Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 23 (1909-1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 23
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 23Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 23

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.37 MB)

Scans (108.74 MB)

ebook (8.49 MB)

XML (4.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 23

(1909-1910)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Driekoningen.

De Christelijke feestdagen zijn in de plaats getreden van de oude Germaansche. Driekoningen was de laatste dag, 6 Januari, van het langdurige feest der dertiennachten, 't Nieuwjaarsfeest, dat begon met den nacht vóór den 25sten December en dus eindigde met den 6 Januari, waarop tegenwoordig 't feest der Driekoningen valt. Nadat de Goden 13 weken lang hadden rondgezworven, trokken zij in deze 13 nachten meer geregeld van de eene plaats (dorp of stad) naar de andere. Dit gaf aanleiding tot de sage van het wilde heer, Wotesheer. De menschen lieten dan 's nachts de deuren open en 't avondeten op tafel staan als een offer aan de Goden. Bij enkele volken van den Germaanschen stam heet de Driekoningendag Groot-Nieuwjaar, als laatste en daarom voornaamste dag der Dertiennachten.

In Engeland heet de Driekoningendag thans nog Twelfthday (twaalfde dag); uit een ouden kalender (vermeld door Le Long, Reformatie van Amsterdam) blijkt dat hij eertijds in ons land Dertiendag of Dertiennacht genoemd werd, zooals tegenwoordig nog in sommige streken van Vlaanderen. 't Is de oude naam, dien de Germanen aan dezen laatsten, dertienden dag van 't feest der dertiennachten gaven.

De kerk maakte deze Dertiennachten tot Wijnachten (vergelijk het Duitsche Weinachten = ons Kertfeest); op de twee eerste nachten viel het feest van Christus' geboorte, 25 December, op den laatsten nacht werd het Driekoningenfeest, ter herinnering aan de vereering van Christus door de koningen (Zie 't N.T. en Ben Hur) en de openbaring van de geboorte van den Heiland aan de Heidenen. Dit feest wordt al vermeld in den eersten kalender (nog half Heidensch) van 't jaar 448; door 't vierde concilie in 541 te Orleans werd de algemeene viering voorgeschreven.

Volgens oude overleveringen regeerden de drie Wijzen als vorsten over de landen, waaruit zij gekomen waren om 't kindeke Jezus te aanbidden, om die reden werden ze de Drie-koningen genoemd. Ze stonden in hoog aanzien bij 't volk. Men geloofde dat alleen het bij-zich-dragen van hun namen Caspar, Mechior en Balthazar, op een plaatje, dat de vereering van Jezus door deze koningen voorstelde, met het bijschrift: ‘Sancti tres Reges Caspar, Melchoir, Balthasar, ora pro nobis, nunc et in hora mortis nostrae’ (Heilige drie koningen C., M., B., bidt voor ons nu en in 't uur van onzen dood) voldoende was om den drager te genezen van vallende ziekten, hoofdpijn en koortsen en te vrijwaren voor andere kwalen en ongelukken. De Kerk bestreed en veroordeelde telkens weer dit bijgeloof, maar tevergeefs, tot dit in de laatste paar eeuwen is uitgestorven.

Omdat eertijds de Driekoningendag de laatste was (der Weinachten, wijnachten) d.i. heilige nachten, was hij in 't bijzonder gewijd aan de vreugde. De Kerk stelde nu op dezen dag de verjaring van de Bruiloft van Cana. In de Germaansche landen at men op Driekoningen den boonenkoek en vierde het molenmalen of dansen om brandende kaarsen (die men koningskaarsjes noemde); dit heette ook wel kaarsjesspringen; ook werden koningsbrieven uitgedeeld.

Nog hebben bakkers in Frankrijk, Luxemburg, Luik en Namen de gewoonte hunne

[pagina 436]
[p. 436]

klanten op Driekoningen een brood te zenden met een zwarte boon er in gebakken. Dit brood wordt in stukken gesneden en 't jongste lid van 't gezelschap deelt die onder de aanwezigen rond. Wie de boon krijgt, is koning of koningin en kiest zich dan uit de feestvierenden een gemalin of gemaal. Ook worden er hofbeamten benoemd en dan gehoorzaamt het geheele gezelschap aan de bevelen des konings en brengt hem hulde door telkens als hij drinkt, te roepen: ‘de koning drinkt;’ straf wordt opgelegd aan hen, die in gebreke blijven. Deze straf bestaat in 't zwart maken; immers is volgens het volksgeloof, een der drie Wijzen zwart geweest. Dit verhoogde de pret (Misschien is Zwarte Piet, het gezelschapspelletje, hiervan wel afkomstig).

Op Zondag of Maandag na Driekoningen moest de Koning aan zijn onderdanen een feestje bereiden.

De boonenkoek wordt meestal Koningskoek genoemd. 't Is mogelijk dat hij ontleend is aan de Saturnalia, feesten van de Romeinen in de maand Januari. Gedurende de Saturnaliën stonden alle zaken stil, de scholen waren gesloten en alle onderscheid van rang was verdwenen, de slaaf stond gelijk met zijn meester (vergelijk hiermede 't feest op Kerstavond in Engeland, waaraan ook alle huisgenooten deelnemen en onder de mistletoe volkomen gelijkheid heerscht). Evenals de oude Grieken bij hun feesten en drinkgelagen door het lot een koning (basileus) kozen, die 't feest en de tafelorde regelde, zoo kozen ook de Romeinen hun magister convivii (heer der gasten, dus van 't feest) en noemden hem rex (= koning), meester van het drinken. Meestal werd deze keuze bepaald door het lot; wie de boon in zijn stuk koek vond, die vóór den maaltijd werd rondgedeeld, was koning. Om te zorgen dat alles eerlijk in zijn werk ging, zat onder de tafel een kind, dat Apollo voorstelde, op de wijze als waarop nu wordt omgestaan en gevraagd: voor wie(n) is 't stuk, dat ik nu in de hand heb? Men zei dan: ‘Phoebe domine,’ d.i. Heer Apollo. Dit wordt nog wel geroepen bij 't uitdeelen van den koningskoek in sommige streken van Frankrijk, natuurlijk zonder dat men weet wat het beteekent.

't Roepen: ‘de koning drinkt’, zou een herhaling zijn van den uitroep van de Wijzen, toen zij bij 't bezoek te Bethlehem, 't kindeke Jezus aan de borst zijner moeder zagen zuigen.

Oudtijds noemde men het kiezen der Overheid (Magistraat) ‘ter bonen gaen’, nog tegenwoordig stemt men met witte en zwarte boonen. ‘Zoo heet het ook: boontje komt om zijn loontje, om uit te drukken dat iedereen loon naar werk ontvangt’ (Ter Gouw); maar Verdam in zijn Geschiedenis der Nederlandsche taal verklaart het alzoo: boôtje (d.i. bodetje), de bode, brenger van een goede tijding, komt om zijn (bode)loontje). Volgens anderen is de boon echt Germaansch. 't Was onze voorouders verboden in de wij(heilige) dagen tusschen Kerstfeest en Dertiendag boonen te eten, die toen - de aardappel kwam eerst na 1500 - al mee 't hoofdvoedsel waren. Op Dertiendag nu kwam de boon uit den gewijden koek te voorschijn, men mocht weer boonen eten, als een geschenk der goden, een gelukkig voorteeken voor wien haar vond. Maar hoe het zij, de boon speelde een belangrijke rol, zij heette ‘de heilige boon’ en hoort men thans nog niet van ‘een heilig boontje’ gewagen? Zoo zou 't Eng. ‘boon’ = gave, gunst (er is nog een beanfeast) wel boon (Ned.) kunnen geweest zijn.

Van den boonenkoek werd ook aan de armen gegeven. In sommige gedeelten van Duitschland zamelen de arme menschen die stukken langs de huizen in onder 't zingen van een lied.

Verschillende opschriften bevattende stukken papier werden 's avonds van Driekoningendag aan 't gezelschap gepresenteerd om er een uit te trekken. ‘Die dan 't papiertje krijgen, waarop Koning of Koningin staat, gaan naast elkaar zitten en worden dien avond met groote statie gevierd. Die 't papiertje trekt, waarop kok staat, moet, wie 't ook zij, 't eten opbrengen. ‘Wie zottrekt, is verplicht de aanwezigen met allerlei potsen en kluchten te vermaken.

's Avonds voor en op Driekoningen trekken nog heden te Antwerpen kinderen uit de mindere klasse langs de straten onder 't roepen van:

 
Koningsbrieven en kroon en kroon
 
Koningsbrieven en kroon!

Zij venten dan een groot aantal van die brieven, waarmee de arbeiders dan dien avond samenkomen, om volgens aloud gebruik: ‘den koning te gaan trekken.’

In de Tuinstraat te Amsterdam werd niet vele jaren geleden de oude ‘trekbrief met de kroon’ met ouderwetsche letter en met houtsneeprentjes en rijmpjes gedrukt.

Men zegt, dat het dansen van de kinderen,

[pagina 437]
[p. 437]

om of 't springen over kaarsjes op Driekoningen in ons land (alleen nog maar) te zien is te Breda, Huissen en Maastricht. Deze koningskaarsjes hadden drie armen, de middelste was zwart geverfd en heette ‘het Moorken’ of ‘Melckert’ (Melchior). Men noemde ze in de Middeleeuwen ‘gebenedyde’ of ‘heylige keerskens’; want zij werden vooraf in de kerk door den priester gewijd.

Arme kinderen bedelden het geld kermisoortje voor de kaarsjes op met het liedje:

 
Een oortje om te vieren,
 
Dat gaat met goei manieren;
 
Schiet eens in uwen zak,
 
Dat gaat met goed gemak;
 
Eén dan, Mijnheer, éen oortje,
 
Om kermis te houden, als 't u blieft.

Bij 't springen om of over 't kaarsje zong men:

 
Drie koningen, drie koningen,
 
Koop mij een nieuwen hoed,
 
Mijn oude is versleten,
 
Moeder mag 't niet weten,
 
Vader heeft het geld
 
Op den rooster gesteld.

Of:

 
Keersken, keersken onder de been;
 
En al die daar niet over en kan,
 
En weet er niet van.

Voor de invoering van den nieuwen kalender (Gregoriaansche tijdrekening) was de Driekoningendag (Twelfthday) 't Kerstfeest, en zoo is het branden van die kaarsjes nog een overblijfsel wellicht van de Kerstmisvuren uit den voor-Christelijken tijd. Op 't platteland in Brittanië heet de Twelfthday nog: ‘Old-Christmidday’ (Oud-Kerstfeest) en springt men nog over de ‘koningskeerskens.’

In Limburg trekken kinderen, de Wijzen verbeeldende, op Driekoningen 's avonds van huis tot huis met het liedje:

 
Dry koningen met een sterre
 
Kwamen gerezen al van zo verre,
 
Zij riepen allen gelijk: Offeranden!
 
Laat wierook branden!
 
Zij riepen allen gelijk: vivat!

Onder begeleiding van 't een of ander muziekinstrument draait een van de kinderen een ster van bordpapier, waarin een lichtje vlamt, in 't rond. 't Is a.h.w. een flauwe herinnering aan de dramatische voorstellingen van de oude mysterien, weleer alom op Epìphaniën 21 Jan. gehouden.

 

C.G.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken