Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 24 (1910-1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.02 MB)

Scans (109.51 MB)

ebook (7.65 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 24

(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Uit den ouden tijd.
door A.J. Servaas van Rooyen. Oud-Gemeente-archivaris.

XXXVII.
Nadere bijzonderheden over den moord op de de Witten.

Naar aanleiding van een opstel in het Leeskabinet van December 1888Ga naar voetnoot1) bood de Heer D.J. Cockuyt te Leiden aan het Haagsch Gemeente-museum ten geschenke aan de tong van Jan, en een teen van Cornelis de WittGa naar voetnoot2) in geprepareerden vorm.

Een achtkante zilveren tabaksdoosGa naar voetnoot3), met op het deksel gegraveerd de Gevangenpoort, en eene voorstelling van den gruwzamen moord op 20 Aug. 1672 op de gebroeders gepleegd, en van binnen in het deksel voorzien van een ivoren plaat, waarop hunne portretten en die van van Oldenbarneveld en van Hugo de Groot, was reeds sedert làng in het bezit van het Museum, maar er ontbraken aan de tong (het ‘Wonderlit’) en de teen welke daarin eertijds bewaard waren geworden, zooals een paar inliggende briefjes bewezen. 1o.

 
‘Dees doos bezit
 
Het Wonder lit
 
Van Jan de Witt, enz,

en 2o.

 
‘Aanschouwen wij dees dorre teen, is van den Ruwaerd afgesneeu’.

Deze ledematen nu waren in 't bezit gekomen van den vriendelijken schenker, en zij werden op de hoffelijkste wijze ter completeering aangeboden.

Geruimen tijd waren ze in het Gemeentemuseum tentoongesteld geweest, toen een meneer A.C. Loffelt zich daaraan ergerde, zooals aan zooveel; de couranten gingen er over praten, en in den Haagschen gemeenteraad van 23 October 1894 werd besloten om de expositie op te heffen.

Deze weinige regelen als inleiding tot het mededeelen van een paar gelijktijdige brieven over den moord, zooeven gepubliceerdGa naar voetnoot1).

Zij zijn zeer belangrijk. Vooreerst wijl er zeer weinig gelijktijdigs over dit droevig feit is te vinden, - het schijnt wel, dat ieder daaromtrent het stilzwijgen bewaarde, - maar ten andere, omdat in den tweeden brief uitvoerig geschreven wordt over het verdeelen en verhandelen van de ledematen der de Witten.

Tot juist begrip van de beide brieven dient de staatkundige denkwijze van de briefschrijvers bekend te zijn.

De inleider (zie 1e deel)Ga naar voetnoot2) schetst die als volgt: ‘Het ontbreekt in deze schrifturen niet aan bewondering en zeker ontzag voor het beleid, de schranderheid en het doorzicht van den Raad-Pensionaris, maar men zoekt ook niet te vergeefs naar menig schamper woord over zijne buitenlandsche staatkunde, zijne neiging naar Frankrijk, zijne achterstelling van den Prins en de sobere gunst waarin de Prinsgezinden bij hem stonden. Voor den Prins en zijn vorstelijk geslacht daarentegen klopt het hart bij de broeders Van der Goes warm; alle bijzonderheden hem betreffende, worden met ingenomenheid en geestdrift verteld, zijne kansen gewogen, zijne achterafstelling gehekeld, zijn beleid geprezen, zijn verstand geroemd, in zijn welslagen gejuicht, en al heeft Adriaen van der Goes geene woorden genoeg om den allerdroevigsten en smadelijken moord op den

[pagina 12]
[p. 12]

Raad-Pensionaris en den Ruwaard, het einde van de lang volgehouden worsteling, af te keuren, toch schemert daarin eene verklaarbare voldoening door, over de gunstige wending die de zaak van den Prins heeft genomen.’

De eerste der beide brieven is gedagteekend 22 Augustus 1672 door A. van der Goes geschreven uit den Haag.

Het is de 289e van de geheele briefwisseling, en de korte inhoud is vooraf vermeld: Oproer te Delft. Moord van de gebroeders De Witt. Gezantschap in Engeland terug. Vrees voor eene landing der Engelschen in Zeeland of Vlaanderen. Griffier Fagel benoemd tot Raad-Pensionaris. Oproer te Rotterdam. De Koning van Frankrijk haalt allerlei vreemd volk in zijn leger.

Slechts de twee eerste punten schrijven we af.

‘Soo als myne laetste van den 18n deser ontrent den 19n smorgens afreedt, was ick naer myne vaderlycke stadt [Delft] gevaeren om te haelen eenige vaten, waervan in den brieff die UE daer gesien hebt, om deselve te leveren volgens de resolutie, maer daer comende, was daer in de stadt zoo groote commotie ende oproer, dat geen tyt was van die dingen iets te doen, veel min die te transporteeren. Die vier compagnien borgeren wierden in allerhaest in de wapenen gebracht, om te beletten het uytplonderen van seecker huys, staende niet verde van dat van de Oost-Indische camer. D'occassie van die commotie was, dat geseyt wiert, dat verraet was ontdekt, ende in de herberge daer ontrent stadtspoort gevonden waren wel 60 musquetten, waervan eenige noch met twee cogels geladen sijn bevonden; de vrouw van [de] herberge ontkende, sulcx in haer huys te hebben, en wierden effectivelyck daeruyt gehaelt, en waeren de wapenen, die gegeven waeren aen een capiteyn die daer gerecruteert hadde, en onder deselve eenige weynige die, uyt Doesburch gecomen synde, noch waeren geladen gebleven. Den Commissaris, die de wapenen gelevert hadde voor soodanigen Capiteyn, waerdoor hij voor den verrader wiert gehouden, en vielen dat huys seer furieus aen; hy met syn broeder en de knecht, defendeerden met het goeyen van steenen, schieten van pistolen en carabyn off snaphaen dapper uyt de bovenvensters, soodat het huys van vooren niet incomen conden; hadden een vrouw, die de kelder meende in te comen, met een steen soo getroffen, dat de kelderdoor nederviel, waerdoor meer verbittert wert, liepen naer de vest, clommen de gelinten over en raecten van achteren op het erff, alwaer al eenige burgers waeren, en het huys niet te min indrongen, en plonderden al hetgeen beneden voor de handt was; ondertusschen quaemen de andere compagnien oock aen, besetten het huys van vooren en van achteren, daertegens het graeuw soo hards met steenen wierp, dat moesten wijcken, en quetsten eenige borgers, waerop ordre gegeven wiert, eenige van de voornaeme naer de cop te schieten, en troffen een soo wel, dat het heel beckeneel affging en boven in een boom aen het haer bleeff hangen; dat maeckte geen schrick, maer drongen des te harder aen, soodat genootsaeckt wierden noch te schieten, en troffen een door den hals, een vrouw door de schoerGa naar voetnoot1) en noch een jongen van 16 à 18 jaeren door de dye, dat alle drie neder vielen; dat dede doen het invallen steuyten, doch maer verwachtende het secours, dat met den dach Van Sluys en Vlaerdingen ontboden hadden, maer die seyden dat sy niet wilden comen om plonderen off iemand overlast doen, maer soo het was om de goede saeck en 't welvaert vant Vaderland, dat sy dan wederom met haere wapenen souden comen, gelyck sy voor desen de stat hadden bemachtigt sonder iemant te beschadigen, en ondertusschen hadden haer dode ende drie gequetste thuys gedragen. Den heelen hoop riep: sal men tegens burgers met scharp schieten, en dachten niet dat men borgershuysen niet hoorden te plonderen. Daer wert aen de andere syde van de stadt geseyt, dat wel dertich doot waeren ende als het secours soude gecomen syn, dat dan dat bloet wilden vreecken, maer om de verhaelde reden viel daer niet van; seyden oock, daerbyGa naar voetnoot2), dat des anderdaegs den Haegh wilden schoonmaecken, daer voor, om hetgeene nu volcht, geen ongefondeerde vreese was, want den barbier (Tichelaar)Ga naar voetnoot3) die den Ruwart (Corn. d. W.) hadde beschuldigt, geseyt hebbende, dat denselven Ruwart maer daegs te voren slappelijck was gepynicht, was losgelaeten en seijde onder het volck, dat syn beschuldinge waerachtich was; daer wierden hem van de sotte wijven de handen gekust,

