Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 23 (1909-1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 23
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 23Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 23

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.37 MB)

Scans (108.74 MB)

ebook (8.49 MB)

XML (4.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 23

(1909-1910)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Over Toilet en wat ermede in verband staat.
(Vervolg van No. 43).

II.

Naar mijn idee is een goed-gekleede vrouw een vrouw, die in de allereerste plaats het oog aangenaam aandoet en erin geslaagd is, dit effect te bereiken, zonder opvallendheid of exentriciteit in kleur, stof en snit van haar kleeding. Soms zal ze gedefinieerd worden als iemand, die zóó eenvoudig, weinig opvallend of in haar kleeding afwijkende is van andere vrouwen, dat niemand ze zelfs opmerkt. Deze definitie echter, is, naar mijn meening, niet juist, daar een werkelijk mooie japon door haar artistieken vorm of haar schoonheid van stof, wel degelijk de aandacht mag trekken.

Laat ons een voor een de factoren, waaruit het-zich-goed-kleeden bestaat, nagaan en trachten daardoor tot een oplossing te komen, die ons allen zal voldoen.

Niemand zal een vrouw als goed-gekleed beschouwen, die dit alleen maar oppervlakkig is. Een elegante japon en een mooie hoed over vuile of grove onderkleederen - al zijn die ook nog zoo vol kanten en strikjes - passen absoluut niet bij elkaar. Buitengewoon prachtige of kostbare stoffen voor boven- of onderkleeren zijn niet noodzakelijk, doch een zekere goede kwaliteit van stof, hoe eenvoudig ook bewerkt, onderscheidt de garderobe van een werkelijk goed-gekleede vrouw.

De garneering, die zij op japonnen of mantels aanbrengt, is een andere toetssteen. Het is een algemeene fout te veel garneering of ze zonder smaak of handigheid aan te brengen; de meeste naaisters en hare klanten hebben nog te leeren, dat een slaafsch volgen der mode in 't geheel niet met zich goed-weten-te-kleeden gelijk staat.

Iemand, die voor zich zelf een eenvoudige en flatteerende stijl van zich te kleeden heeft uitgevonden en dien getrouw van jaar tot jaar volgt, met een klein weinigje concessies aan de nieuwste mode, verkrijgt daardoor een distinctie en elegance, die niemand anders bezit en waartegen niets opweegt. Wij allen hebben wel de eene of andere kennis, die niet elke zes maanden haar kleeren laat veranderen - in 't voorjaar de veeren op haar hoed in de lucht laat verheffen, om ze in den herfst over de ooren te laten neerhangen, of die, vandaag haar dasje in den nek strikkende, het bijna als een zonde zou beschouwen, dit morgen niet van voren te dragen. Ze gaat rustig haar eigen gang en is nooit juist in of juist uit de mode. Het is voornamelijk toe te schrijven aan de rust, die haar keuze met zich brengt, door de afwezigheid van overlading of angstvalligheid om in de mode te zijn, dat zoo iemand, zonder bepaalde eigenaardigheden, een streeling voor 't oog is.

Een ander bewijs van zich-goed-weten-te kleeden is gelegen in de geschiktheid van de japon voor de gelegenheid. Een vrouw in een net fietspak is beter voor het rijwiel gekleed dan iemand in de mooiste Parijsche creatie.

[pagina 700]
[p. 700]

Keer de toestanden om, breng haar op een formeele plechtigheid en ze zal zeker slechtgekleed zijn. Een pleegzuster, van beroep of niet, in een katoenen japon en witte schort is beter gekleed voor een ziekenkamer dan de bezoekster, die verschijnt in kant en zijde. Een eenvoudige blouse en schoone linnen rok zijn eleganter 's morgens aan het strand of in de bergen dan een japonnetje van luchtige voile of zijde, hoe goed gemaakt en mooi op zich zelf ze ook mogen zijn.

Misschien zullen de meeste critici van vrouwenkleeding op één punt meer gelijk denken dan op welk ander ook. Zij zullen eenstemmig verklaren, dat de snit van een japon alles en dus onberispelijk moet zijn. We hebben deze uitspraak aanvaard als gevolg van de introductie der volmaakte ‘tailor-made’ rok en mantel; velen van ons voelen, dat de confectie-pakken het subtiele iets missen, dat wij ‘cachet’ noemen. Om volmaakt te zijn moet het onberispelijk geknipt en gepast zijn voor het figuur, dat het moet dragen; anders is het verstandiger het niet te nemen, daar de mooiste stof slechten snit niet kan goed maken. Niets kan echter vergeleken worden, indien goed-gemaakt, zoowel wat schoonheid als practisch nut betreft, met een ‘tailor-made’ pak. Het herinnert U niet meer, zooals in het begin, toen het pas uitkwam, op een aangename wijze aan heerenkleeding - vrouwen hebben er een vrouwelijk iets aan weten te geven, dat zij alleen weten aan te brengen. Geen japon, welke ook, die opweegt of zóó buitengewoon geschikt is voor straat, bezoeken afleggen of winkelen, voor reizen, in een rijtuig of te paard, die een vrouw, met een niet al te leelijk figuur zoo goed kleedt als dit eenvoudige en nuttige kleedingstuk. De afwezigheid van elke garneering vraagt in de eerste plaats een correctheid van lijn en daarna een uitstekende afwerking, die alleen een ‘first-class’ kleermaker kan verschaffen.

Een andere toetssteen voor smaak is gelegen in de kleuren, die ge kiest en samenvoegt. Er zijn bepaalde regels, waaraan de decorateur zich bij zijn werk te onderwerpen heeft, en de meeste artistieke naaisters passen deze wetten, die tot de Philosofie der Kleeding behooren, bewust of onbewust toe. Zij, die noch aangeboren noch door studie oog heeft voor kleuren, kan slechts haar toevlucht nemen tot de rustigste tinten, zelden of nooit twee in een costuum dooreenmengen en nog zeldener stof nemen waar veel kleuren, patronen of stippen op voorkomen, die met de tint van den ondergrond contrasteeren.

Nog één factor en ik zal eindigen. Niet alleen moet de japon of de stijl ervan geschikt zijn voor de gelegenheid, waar ze gedragen wordt, maar ze moet ook passen bij den leeftijd en de persoonlijke eigenaardigheden van de persoon, die haar draagt. We glimlachen ironisch, als we een dikke, waggelende, niet meer zeer jonge dame zien, gekleed in witte mouseline met roze strikjes, die passen bij een 16 jarige, en niet minder wanneer een grootmoeder op haar grijze haren een Gainsborough hoed met afhangende veeren zet, die haar kleindochter zou kunnen dragen. En als we niet glimlachen, is het uit medelijden, wanneer we oudere dames halsstarrig zien zweren bij het glad-naar-achteren geborstelde haar, dat het gezicht zoo oud en gevoelloos maakt; bij de japon, waaraan zelfs elk spoor van elegance ontbreekt, om niet te spreken van de geheele afwezigheid van garneering, en met niet den geringsten wensch om het beste te maken van wat haar door de natuur nog is overgelaten.

Wanneer ik nu het résumé van bovengenoemde regels in een paar woorden wil samenvatten, dan zullen die luiden:

Deugdelijkheid van materiaal. (Stof van goede kwaliteit is ten slotte het goedkoopste)

Eenvoud.

Netheid.

Onberispelijkheid van snit en afwerking.

Geschiktheid voor de gelegenheid.

Geschiktheid voor leeftijd en figuur.

Zooals wel te begrijpen is, heeft geld veel uit te staan met het succes der goed-gekleede vrouw, maar toch niet zooveel als men gewoonlijk wel denkt. Men beweert altijd, dat elke vrouw zich wel goed kan kleeden, als haar beurs maar groot genoeg is, om haar toe te staan een goeden kleermaker, hoedenmaker, schoen- en handschoenenmaker, en dergelijke te nemen; dit is niet geheel juist. De rijkste vrouw is ook bij haar kleeding afhankelijk van smaak, zoo niet van haar eigene, dan van dien harer naaister en van de voortreffelijkheid van dien smaak zal het afhangen of haar kleeding valt of staat.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken