Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 22 (1908-1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 22
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 22Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 22

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.98 MB)

Scans (106.51 MB)

ebook (14.38 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 22

(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Boekbeschouwing.
Stijn Streuvels.

De Vlaschaard, door Stijn Streuvels, (Uitgever L.J. Veen, Amsterdam).

Stijn Streuvels, (Zijn leven en zijn werk) door André de Ridder. (Uitgever L.J. Veen Amsterdam.)

‘Laat me nu maar seffens de opgetogenheid uitdrukken, waarmede me de Vlaschaard heeft vervuld.’

Dit zinnetje, dat ik letterlijk overneem uit het boek van André de Ridder over Stijn Streuvels, zijn leven en zijn werk, drukt zoo recht uit mijn eigen gevoelens over dezen Vlaanschen roman De Vlaschaard, dat ik niet beter weet te doen, dan er mijn opstel mee te beginnen.

Want, het is zulk een verfrisschend, verruimend gevoel eindelijk weer eens ‘opgetogen’ te kunnen zijn over een boek dat uitkomt, te midden van zóóveel onbeduldende prullaria, om niet eens te spreken van de weerzinwekkende gemeenheid en vuilheid, waarin de mééste hedendaagsche auteurs ons doen rondwaren.

Stijn Streuvels, ik besprak hem reeds meer dan eenmaal in dit blad, is de man, die ons de zekerheid geeft, dat er ook nog schrijvers bestaan van wezenlijk talent, onafhankelijke, zichzelf zijnde artisten, onder zoo veel humbug en aanstellerij en naäperij. Uit een oogpunt van enghartige ‘vaderlandsliefde’ beschouwd, is het voor ons jammer genoeg, dat deze man een Vlaming is pur-sang; zoodat wij in geen enkel opzicht recht hebben hem ons toe te eigenen, of ons op hem te verhoovaardigen! Want, al moge men nog zoo graag de klove willen overbruggen, met mooie woorden op taalverbroederingscongressen etc, het onomstootelijke feit blijft, dat de Vlaamsche literatuur kenmerkend verschilt van de Noord-Nederlandsche, zóó kenmerkend verschilt in woorden en uitdrukkingswijze, dat het voor den gewonen lezer zelfs heel dikwijls moeilijk, ja onmogelijk wordt de novellen en romans van Stijn Streuvels b.v. te ontcijferen, om niet eens te spreken van genieten!

Buysse, die verfranschte woordjes zet in zijn Hollandsch om daardoor te coquetteeren met zijn Vlamingschap, en dergelijke verhollandschte Belgen, o ja, diens taal is leesbaar voor elk Noord-Nederlander, ontlokt hem hoogstens een glimlach van spot hier en daar, om een mislukte overbrenging van een Fransche zegswijze in leesbaar Hollandsch! Maar het Vlaamsch, waarin Stijn Streuvels zijn romans, en André de Ridder zijn bewondering over die romans néérschrijven, zie, dat is iets aparts, iets van een eigen landaard, waarmee Noord-Nederland niets gemeen heeft!

Zooals het óók met de menschen uit De Vlaschaard (om bij dit boek nu te blijven) eigenlijk niets gemeen heeft, dan de algemeen-menschelijke eigenschappen, welke overal, in alle kringen en wereldstreken, dezelfde blijven! De stugge, berekenende, koele, in een sombere zwaarmoedigheid, gevolg onzer misten en regens, voortzeulende Noord-Nederlandsche boeren, zij staan lijnrecht tegenover de naîeve, zingende, zorgeloos-blij door den oogsttijd dansende, lachende Vlamingen, waarmee Stijn Streuvels ons in kennis brengt. Zijn beschrijver André de Ridder, die, zooals het gewoonlijk gaat in zulke gevallen, in zijn geestdrift soms te ver gaat, en dan méér wil bewijzen en ons opdringen, dan eigenlijk is in het belang van het voorwerp zijner bewondering, vergelijkt ergens den volgens hem ‘Europeeschen’ roman De Vlaschaard met dien anderen uit het boerenbedrijf, die inderdaad Europeesche vermaardheid heeft: La terre van Zola.

Hier nu gaat De Ridder in zijn ijver te ver. Neen, De Vlaschaard is géén roman van de beteekenis en de kracht van Zola's La Terre.

In het midden gelaten, in hoeverre ook dit boek, als de mééste der Rougon Macquart, zijn buitengewone verspreiding méér dankte aan de schauwe tooneelen erin, dan aan de genialiteit waarmede het is geschreven, mag toch geen enkel onpartijdig criticus aan Zola het genie ontzeggen, dat hem gemaakt heeft tot den schepper van meesterstukken van realisme! Naast een brok arbeid als La Terre, waarin met die handigheid, aan Zola eigen, het lief en leed, de schurkerijen en kleinzieligheden van gehéél een kleine dorpsmaatschappij zijn saâmgeweven en ontwikkeld, blijft de inhoud

[pagina 27]
[p. 27]

van de Vlaschaard, al is het boek dikker nog dan La Terre wat het aantal bladzijden aangaat, maar klein bescheiden werk: de botsing van twee tijden tegen elkaar in, oud en jong, belichaamd in den stoeren norschen vader, jaloersch op de jeugd en het hem straks op zij dringen van den pas volwassen, flinken, gezonden zoon! Rondom een dergelijk gegeven weet een Zola de belangen te groepeeren van héél de omgeving; juist dat geeft aan het geheel dat cachet van echtheid en van realisme, waardoor wij meeleven met zijn personen, en héél hun wereldje. Het talent van Streuvels omvat niet déze grootte. Bij hem integendeel is het geheel ongeacheveerd, zooals dat óók de ontwikkeling is, het lot van Schellebelle, de hoofdpersoon toch, en dat van den vader en den zoon, om wier botsing alles draait. Maar, wat Streuvels onvergelijkelijk mooi kan, dat is het schilderen van Vlaamsche tooneelen, van den oogsttijd, van ‘de slijtingen’, van heel dien zonnigen korten zomertijd, waarin de Vlaamsche landman leeft op het veld, en plukt de vruchten van zijn arbeid. Niets is -, ik zou willen zeggen - reiner dan de beschrijving van deze intieme, door geen beschavingsbanden beknelde toestanden en gevoelens tusschen jonge menschen van beiderlei kunne, arbeiders en arbeidsters, gekomen om te wieden of te maaien! Niet alsof Streuvels met kinderachtige preutscheid zou willen heenglijden over dat zuiver zinnelijke lijfsbegeeren, ingeboren den jongen man en de jonge vrouw, zoo goed als aan elk ander normaal levend wezen! Neen, het verlangen naar den jongen boer, door Schellebelle, het ontwaken tot lijfsverlangen van den jongen boer zelf, het is geteekend en gezegd met gróóte uitgewerktheid en zonder éénige verbloeming. Maar het is alles gezegd zonder bijbedoeling, die het vuil of schauw maakt; het is gezegd zooals het is, als een éérlijke natuurdrang, en niets anders. De jonge dartele meiden en knapen uit het landleven van Stijn Streuvels hebben niets gemeen met de vieze, onreine wezens van b.v. Querido's roman.

Laat ik u voor de aardigheid, ter staving van mijn beweren, eens een paar gedeelten afschrijven:

‘Hunne vervuilde kleeren stonken, en drank-asem walmden ze elkaar in de roode bakkessen.
De zweet-wasem verbroeide als zure vleeschstank. Hooilucht rotte uit de korf, urineachtig vuns.
Bang gaaiden 'r gele breedbemouwde, slobberige armen naar de penen, die de Bode tegen 'r platte borst smakte.
De wijven, zinnedronken met bevende wellust-monden, hunne felle oogen - oogen vol van liederlijk begeeren, rood van kanaljeue passievlam - lieten zich bestoeien.
Heel 't karnaval lag daar, als vuurbrakende holen, waar zwartroode, paars-rossige en groen-gele schimmen op trillende, achteruitdansende, en weer naar voren kruipende achtergronden van vlammen en vuur, kaprioolden in ren en kannibaligen woesten hos.’
(Zie Querido:
Menschenwee.)
‘Wanneer de boerin of de vrouw-maarte op het veld bij de wiedsters stond, en heur eenvoudige stem de weesgegroeten op zei, en de bende antwoordde in gedurig herhalen hetzelfde gebed, dat den zegen over den akker moest brengen, dan daalde er een ingetogen tevredenheid, een indruk van rust over 't gemoed der wiedsters, en beefde de innigheid in den fijnen dampkring bij 't langzame dageinden.....
Wat verkeeren was wist ze nog niet goed, maar dat moest het geluk zelve zijn, en, als ge er moe van waart, wist ze, mocht elk meisje er eenen anderen kiezen, om de lente te herbeginnen, zoolang tot de uitverkorene, de eenige vrijer, gevonden was, en 't voor goed aanging om samen te trouwen.
De groote manskerels en de baardelooze jongens dansten, de meisjes en de wijven dansten, en menig oud schermik flikkerde ook nog, en hieven zij de beenen uit de korte rokken, vlug en genadevol als een jong meisje. Aan geen van al was het te zien dat ze moe en afgewerkt waren; ze voelden niet dat 't warm was, de slijters waren er heel in hun eigen genot verdronken. De roes vervulde hun denken en doen; zoo hoog als 't geluchte reikte, en zoo ver de einder zijn boog spande, heel de ruimte was vol van de jubeling, die ze met hun gebaar en geluid vergalmden.
[pagina 28]
[p. 28]
't Warme licht van den vooravond weefde daar een eigen innigheid boven, en de zon beglansde de vlashagen, die stonden als vergulde schermen, en het tooneel afsloten, waar dat wondere en onwezenlijke spel werd gespeeld.’
(Stijn Streuvels,
De vlaschaard.)

Beiden, Querido en Streuvels, beschrijven hier feestpret van boeren en buitenmenschen. Bij den een doet elk woord weerzinwekkend aan van de walgelijkheid der voorstelling; bij den ander zie je de onschuldige, naieve oogstvreugde, die vóórzit; zie je óók het eeuwigschoone van de blauwe lucht daarboven, een zich steeds gelijk blijvende natuur, die ons menschenkinderen weet te stemmen tot die innigheid, welke Stijn Streuvels zoo bijzonder juist weet ná te voelen en te schilderen. Het is dan ook eigenlijk het vuile geraaskal van een Querido te véél eer aandoen, indien ik hem ga vergelijken met het onbetwistbaar talent van den kunstenaar Streuvels. Ware het niet, dat het boek van André De Ridder meent Streuvels te eeren, door hem aldus voortdurend in één adem te noemen met anderen, als Zola, Querido, Van Deyssel, etc., ik zou dan ook zeker de laatste zijn geweest om De Vlaschaard de beleediging aan te doen eener vergelijking met Querido's nonsenspogingen de aandacht te trekken door gore viezigheden! Nu echter moest het mij van het hart, juist omdat ik zelve Streuvels zoo heel hoogstel, dat de Ridder, - wiens interessant boek ik overigens met het grootste genoegen las - m.i. aan De Vlaschaard geen dienst bewijst door het op te vijzelen met lofspraken over ‘de overeenkomst’ met het werk van dezen of genen. Het bijzondere en mooie van Streuvels is juist, dat hij is zichzelf. Hij ‘maakt’ geen boeken, hij schept uit zijn innerlijk ik; dat zegt elke bladzijde ons. Juist het heel eenvoudige van een gegeven als De Vlaschaard, de botsing tusschen vader en zoon, zonder eigenlijke groote gebeurtenissen, een innerlijke vervreemding slechts, waartusschen zich de gebeurtenissen van het wieden en het slijten van het vlas als éénige groote feiten afspelen, juist zoo iets intiemdagelijks gebeuren weet de auteur te verwerken tot een wonderschoon verhaal van menschelijk lijden en strijden. In de teekening van die stil-wordende vervreemding, in die ook van de boerin, in haar eenvoudig-vrome, gezond-verstand-toonende onderworpenheid aan den man, en moederliefde voor haar kind, maar meest van al in het weergeven der levende, nooit schoon genoeg te schilderen zomerdagen, is deze Vlaming éénig in zijn tijd!

Als men zulk een boek als De Vlaschaard uit de hand legt, heeft men genoten, ziet men óók de eigen onmacht naast het wezenlijk talent van den gróóten kunstenaar; zulk een boek als dit is geen idee-drager, het is en wil niets anders zijn dan kunst. Dat is het!

ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De vlaschaard

  • over Stijn Streuvels, zijn leven en zijn werk


auteurs

  • Anna de Savornin Lohman