touwtjes enz. 5 centen uit, en klemt die in zijn warm jongenshandje.

‘Haal jij nu de jouwe!’

Na een poosje komt zus terug; ze hijgt van 't harde loopen.

‘Ik heb wat bedacht, zus; we gaan hier naast in den winkel even kijken.’

Ze knikt, blij dat broer een plan heeft, en steekt haar handje in het zijne.

De kleine man schijnt haast te hebben, tenminste hij zet 't op een loopen, den tuin door, zoodat arm zusje haast niet mee kan komen. Met moeite bewegen de kleine dikke beentjes zich, om broer bij te houden, die haar in allerijl met zich voorttrekt. Maar hierover klagen wil ze niet, want dan zal hij haar weer een ‘klein meisje’ noemen.

Daar staan ze voor den winkel, een boekwinkel.

‘Laten we maar naar binnen gaan.’

Broer's flink stemmetje klinkt nu wel eenigszins gedempt en benauwd. Een heel ding ook, zoo alleen, zonder vader of moeder den winkel in te stappen.

Zusje schijnt 't gewicht ook te voelen, tenminste, zij durft de oogen niet opslaan en houdt broer stevig vast.

‘Wat is er van uw dienst, jongeheer?’ 't Klinkt nog al vriendelijk en de kleine man vat moed,

‘Hebt u iets voor zusje en mij, dat 8 centen kost! 't Is voor den trouwdag, ziet u.’

‘Trouwdag’ lispelt het kleine mondje van zus.

Een nauw merkbaar, weemoedig glimlachje glijdt over 't gezicht van den winkelbediende. Hij begrijpt, en denkt aan zijn beide kleuters thuis, en aan zijne vrouw, die hem zoo vroeg ontnomen is.

‘Laat eens zien, een potlood b.v.’

‘Neen, dat kunnen ze thuis niet samen gebruiken,’ is 't nu moediger gegeven antwoord. ‘Ziet u, moesje schrijft beneden, en pa boven.’

‘O, wat lieve poppetjes,’ klinkt eensklaps zusje's heldere stem. Ze is van broer afgedwaald, en heeft in den winkel rondkijkende allerlei moois ontdekt dat haar bijzonder bekoort.

Broer kijkt knorrig. ‘Wat bèn je een klein meisje, je gaat nooit weer mee, je moet helpen uitzoeken, bij dien mijnheer,’ bijt hij haar in 't oor, met eenen schuwen blik op den bediende.

‘Wat denkt u van een paar velletjes postpapier, u kunt dan uwe mama en papa elk de helft geven; zooiets komt altijd te pas.’

Verheugd kijkt de kleine jongen op.

‘Kost dat 8 cent?’

‘Jawel jongeheer.’

Met zorg worden de centen op de toonbank uitgeteld, en zonder 't kostbaar geschenk in te laten pakken of ook maar den bediende eene groet waardig te keuren, grijpt broer 't papier in zijn stevig, nu juist niet heel schoon knuistje, en stormt den winkel uit, zus met zich meetrekkend.

‘Nu voorzichtig langs de ramen, dat ze ons niet zien, buk je,’ fluistert hij, en geheel in elkaar gedoken, op de hurkjes, sluipen ze langs 't huis.

‘Ziezoo, en nu gaan we 't brengen.’

Moeder en vader hebben echter 't tweetal wel geheimzinnig zien langs sluipen en 't is met een gelukkigen glimlach dat zij elkander aanzien, als opgewonden en met roode stralende gezichtjes hun kleintjes de kamer binnenstormen.

‘Voor u allebei’ gilt broer.

‘Allebei’ echoot zusje weer en beiden kijken met gespannen verwachting naar 't gelaat hunner ouders.

Ontroerd en gelukkig sluiten deze hun tweetal in de armen.

‘Hoe mooi, dank jelui wel. En heel alleen gekocht?’ vraagt moeder.

‘Héél alleen, en van een heeleboel centen,’ is 't met trots gegeven antwoord.

Als na eenige minuten broer en zus weer in den tuin spelen, bekijken de ouders met een glimlach vol teederheid het geschenk hunner kleintjes, die paar velletjes postpapier,

[pagina 752]
[p. 752]

beduimeld door een warm, vuil kinderhandje. Hoe mooi vinden ze dat geschenk, hoe lang, hoe heel lang hebben ze 't bewaard!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken