Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 22 (1908-1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 22
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 22Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 22

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.98 MB)

Scans (106.51 MB)

ebook (14.38 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 22

(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Gedachtenwisselingen.

I. Over de Hollandsche Zindelijkheid.

Nu dat er over 't algemeen meer gereisd wordt, en dus de verschillende landen met hunne, gewoonten meer en meer worden vergeleken - worden verscheiden Hollandsche gebruiken, Hollandsche eigenaardigheden besproken en dikwijls bespot door den buitenlander. Ook in Holland zelf gaan de oogen juist daardoor, meer en meer open en moet vooral de Hollandsche Zindelijkheid 't ontgelden.

Toch wil 't mij voorkomen, dat die spot dikwijls niet geheel gegrond is, voornamelijk op 't punt der H. Zindelijkheid - daar zulke eigenaardigheden meestal met 't klimaat samenhangen. Vergelijken we n.l. meer Zuidelijke landen met 't onze, dan kan 't wel niet anders of onze huizen, onze steden, onze dorpen, zien er heel anders uit. Waar de bewoner van 'n warmer klimaat z'n huis meer beschouwt als de plaats waar hij eet en drinkt en slaapt, maar voorts

[pagina 519]
[p. 519]

er liever niet komt om meer buiten te zijn - moeten wij onze huizen zóó inrichten, dat ons een gezellig, huiselijk verblijf geven, waarin verreweg 't grootste deel van den dag moeten zijn. Voor ons dus is 'n huis, bij onze koude, vochtige, mistige luchten, heel iets anders dan voor den bewoner van 'n land met zooveel beter klimaat begunstigd. Als vanzelf komt daardoor, dat wij, om onze huizen 'n gezellig en vooral 'n warm aanzien te geven, onze toevlucht nemen tot dikke tapijten, dito overgordijnen en portieren, die zeker groote stofnesten zijn, maar eenvoudig onontbeerlijk zijn hier. 't Zou heerlijk zijn als wij, zooals de Duitscher, de Franschman en de Italiaan, overal parquetvloeren konden hebben, geen of tenminste, dunne, kleine gordijntjes voor de heel kleine vensters, die ze dáár hebben. Dan zouden wij ook niet telkens en telkens de kamers behoeven te ‘doen’, dan zou er eenvoudig geen gelegenheid zijn zóóveel stof in huis te krijgen. 't Is dus dunkt me heel natuurlijk, dat wij, tengevolge van 't klimaat dus, meer moeten schoonmaken, dan onze buren.

Dat die ‘overdreven’ zindelijkheid zooals men 't vroeger aantrof, bespottelijk is, wie zal dat tegenspreken - maar vindt men die nu nog? Kwam dat vroeger niet door de groote afzondering waarin ze vroeger leefden? zoodat ze niet die gelegenheid hadden zich te ontwikkelen op ander gebied?

Zoo óók de weinige badgelegenheden die men in particuliere huizen aantreft; is dat ook niet toe te schrijven aan 't klimaat? 't Is geen wonder als men steeds door de felle zon beschenen, 't zoo benauwend warm heeft, dat men dan naar 'n bad verlangt en dan dagelijks 'n bad neemt. Maar indien, zooals bij ons, de warmte 't ons niet te benauwd maakt en we liever iets warms dan verfrisschends hebben, is 't dan wonder dat bij ons de behoefte niet zoo wordt gevoeld voor baden? 't Is dunkt mij veel onvergeeflijker, dat 't badhuis te Lausanne 's Zaterdags storm loopt, zóó dat men er tijden moet wachten om 'n beurt te kunnen krijgen, ('n bewijs dus dat dáár in alle particuliere huizen ook geen badgelegenheden zijn) dan dat hier nu nog huizen worden gebouwd zonder die gelegenheid. Ook dus een gevolg van 't klimaat. En wat wordt er niet overdreven door den buitenlander, die zich maar niet schijnt te kunnen voorstellen, dat, waar hij pruttelt over onzen regen en onzen mist, daar dus ook 'n andere leefwijze uit voortvloeit. Zoo las 'k eens 'n beschrijving van 'n Franschman, die aldus z'n beschrijving van 'n Zaterdagsche wandeling beschreef: 's morgens om 9 uur, overal straatschrobben, om 10 uur, weer overal straatschrobben, zóó tot 'k geloof 2 uur toe - waarom maakte hij op dien morgen dan ook 'n wandeling - gewoonlijk bevalt 't hem wel als hij op nette trottoirs loopt, maar als die éénmaal in de week worden gereinigd, dan drijft hij er den spot mee. Die treurig-vuile straten in 't buitenland overal zijn mij altijd 'n doorn in 't oog dan maar liever onze zindelijkheid. Neen, waar zóóveel gespot wordt, (en wel eens terecht) over ons land - daar moet men redelijk zijn en niet dingen, die met 't klimaat samenhangen, en daardoor moeilijk te veranderen zullen zijn, anders willen zien.

C.B.

II. Zou het mogelijk zijn?

Zou het mogelijk zijn dat Norma vaak denkende over, en zinnende op middelen tot bestrijding der tuberculose, werkelijk altijd weer tot de slotsom komt: ‘Geneeskundig onderzoek van staatswege is het eenige afdoend middel.? Mij komt het voor dat zij een conclusie aanvaardt zonder redeneering, en de menschenwereld wat al te letterlijk met een groote menagerie gelijkstelt.

Zelfs al zoude men alle bedenkingen, op grond van religie, van kieschen aard, en idealischtischen huwelijkszin, in elken mensch absent achten, zoodat zich uit moreel oogpunt niets verzette tegen de uitreiking van Certificaten van bevoegdheid tot voortplanting, dan nog zou er weinig van dien maatregel kunnen worden verwacht.

Het komt mij voor dat Norma zelf het materiaal aandraagt om dat te bewijzen. Na eerst de verliefdheid en kuswoede van een 18 jarig lijderesje te hebben veroordeeld, en andere gevallen te hebben gereleveerd waaruit inderdaad het verkeerde van zulke huwelijken blijkt, zegt Norma dat er wel eenige ontwikkelden zijn die zich uit vrijen wil het huwelijk ontzeggen wanneer zij zij zich ‘aangetast’ weten, doch zoo weinigen hebben de moed, en de wilskracht om hun natuurlijken aard met succes te onderdrukken.

Zou die wilskracht, die moed, die zelfbeheersching en die hoogheid van karakter vooral, nu op éénmaal zooveel grooter zijn wanneer de Staatskeurmeester zijn officieel ‘ongeschikt’ heeft uitgesproken. En waar dit niet waarschijnlijk is, zijn die afgewezenen dan wel terstond te herkennen zoodat iedere aanraking uitgesloten zal zijn? Men kan het afgekeurde fokdier toch niet altijd onder bewaking stellen, dus vrees ik dat het aantal huwelijken ingevolge dat Staatstoezicht zou afnemen, doch het aantal geboorten niet in gelijke mate. Ik zou dit achten, kwaad met kwaad te keer gaan. Norma zal toch niet naast den Keurmeester, een ander ambtenaar willen stellen die overtreding phijsisch onmogelijk maakt.

Alzoo ben ik met Norma volkomen doordrongen van het besef, dat het verwekken van kinderen door tuberculeuse ouders ongewenscht, en zelfs onverantwoordelijk is, doch het aangeprezen middel (ik praat natuurlijk als een kip zonder kop, zegt Norma) zal dunkt mij niet door een mensch met een kop, en een hart vooral, worden aanbevolen.

H.B.D.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken