De Hollandsche Lelie. Jaargang 21

Lijfliedje
voor het toekomstige ‘Nieuwe-meisje’.

Ik ben een meisje van mijn tijd:
Sta in 't gelid bij elken strijd
Voor vrouwen-Recht en Macht;
Ik prop het hoofd met wijsheid vol:
Lees graag Zola en ‘Levenslol’,
En dweep met ‘vrije liefde’.
Ik slaap lang en ga zeer laat naar bed,
Drink grog en rook mijn cigaret
In dolce far niënte;
Mijn spieren zijn gehard als staal
Door 't trappen op de fietspedaal
En 't roeien, schermen, zwemmen;
'k Wrijf 's avonds ‘Royal Windsor’ in
En merk van baardgroei reeds 't begin
Op mijn gebruinde wangen.
En valt de nacht of dag mij lang,
Ik zoek troost bij Mann, Wein und Gesang,
En zing den lof der tijden.

DT. te P.

Zelfs als ge ziet een edele daad,
Wees met uw lof niet te beslist;
Want denk, hij die haar heeft verricht,
Was mensch en dus.... een egoïst.

D.T. te P.

(Woordspeling).

Men gaf aan zijn kind op St. Nicolaas

Een simpele pop van taai-taai

En het voelde zich overgelukkig,

Het vond die al kostbaar en fraai.

Nu krijgen de kinderen speelgoed

Al even kostbaar als fraai;

Maar om er mede te spelen?....

Dat is ze te simpel, te taai.

DT. te P.

Geef aan de stakkers

Genoeg om te leven;

Zij zullen geen vuilheid

Voor ‘kunst’ ons meer geven.

D.T. te P.