Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 22 (1908-1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 22
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 22Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 22

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.98 MB)

Scans (106.51 MB)

ebook (14.38 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 22

(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Gedachtenwisseling.

Een Woord van Repliek aan Gonda.
(Oók een getuigenis uit de Werkelijkheid van Vrouwenleven.)

Laat ik beginnen met te zeggen, dat ik óók een vrouw ben, die werken moet, 9 uren daags, evenals Gonda, en dat ik voor veel wat Gonda zegt véél voel.

Maar men kan alles van twéé kanten beschouwen, en nu wil ik gaarne eens even, - ik gevoel me daartoe verplicht, - volkomen oprech en zonder terughouding, mijn gevoelens, mijn ondervindingen uiten. En daarbij al dadelijk zeggen dat ik de Vrouwenbeweging volstrekt niet verheerlijk, er véél overdrevens in vind, dat ik vind dat een man een man, een vrouw een vrouw moet blijven en dat ik me zelf ècht vrouw gevoel, niettegenstaande ik een z.g. mannelijkebetrekking waarneem. M.i. kan een vrouw àltijd vrouw blijven en behoeven haar vrouwelijke eigenschappen nooit verloren te gaan. Dit hangt geheel van haar zelve af. Doch hierover later.

Ik wil trachten uiteen te zetten hoe het komt dat ik wel werkelijk tevreden ben in mijn werkleven en er voldoening in vind al dùrf ik te bekennen dat het mij géén àlgeheele voldoening geeft, maar Gonda, wàt geeft ons wèl àlgeheele voldoening? en wie kan zijn leven zoo inrichten als hij of zij het zelf graag hebben zou, en zònder moeilijkheden, zònder teleurstellingen? Mijn uiteenzetting dan moet ik breed opzetten, want ik moet bij het begin beginnen.

Ik ben niét van mijn achttiende jaar af werkzaam geweest, mijn ouders bestemden mij, waarvoor de meeste ouders hun dochters bestemmen, voor het huwelijk. Hunne omstandigheden waren van dien aard, dat zij mij gerust konden laten wachten op een man, stilzwijgend. Middelerwijl leerde ik het huishouden, al spelenderwijs echter, want een flinke moeder stond aan het hoofd, die veel zelf deed, en als hulp waren er mijn oudere zuster en 2 dienstboden, terwijl het gezin maar uit 4 personen bestond!

Zes jaren lang heb ik volkomen genoten van mijn vrijheid, ik kon mijn dag bijna geheel besteden zooals ik wilde, ik kon laat opstaan (en dat deed ik vaak, want het is zoo verleidelijk nog wat te blijven liggen als er niets is dat je wàcht, niets is te verzuimen en mijn moeder wilde altijd zelve voor het ontbijt zorgen, maar tevreden over me zelf voelde ik me nièt, als ik laat was), ik kon, als ik wilde, na het ontbijt kopjes wasschen, maar ik kon het ook laten, omdat mijn zuster er was èn de 2e meid, ik voelde me dus niets nùttig als ik het deed, ik kon daarna ook andere huishoudelijke bezigheden doen, als ik wilde, maar nóódig was dat om dezelfde reden niet, toen ik ze eenmaal alle geleerd had.

In kon dus gaan lezen, studeeren of schilderen, wandelen, fietsen, wàt ik maar wilde (wat Gonda zoo heerlijk toelijkt) maar gelùkkig (Gonda noemt het gelùkkig) voelde ik me niet, omdat ik niet nùttig bezig kon zijn, omdat het niet nóódig was wat ik deed.

In het eerst schilderde ik veel, omdat ik daar aanleg voor had, maar zóóveel aanleg had ik niet dat ik er ooit mijn brood mee had kunnen verdienen, daarom vond ik het al gauw ondegelijk er zoo veel tijd aan te besteden. En daar ik me echt vrouw voelde, wilde ik leeren koken en japonnen naaien. Dàt gaf me voldoening, mijn eigen japonnen maken, zóó netjes, dat niemand zien kon dat ik ze zelf had gemaakt, en dan ook jurkjes, kindergoed maken, voor nichtjes en neefjes. En koken, als het eens noodig was, bij ziekte van de keukenmeid, vond ik heerlijk! De prijsjes van mijn vader dat het eten zoo lekker was toen ik het deed, zal ik nooit vergeten!

Maar ik kon niet altijd japonnen, jurkjes maken en niet altijd was de keukenmeid ziek. En de schoonmaak waaraan ik gráág meedeed (ik kan me van Gonda, dus goed haar wensch begrijpen, daaraan eens mede te kunnen doen), de schoonmaak was maar ééns in het jaar en met de

[pagina 247]
[p. 247]

werkster mee, waren er dan nog zoovele behulpzame handen.

Dáárdoor voelde ik mij niet op den dúúr bevredigd, en ik wist heel duidelijk voor me zelve: er moest iets zijn dat inhoud aan mijn leven kon geven, maar wat? Onder mijn omstandigheden sprak het wel haast van zelf dat ik aan een huwelijk dacht, dat ik dacht als ik een eigen huishouden had en alles zelf doen kon, besturen kon, echt nuttig kon zijn, dat ik mij dan tevreden zou voelen.

En wat deed ik toen? De gelegenheid was er, ik ging mij verloven. En ik zag over het hoofd de plichten die er méér komen kijken in het huwelijk dan het huishouden besturen alleen. Ik verloofde mij met een man waar ik niet véél van hield, het was niet de échte liefde, waarop het huwelijk alléén mag berusten, de liefde die het gelùkkig maakt. Maar ik wist dat toen nog niet, ik dacht dat dàt alles was: een huwelijk, een eigen huishouden, en dat je daaraan heel je vrouw zijn, heel je vrouwelijke ziel kon geven.

Om financieele redenen echter moest het engagement lang duren. Tot mijn geluk. Want in verband met mijn aanstaand huwelijk ging ik van zelve dieper nadenken. Daardoor merkte ik, dat ik meer vrièndin voor mijn aanstaanden man was dan vrouw van liefde, die ik me heel diep in me zelve toch voelde, en langzaam aan werd het mij duidelijk: een huwelijk zonder meer, een huwelijk zonder teederheid, zonder algeheele overgave van de ziel, kon een vrouw geen bevrediging geven. En als mijn verloofde me dan zoo koud als een steen noemde of als een blok ijs, dan voelde ik me óók nog schuldig tegenover hem èn tegenover mij zelve.

Eéns zei hij, dat ik nog moest lééren wat liefde was in het huwelijk!

Toen zijn in openbaring mijn oogen geheel open gegaan, toen was het mij klaar, hoe ik mij reeds vernederde, maar nog veel meer, onèindig me vernederen zou als ik dóórging, wetend, en trouwen ging zoo! Leeren in het huwelijk wat liefde is! Alsof een vrouw, wezen van liefde, leeren moet wat liefde is! Wat heb ik toen geleden, geleden voor me zelve, maar óók voor den man, dien ik een wonde toe moest gaan brengen, door mijn vergissing. En wat heb ik geleden en mij schuldig gevoeld onder zijn verwijten! Er was maar éen ding dat mij de kracht gaf door te zetten; mijn zéker-weten als ik het niet deed, dat ik dan schuldiger nog werd.

Laat dát een woord van troost zijn voor Gonda, dat een vrouw die niet doet, niet nuttig werkzaam is, er zoo licht toekomt zich te vergissen voor héél haar leven, en door haar onrustig zoeken zich zelve de kans beneemt ééns recht gelukkig te worden. Dat een vrouw die geregeld werk heeft, juist door de afleiding, door het zich ‘mensch’ voelen, niet zoo rusteloos jaagt naar verandering, naar een middel om te ontkomen aan verveling, aan een sleur.

Laat Gonda mèt andere Gonda's er eens aan denken dat ons altijd aantrekt wat wij niet kennen, en laat mijn ondervinding haar de overtuiging geven dat er erger nog kan zijn dan werken moeten, dat is zelfverwijt, dat is vernedering van ons vrouw-zijn, dat is de achting verliezen voor ons zelve.

En waarlijk dat nog daar gelaten, wat is nu een leven van dag tot dag, een leven van wachten, een leven van niets-doen, een leven van luieren? Hoe kan dat ons bevrediging geven? Want àlle vrouwen kunnen nu eenmaal geen huisvrouw zijn, hetzij dan getrouwd of ongetrouwd.

Tot zoover over mijn ondervinding gedurende mijn ‘vrijheid’, nu over mijn werkend leven.

Ik had in mijn ‘vrije’ leven dus geleerd dat een vrouw zelfstandig moest zijn, geregelde, nuttige bezigheid moest hebben en dat leven slechts dan mocht verwisselen als eens de ware liefde kwam en.... in vervulling ging.

Alleen wanneer zij zoo gefortuneerd is, dat zij daarvan leven kan en op ander gebied nuttig kan zijn, behoeft zij natuurlijk geen bepaalden werkkring. Ik ging mij dus bekwamen voor een vak waartoe ik het meeste roeping gevoelde en dat was: de journalistiek. Maar mijn wensch in dat vak werkzaam te zijn, zou niet vervuld worden. Een vrouw op de redactiebureaux, ik vond overal tegenstand, d.w.z. men zeide mij heel beleefd en met veel complimentjes, want ik had juist in die richting een mooi kruiwagentje, dat zij nog nooit een vrouw in de redactie hadden gehad en de redacteuren er bezwaar tegen hadden, of wel dat een vrouw niet overal heen gezonden kon worden voor verslagen etc. etc. Eens zelfs bij een zeer vooruitstrevend hoofdredacteur had ik heel veel kans en hij sprak, gedurende een bezoek waartoe ik was uitgenoodigd, reeds met me alsof het zeker was dat ik zou worden aangesteld, maar eenige dagen later kreeg ik een zeer vleiend schrijven, dat de keuze héél moeilijk was geweest, dat ik uit meer dan 100 sollicitanten met nog een ander (een heer natuurlijk) was overgebleven, en ten slòtte den heer zoo en zoo was benoemd!

Toen heb ik de journalistiek opgegeven. Later werd onze geachte redactrice met haar grooten naam als talentvol schrijfster als eerste vrouw in ons land aan een redactiebureau aangesteld.

Ik vertel dit alleen maar om duidelijk te maken dat niet ééns mijn vak dat is mijner vrije keuze, en het dus zoo veel meer zegt, dat het tòch mij voldoening schenkt, inhoud geeft aan mijn leven.

Ik ben nu gedurende 5 jaren, misschien net als Gonda, correspondente in Hollandsch en de 3 talen op een handelskantoor en werk daar als gezegd 9 uren daags. Elken morgen ga ik om half negen het huis uit en om zes uur kom ik er pas weer in. Tusschen den middag heb ik één half uurtje om een wandeling te maken.

Maar ik verzeker Gonda dat er mij toch tijd overblijft voor studie van eigen persoonlijkheid en eigen innerlijk zijn. 's Ochtends als ik naar kantoor wandel heb ik een half uurtje om kalm en rustig na te denken, te philosofeeren. En Gonda, over mijn werk in mijn vrijen tijd, denk ik niet.

Daardoor is mijn vrije tijd absoluut mijn eigendom en geniet ik er van, en veel meer dan ik vroeger van mijn heelen dag van vrijheid genoot, want nu ben ik tevreden, nu wijd ik mij naar beste krachten aan een nuttige bezigheid, en gevoel ik achting voor me zelve, nu ben ik niet afhankelijk van mijn familie en nu wacht ik niet op een man.

Ik verzeker Gonda, dat ik, als het lente is,

[pagina 248]
[p. 248]

genièt van het heerlijke in de natuur, geniet van het jonge groen, van het vroolijke vogelgesjilp, van den gouden zonneschijn; juìst door het contrast, door dat ik den geheelen dag opgesloten zit tusschen vier muren, geniet ik zoo met volle teugen als ik op mijn fiets in mijn vrij half uurtje of om half zes nog even naar buiten snel! Wat dàn alles mooi is, genotvol, hoe je het dan aanvaardt als een geschenk, een zegen, dat dàt bestaat, het wondervolle, de natuur! Terwijl je vroeger wel genoot ook van een wandeling, een fietstochtje, maar het toch làng niet zóó op prijs stelde, niet zóó als een genot voelde vrij te zijn, te mògen wandelen, fietsen.

Ik zei al, en ik zou er later op terugkomen, dat een vrouw altijd vrouw kon blijven en ik herhaal: ook in het werkend leven kan een vrouw haar vrouwelijke eigenschappen getrouw blijven.

Om bij Gonda's voorbeeld te blijven: als er een onaangenaamheid is in je werkkring dan is het oogenblik daar om vrouw te zijn.

Als je patroon of je chef eens een aanmerking heeft, eens een prikkelbare bui heeft, dan komt onze vrouwelijke zachtheid en verdraagzaamheid zoo goed te pas. Dan kunnen we ons oefenen, ook in zelfbeheersching, in toegevendheid en leelijke eigenschappen onderdrukken als boosheid, koppigheid, haatdragendheid. Heeft dat dan niets met hoogheid van ziel en mooiheid van karakter te maken? Ook niet als je misschien nog een voorbeeld geeft aan anderen, vaak jongeren dan je zelf?

Een vrouw kan òveral wonderen doen met vriendelijkheid, opgeruimdheid en zachtheid. En haar eigen leven kan zij er zoo door veraangenamen, als zij nu eenmaal toch werken moèt.

En werkelijke onaangenaamheden, die zal je toch nooit hebben met je patroon, als je ijverig en werkzaam bent. Ik heb ze ten minste nòoit gehad. Ik leef in de allerprettigste verhouding met al de personen waar ik dagelijks mee werk.

Daarvoor ook moet men, vrouw zijnde, zorgen, dat men als vrouw gerespecteerd wordt van den jongsten collega tot den oudsten toe, van den jongsten bediende tot den patroon. En dat geeft al weer tevredenheid als men dat bereikt heeft.

Wat nu het moe thuiskomen betreft, ik kom óók na drukke dagen wel eens afgemat thuis, maar geeft dat geen voldoening zoo gewerkt te hebben dat men er moe van is? Ik ben er waarlijk een beetje trotsch op als ik thuiskomende zeg dat ik moe ben van het vele werk dat ik heb gedaan.

En dan ga ik één half uurtje volkomen rustend, even mij uitstrekken, meestal daarbij de courant lezende, want de afzondering, de stilte en het liggen geven voldoende rust, ik kan dan gerust gelijktijdig van lichte lectuur als de courant voor een deel is, genieten, dat geeft juìst ontspanning, een andere richting aan ons denken.

Dáárin beklaag ik Gonda dat zij maar één avondje in de week vrij is, maar daarvoor heeft ze dan ook op dàg haar vrij uren, die ik niet heb. De avonden behooren mij, dan geniet ik van mijn vrijen tijd, juist weer zoo veel omdat hij zoo kort is. 's Avonds dan lees ik, dan praat ik, dan doe ik van alles, dan ben ik óók vrouw, want dan zorg ik voor de thee, ik schenk thee, en ik wasch de kopjes af. Dan vind ik het gezellig eens wat in het huishouden te doen. Ook naai ik nog wel zelf, ik maak nòg wel eens een blouse, ondergoed zelf. Dat is immers in het geheel geen inspanning en een vrouw gaat toch nooit zitten met haar handen over elkaar.

Heusch men kan in het leven werkzaam zijn en toch nog tijd hebben om vrouwelijke bezigheden óók te doen.

Een bewijs dat mijn werken 9 uren daags niet te veel is voor mijn vrouwelijke krachten, dat is, dat ik dikwijls 's avonds nog een paar uur werk voor me zelve.

Gonda heeft het zoo over moeten werken - het is bij mij ook al heel spoedig moeten werken geworden door het overlijden van mijn vader, maar ik heb héél geen verschil gevoeld, toen het van vrijwillig werken, moeten werken was geworden - maar wij kunnen nu eenmaal niet allen trouwen, noch van ons geld leven, en zouden dan die vrouwen alleen, die dat wèl kunnen, tevredenheid, voldoening mogen kennen, dat zou toch wèl ongelukkig, onrechtvaardig wezen.

M.i. IS er geen weg buiten de vrouwelijke persoonlijkheid om als je zelve zoo niet wilt en laten dan die vrouwen die niet onder alle omstandigheden vrouw kunnen blijven, laten die dan een uitsluitend vrouwelijke werkkring kiezen, als huishoudster, gezelschapsdame, verpleegster.

Een leven van dwang zegt Gonda en toch IS ze tevreden in haar werkkring, ik begrijp het niet, hoe dat kan samengaan: tevreden zijn in je werkkring en dan van dwang spreken.

‘Gelukkig,’ neen dat maakt een werkleven niet. Gelukkig voelt een echte vrouw zich alléén in een huwelijk van liefde. Maar voor hoe weinigen is dàt weggelegd? En zouden dan alle andere vrouwen neer moeten gaan zitten en melancoliek worden en treuren, omdat ze het geluk niet hebben gevonden, in plaats van te maken van hun leven wat ze er van maken kunnen, in plaats van als ik al gezegd heb, te trachten toch onder omstandigheden die onder haar bereik zijn, van haar vrouwelijke eigenschappen te geven.

Misschien komt het bij mij omdat ik zes jaar ‘vrij’ ben geweest dat ik nooit, als Gonda, meisjes benijd, die niet moeten werken voor hun brood, die thuis kunnen blijven en vrij zijn, maar daarom geef ik mijn ervaringen voor Gonda en anderen ten beste.

Gonda zegt dat maatschappelijk werk alleen het hoofd en de handen behoeft, en het innerlijk er geheel buiten moet blijven. Dat moet ik haar ook tegenspreken. In elken arbeid leggen wij iets van ons zelve, al is het maar netheid, beschaving.

Gonda weet dus nu dat ik ook werkzaamheden als kopjes afwasschen niet minacht, het net als zij graag wel eens doe, maar daarom toch niet in verzet kom tegen mijn werkend leven. Zij zegt het zelve ‘als je druk werk hebt gehad, en moe bent, dan is het zoo heerlijk thuis te komen’, welnu Gonda, laten wij dan blij zijn dat wij dat heerlijke gevoel kennen, thuis te komen na een dag van arbeid!

Dat er vrouwen zijn, die willen beweren, dat

[pagina 249]
[p. 249]

thuis geen geluk zou zijn, die niet verlangen naar huiselijkheid, vat Gonda dat niet verkeerd op? In elk geval de vrouwen zijn uitzonderingen, hóóge uitzonderingen, maar wèl zijn er vèle vrouwen die zeggen dat arbeid, geregelde arbeid, nuttige arbeid, voldoening, tevredenheid geeft en die dien arbeid niet zouden willen, kùnnen missen, als zij zich niet kunnen overgeven aan hun roeping: een gelukkige huisvrouw in een huwelijk van liefde.

Laten wij vrouwen dàt toch nooit vergeten, dat onze roeping nièt is een huwelijk zonder meer, dat dááraan onze teedere vrouwenziel niet alleen geen behoefte heeft, maar dat zij er in afsterft met schuld en schande beladen! En dan hebben wij alles verloren, laten we ons daar dus voor bewaren tot elken prijs. Laten we trachten tevreden te zijn, zoo veel mogelijk vrouw te blijven, onder alle omstandigheden, wij hebben dàn altijd toch achting voor ons zelve!

H.B.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken