Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 22 (1908-1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 22
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 22Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 22

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.98 MB)

Scans (106.51 MB)

ebook (14.38 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 22

(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Hoofdartikel
Liefde door H.B.

Het is een donkere Januaridag. Heel den dag is het eigenlijk niet licht geweest, hing er een grijze, sombere schemer in de huizen, en nu al, nauwelijks drie uur, in mijn serre kon ik niet meer zien te naaien. De schaduwen als een sluier spreiden zich van uit de donkerte der kamerhoeken steeds verder, ze sluipen stil in de serre, heen over mijn werk, bedekkend baldadig het licht, waarbij ik werkte.

Even verzet ik mij tegen hun macht, maar dan, voelende pijn in mijn oogen, langzaam hef ik het hoofd op, laat ik mijn handen neerzinken in mijn schoot.

De gordijnen van de serre heb ik zoo straks al geheel weggeschoven, om het weinige licht dat dringt door de donkere egaal-grijze lucht, ten minste vrij te laten binnenschijnen, en ik staar nu heen over de kale, verlaten en natte tuinen, in gepeins verzonken. O, als nù de donkere gedachten komen, dan drukken ze als een last zwaar op de borst: geen zonnestraaltje dat dezen dag het denken verlicht, geen bloem die troost met haar schoonheid, haar geuren, geen mooie luchten, geen zonneondergangstinten, niets...

[pagina 402]
[p. 402]

Zooeven toen ik nog naaide, onder mijn werk, toen kwam het in mij op - een voorval in mijn naaste omgeving bracht mij tot die gedachte - hoe weinig, o, bedroevend weinig menschen toch, weten wat liefde is. En nu dringt het zich weder in mijn denken, nu ik staar in den grauwen weemoed daar buiten, en opneem den draad van mijn gedachten:

Als ik eens om mij heen zie onder degenen met wie ik geregeld omga; wat zijn er dan toch weinig menschen die werkelijk weten wat liefde is. Ik bedoel liefde in het algemeen èn dè liefde tusschen man en vrouw.

Alleen als ik dieper doordenk, als ik angstig zoek om dan toch onder ons vroùwen mooi liefdegevoel te vinden, dan, juichende even, zonder ik de moederliefde uit.

De moederliefde! Zij bestaat wel wezenlijk bij heel veel vrouwen, warm en stralend. Ik heb het gezien! Ik heb het met eigen oogen gezien. En het voelde zoo weldadig aan!

Maar als ik verder ga zoeken, in de hoop dat nog meer licht zal dringen door mijn donker denken dan die éene straal, dan:... ja, dan, maar zuchtende, zonder ik nóg een begrip van liefde uit: de liefde tot het eigen-ik. Want zij ook bestáát: overal waar ik zoek om liefde te vinden - vind ik egoïsme.

Liefde tot de ouders, bestaat ze? O ja, ze bestaat, ze bestaat zeker, maar: bij de kleinste helft der vrouwen en waar zij bestaat gaat ze o, zoo zelden, boven de liefde tot het ‘eigen-ik’. Voorbeelden, ik heb ze, o, ik heb ze zoo vele. Eén zal ik er noemen. Een vriendin van mij, laatst, zeide tegen haar man: ‘Wij mogen nù wel eens, Zondag, Willem, bij Papa en Mama gaan eten, wij zijn er in geen dertien weken geweest, en ze hebben zoo graag dat we komen. Een andere uitnoodiging hebben we niet en dan behoeven we er ook in geen tijd weer een heelen dag heen.’

Arme oudjes! Zij waren nu tachtig jaar, ze stonden met het ééne been in het graf en hoe hadden zij waarschijnlijk wèl hun kinderen lief gehad!

Meer voorbeelden dringen zich aan mij op, maar ze aan te halen dunkt me overbodig: ieder toch weet uit eigen ervaring er zoo eindelooze vele!

 

Liefde tusschen broers en zusters? Zijn het niet de uitzonderingen die den regel bevestigen, de gevallen die wij kunnen aanhalen om te bewijzen dat zij wel bestaat?

Meestal toch zit deze liefde niet diep, is zij niet bereid tot opoffering, oordeelt zij niet met zachtheid, is zij dus den naam van liefde niet waard!

Broers en zusters, o, hoe vaak, hoe droevig vaak, zijn zij niet beminnelijk en bemind bij vreemden, maar liefdeloos, heel liefdeloos, en onverdraagzaam onder elkaar!

 

En in het algemeen in den huiselijken kring, in den omgang ook met ondergeschikten, is ‘liefde’ dat woord dat in lichtenden krans ons moest tegenstralen, steeds en overal, vèr te zoeken.

En het is zoo in-treurig te meer, omdat niet alleen ons eigen leven, maar ook dat van anderen zoo veel rijker, zooveel gelukkiger is, als wij weten lief te hebben!

 

Met al donkerder schaduwen valt de schemer neer, het laatste licht drijft weg uit mijn serre, maar ik blijf zitten gedoken in mijn stoel in het donker, verloren in mijn droevig gedenk.

Zwarte wolken drijven nu donker en dreigend langs het geel-grauwe grijs. Steeds meerdere doemen er op en duwen de andere voort, steeds voort, als joegen ze naar ergens een doel en meer nog doet zich nu de druk van buiten gevoelen, weemoediger worden nog mijn gedachten.

Ik was aan het denken over het ontbreken van liefde in het algemeen... over het ontbreken van liefde in het huwelijk denk ik nu!

O, het heeft zoo vaak mijn borst geschrijnd, ik heb het zoo dikwijls van binnen gevoeld met zoo hevige pijn, schaamte bijna, dat... ja, werkelijk dat wij vrouwen niet weten, zoo vaak, welke heilige band het huwelijk is, dat wij haar sluiten lichtzinnig zonder ons bewust te zijn, wat eigenlijk ‘Liefde’ is...

 

Wat is liefde?

Liefde is geschenk ons in goddelijke genade door de Goden gegeven!

Daar is niets heiligers, niets volmaakter schoon dan het gevoel: liefde.

Maar zoo vaak begrijpen wij ze niet. Wij denken, o, waarlijk wij denken - ik schaam mij zoo diep - dat liefde tusschen man en vrouw, is - verliefdheid en wij weten het niet, dat er bestaat een hoogere liefde, van de ziel, en dat die liefde is: toewijding, zachte, teedere, algeheele toewijding in vreugde èn in zorg, dat liefde is geven van het beste en innigste dat er in ons is, dat

[pagina 403]
[p. 403]

liefde egoïsme uitsluit en dus is zelfverloochening, zelfontzegging, desnoods, maar dan zelfontzegging in vreugde...

Wij weten verder niet dat liefde is dankbaarheid, moest zijn voor ons vrouwen dankbaarheid vooral!

Is niet de bestemming van de vrouw een huwelijk in liefde. O, niet is haar bestemming ‘een huwelijk’ zonder meer! die dat denken, dat zeggen, die vernederen ons zoo, die stellen ons hooger bewerktuigden gelijk met beesten! Een ‘huwelijk in liefde’, dat en dat alleen is de bestemming, kan en mag de bestemming, de roeping zijn van de beschaafde vrouw uit de 20e eeuw!

Is het niet de bestemming van de vrouw een huwelijk in liefde en moeten wij dan niet dankbaar zijn den man, die ons heeft begrepen, die ons heeft uitgekozen uit velen, den man die in ons vertrouwen schenkt en ons onze roeping in staat stelt te volgen? Moeten wij hem niet dankbaar zijn dat hij heeft weten te wekken onze liefde, het gevoel dat wij kunnen aankweeken tot hoog heilig gevoel dat voert tot geluk? Moeten wij hem daarvoor niet dankbaar zijn en dat toonen altijd en altijd weer door niet te verzuimen, o, nooit te verzuimen, en te willen aankweeken dat gevoel?

Ja, dat moeten wij, daarvoor zijn wij vrouw. Maar helaas, weer zoovele voorbeelden verdringen zich vóór mij, die mij zeggen dat de vrouwen, zoovele vrouwen, hun mannen niet dankbaar zijn, dat zoovele vrouwen geen vrouwen zijn!

Dankbaarheid is het toch immers niet de gemakkelijkheid, lichtzinnigheid vaak, waarmede zoovele vrouwen uitgeven het geld door haar mannen, dikwijls met veel inspanning, verdient?

Dankbaarheid noch liefde is het toch dat zij moeten stééds gaan naar de àllernieuwste mode gekleed, dat zij altijd maar meerdere eischen hebben en nooit zich tot taak stellen zuinig te zijn met het geld van haar man, of het geld van hun samen.

Ik zie het àlles om mij heen.

 

En dan hoe weinig, o, hoe treurig weinig vrouwen zijn er die haar mannen besparen de huiselijke onaangenaamheden, die zij als huisvrouwen noodzakelijk moeten ondervinden, en die zich bedenken dat haar mannen óók in hun werkkring hun onaangenaamheden reeds hebben, die zij moeten dragen?

Hoe weinig vrouwen, die als haar mannen thuiskomen, ze niet dàdelijk klagend of opgewonden vertellen, dat een meid zoo brutaal is geweest of de kinderen zoo ondeugend, en van hèm eischen dat hij de meid eens onder handen neemt of de kinderen bestraft?

En zij bedenken nooit, hoe dit gebrek aan liefde is tegenover haar man en hoe het gebrek aan liefde is dat zij zelven geen ontzag hebben bij haar dienstboden en bij haar kinderen!

 

Getuigt het verder van liefde der vrouwen, liefde tot haar echtgenoot, haar naaste bezit, dat zij zich door àndere mannen laten begeleiden naar de comedie, opera of concerten, als hij huiselijk is en daar niet zooveel van houdt, of wel niet gaan kan omdat hij te werken heeft? Zijn er vele vrouwen, die denken in liefde en dankbaarheid: mijn plaats is aan de zijde van mijn man, als hij thuis is, wil ik, kan ik mij niet elders amuseeren?

Zijn ze er, vrouwen, voor wie niets een genot is als zij niet zijn aan de zijde van haar man, zooals dit toch natuurlijk zijn zou?

Er zijn er haast gééne, en de schuld daarvan is... dat zij niet weten wat liefde is, dat zij er geen moeite voor doen liefde in haar hart aan te kweeken, noch liefde in het algemeen, noch dè liefde, voor haar mannen, haar hoogst-heilig bezit, maar daarin welig laten groeien het onkruid: de liefde tot het eigen-ik.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken