Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
De Hollandsche Lelie. Jaargang 21

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14,77 MB)

Scans (98,61 MB)

ebook (12,34 MB)






Genre
proza
poëzie

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

De Hollandsche Lelie. Jaargang 21

(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De

Vorige Volgende

Een Herfstdag.

Stil! - spreek niet! - loop zacht, opdat niet uw harde voetstappen verbreken de aandoenlijke stilte van 't woud.

- Geen vogel zingt... geen twijgje trilt... roerloos staan de hooge boomen in stomme smart. - Hun bladeren, moe ruischen ze langs mij heen, moe van 't vroolijke leven daarboven - toen nog de wind met hun speelde en dartelde - toen nog de zon hun kuste... kuste... immer kuste...

- voorbij - éen zomer van genot, van blij gedartel, van vroolijk geschitter - moe ruischen ze langs mij heen - stervend bereiken ze den grond - en onmeedoogenloos gaan onze groote voeten over hun heen...

- Hoor! een vogel zingt! - helschetterend klinkt zijn zang door de statige rijen - even slechts, dan zwijgt hij weder - geschrokken van zijn eigen harde stem. -

 

Ik sta aan den vijver - en kijk naar de strakke weerspiegeling van de stille boomen in 't onbewogen water. - In ernstige pracht welft zich een donkerblauwe hemel hoog boven mij. -

- ‘Natuur, natuur! - wat zijt gij groot! - wat zijt gij schoon! - wat zijt gij ernstig! - vergeef ons, dat wij vaak zoo klein en leelijk zijn! - geef ons van uw reinheid en uw kracht!...’

- eerbiedig blijf ik staan - en zie naar de donkere tinten, weemoedig schoon in stervensgloed - en diep, heel diep in mij rijst een vreemde weemoed, een heilige ernst...

 

- Het stormt - woest drijven de wolken door de lucht - onbarmhartig rukt de wind de zwakke bladeren van de boomen - welke laatste niet meer zwijgen, maar in wilde smart hun naakte armen schudden. -

- Dreigend is de lucht - zijn de donkere wolken, die rustloos voortjagen - onstuimig giert de wind - eentonig tikken de regendruppels tegen de ruiten - op de daken - en ook op de arme herfstbloemen, die sidderend hun beschreide gezichtjes buigen - buigen in den kouden wind. -

 

De natuur weent - snikt haar lang bedwongen leed...

- een wilde, woeste, schoone smart! -

 

Th.


Vorige Volgende