[pagina 13]
[p. 13]

omdat hij door zijn aenbrengen de Prins van de seeckere doot verlost hadde. De sententie van dito Ruwaert wierdt op de poort gepubliceert; hielt in verval van syne ampten ende voorts bannissement uyt Hollandt, op pene van swaerder straffe soo immermeer binnen quam. Daernaer, ontrent half elven, was den ouden Reecken-Mr. by syn soon geweest, die sonder eenich beleth in- ende uyt was gegaen door de schiltwachten, daernaer quamp den gewesen Raedpensionaris met de coets om syn broeder uyt te halen en drough hem heel superbe tegens de burgerwacht ende canaelie die om syn lyff drongen, daerdoor seer geoffenseert waeren; haelde syn broeder aff om daermede uyt te gaen, maer een van de burgerwachten willende op hem losbranden viel de lont van de haen en daerop retireerden binnen en slooten de deur; daerop doen soo grooten volck vergaderde, dat de Heeren Staten de Magistraet ordonneerden, alle borgeren in de wapenen te doen comen, sooals sy oock die vier compagnieën ruiters hadden gelast, ende dat, omdat de Heeren van Delft seyden dat vreesden dat het graeuw van haere stadt, met die van Sluys ende andere dorpen, dat men wel op 10 à 12 M. begroote, souden affeomen. Daerom wierden de ruyters op de Ryswicxe, Westerbeecksche Weg en het Bosch geposteert; eene bleeff op het Hoff. De borgers bleven op de Plaets, Buytenhoff en Vyverberch staen; dat duyrde soo tot vyff uyren. Des middags was by de Heeren een expresse aen syn Hoogheyt affgesonden, dat met een goet gedeelte ruyters soude aff brengen, die maer ontrent vyff uyren die post conde hebben; en was wel goet dat niet en quam maer naerder tijdingh in wachtte; sondt een expresse die naer middernacht hier quam. Ten vyff uyre dan, de borgers onpatientich werdende door 't wachten, off dat de tyd van de tragedie nu omgecomen was, schooten op de poort meer dan twintich schooten, soodat wel het slot affsprong, maer tot de grendels en wisten geen raet. Een smidt hadde een voorhamer gehaelt; de Staten hadden de compagnie ruyters gelast aan te naderen, om het forceeren van de poort te beletten, maer de burgers velden de piecken en stelden de musquetten achter, en seyden dat soo een voet naderden, dat dan de salve op haer souden lossen, daerop halte hielen en slougen terwylen de po(o)rt op, haelden den Ruwart ende syn broeder uyt, en dreven die voort naert schavot, doch als gecomen waeren ontrent daer den Raet-Pensionaris voor desen was geaggresseert sloug een burger den Ruwart met de colff van het musquet op de cop, [zoo] dat [hij] viel; den Raet-Pensionaris omsiende, creegh een slag met een helbaert dat sneuvelde, en stooten die voorts beyde met de trompen op het lyf; den Ruwart socht op te staen, de burgers stelden haer in een ring, en schooten de leggende door het hooft ende lyff meer dan 20 cogels.

(Wordt vervolgd.)

voetnoot1)
Het Haagsch Gemeentemuseum IV; De oude Burgemeesterskamer
voetnoot2)
No. 368
voetnoot3)
No 367.
voetnoot1)
In ‘Briefwisseling tusschen de Gebroeders van der Goes’ (1659-1673), uitgegeven door C.J. Gonnet 2e deel, 1909.
voetnoot2)
Bl. XXXVI en XXXVII.
voetnoot1)
Schouder.
voetnoot2)
Hoewel eigenlijk hier eerst wordt aangevangen met het mededeelen van de zaak der De Witten houdt het voorafgaande toch eenigszins er mede verband.
voetnoot3)
Over hem vindt men 't een ander op de bladz. 388, 397 en 401.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • A.J. Servaas van Rooijen

  • over Cornelis de Witt

  • over Johan de Witt

  • over Adriaen van der Goes

  • over Martinus van der Goes

  • over Willem van der Goes


datums

  • december 1888

  • 20 augustus 1672

  • 22 augustus 1672

  • 23 oktober 1894