Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 21 (1907-1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 21
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 21Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 21

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.77 MB)

Scans (98.61 MB)

ebook (12.36 MB)

XML (4.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 21

(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Moeders verjaardag.
door Eugenie.

‘Staat ze daar reeds, Vader, o, wat ruikt ze heerlijk!’ riep Elly uit, toen ze de provisiekamer met een van blijdschap stralend gezichtje binnenstormde. Vader keek haar met verrukking aan, en beiden wendden zich daarop met groote voldoening naar de taart, en geen wonder ook, want wie had er ooit zoo een gezien, die zoo goed gelukt was? En hoe lang had Anna ze niet voor haar mevrouw moeten geheim houden! Vader had haar gevraagd of ze wel kans zag een taart voor moeders verjaardag te bakken, maar zoo, dat deze er niets van gewaar zou worden. Hij vertelde haar dat ze dit reeds jaar op jaar hadden geprobeerd, zoodat het bijna een familiegrap was geworden; hij was er heusch door ontmoedigd, daar zijne vrouw er altijd op de eene of andere manier was achter gekomen.

‘Nu, Anna,’ zei hij ernstig, ‘als je werkelijk denkt, dat je het in het geheim kunt doen, dan is het uitstekend, maar anders is het beter dat ik er een koop, want ik wil nu bepaald, dat het deze keer eene verrassing wordt.’

Anna schudde verontwaardigd haar hoofd en riep uit: ‘Een taart koopen! Dat nooit, ik zou er geen stukje van kunnen eten, laat het maar gerust aan mij over, mijnheer; mevrouw zal er niet zooveel van gewaar worden!’ en hierbij maakte ze een welsprekend gebaar met hare vingers.

En daar stond nu de taart in al hare pracht, moeder had bij het maken ervan zelfs geen enkel geurtje kunnen opvangen. Het was een kunstwerk, bepaald! Haar naam ‘Elize’ stond boven op het sneeuwwitte vlak geschreven en daarom heen waren kunstige figuren van confituren gemaakt. Elly danste opgewonden er om heen, maar werd door vader tegengehouden, die zachtjes zei: ‘sst! pas op Elly, je kon moeder in haar slaapje storen en Theo kon het eens hooren en die zou het zeker verklappen en alles bederven.’

Toen zij nog bij de taart stonden om die voortdurend te bewonderen, werden ze plotseling verschrikt door een helder, zacht kinderstemmetje, dat op een toon van onderdrukte verrukking uitriep: ‘Is dat een verjaringstaart voor moesje, Vader?’

Beiden draaiden zich met een gebaar van wanhoop om, om in Theo's zacht, stralend gezichtje te blikken, dat naar hen werd toegewend.

‘O, wat prachtig!’ riep hij uit. ‘Wat zal moesje blij zijn! Til mij even op Vader, dat ik hem nog beter zien kan.’

Vader nam hem op zijn arm en liet hem ten volle van het kunstwerk genieten. ‘Nu, ventje, luister nu eens goed, Vader en Elly wilden moesje op haar verjaardag graag met een taart verassen, daarom heeft Anna, toen mama uit was, deze gauw gemaakt en gesuikerd en al deze heerlijke vruchten erop gelegd, en moesje weet er heelemaal niets van nu ze geheel en al klaar is, en nu moeten wij elkaar allemaal belooven er niets van te zullen zeggen.’

‘Natuurlijk niet, Vader. Elly, vertel moesje nu vooral niet van die taart, want het is een geheim’! zei hij op ernstigen toon tot Elly.

‘Neen, lieveling, ik zal het niet vertellen.’

‘Vader, zul jij het ook niet zeggen?’

‘Neen, jongen, vader zou het voor geen geld van de wereld willen vertellen.’

‘Laat mij nu maar weer loopen, Vader, en ik zal even naar beneden gaan en Anna zeggen, dat zij het moesje ook vooral niet vertelt,’ zei hij en trachtte zich uit zijn vaders armen te bevrijden. Maar deze hield hem vast en zei ernstig: ‘Neen, ik vertelde Anna het reeds en zij heeft het mij vast beloofd en nu Theo, jij zult het toch ook niet verklappen, hé?’

‘O, neen, natuurlijk niet,’ zei hij vastberaden, ‘ik zou het moesje niet willen vertellen, voor niets, dat zou toch alles bederven hé, Vader?’

Toen vader de trap naar beneden afging, werd de deur zachtjes geopend en riep een helder stemmetje hem nog achterna: ‘Vader, zou het niet beter zijn dat je moesje een doos met lekkers kocht?’ Hij knikte en stak waarschuwend den vinger tegen zijn jongen op, maar ging voldaan de straat op,

[pagina 144]
[p. 144]

daar hij het kind de gewichtigheid van een geheim te bewaren zoo goed onder het verstand had gebracht. Hij was zulk een betrouwbare kleine baas, zei hij tot zichzelf, geen gevaar dat die iets zou verklappen.

Om zes uur haastte hij zich vroolijk de trap op, opende de deur en hoorde de gewone heerlijke kreten: ‘moeder, vader is thuis gekomen!’ En zijn lieve jongen vloog hem in de armen en drukte zijn klein, zacht gezichtje dicht tegen zijne wang, terwijl zijn blonde lokken op zijn schouders vielen. ‘Waar is moeder, lieveling?’ fluisterde vader. ‘Zij doet even haar mooie, blauwe japon aan, die wij 's Zondags altijd zoo prachtig vinden, en dan mag je haar zien,’ praatte hij opgewonden van plezier. ‘Moesje heeft die mooie bloemen reeds voor, die jij haar gegeven hebt en heeft een strikje in het haar, o, zij lijkt zoo mooi!’

‘Natuurlijk, dat zal wel waar zijn, en jij hebt moeder toch niets van ons klein geheim verteld, is 't niet vent?’ vroeg hij een weinig angstig.

De jongen zag hem trotsch in zijn gezicht, zijn mooie oogen keken zoo helder en stralend, zeker bij de gedachte aan de vreugde die zijn vaderhart zou ondervinden en riep op triomfantelijken toon uit: ‘Ik heb het moesje maar éénmaal, heel eventjes maar verteld. Nu ben ik toch een groote jongen, hé Vader?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken