Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 24 (1910-1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.02 MB)

Scans (109.51 MB)

ebook (7.65 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 24

(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Hoofdartikel
Madame Blavatsky
Hoogepriesteres van Isis.

In het jaar 1874 werd Kolonel Henry S. Olcott, speciaal verslaggever van de ‘New York Graphic’ uitgezonden om de beweerde spiritistische wonderen, die in de Familie Eddy in Chittenden, (Vermont) voorvielen, te onderzoeken. De persoon in questie was geen naïeve, baardelooze groen, die zijn sporen in den levensstrijd nog moest verdienen, maar iemand, volkomen op de hoogte van de listen en lagen der wereld. Hij had een interessante en afwisselende loopbaan achter den rug; hij had in het leger gedurende den burgeroorlog gediend, daarna een hooge positie aan het Departement van Oorlog en Marine bekleed, tot aan zijn ontslagneming in 1866, was toen advocaat in New York en ten slotte reporter aan een courant geworden.

Niettegenstaande al deze ervaringen - als soldaat, advocaat en journalist - vond hij zijn Waterloo in Chittenden, waar hij zijn gezond verstand en kennis ten offer bracht

[pagina 210]
[p. 210]

op het altaar van bijgeloof en lichtgeloovigheid. De gebroeders Eddy, ruwe, zonderlinge boeren, die achter een eenvoudig uiterlijk groote slimheid en listigheid verborgen, waren hem de baas. De plaats waar de geesten werden opgeroepen, was een groot vertrek boven de eetkamer van de ouderwetsche behuizinge. Een donkere kast, met een ruwe wollen deken afgesloten, was het geheimzinnige kabinetje, waaruit de geesten van de dooden te voorschijn kwamen om gesprekken te houden met de met ontzag vervulde toeschouwers, die van heinde en ver gekomen waren om getuige van de wonderen te zijn. Olcott voltooide verder zijn noodlot in den vorm van een Russische theosofe, die daar gekomen was om kennis te maken met de Amerikaansche geesten-bezweerders.

Maar laat mij de woorden van den journalist liever zelf aanhalen:

‘Mijn aandacht werd het eerst getrokken door een scharlakenroode rok à la Garibaldi, die zij droeg en die in levendig contrast met de sombere kleuren rondom ons was en door een dikken blonden haardos, die nauwelijks tot de schouders reikte en van haar hoofd afstond, zijdeachtig, zacht en golvend als de vacht van een schaap. Dit haar en de roode rok waren de bijzonderheden, waarop mijn oog viel, lang voordat ik haar gelaatstrekken in mij opnam. Zij had een massief gelaat, dat, door den indruk van macht, beschaving en heerschzuchtigheid, even vreemd contrasteerde met de alledaagsche gezichten als haar roode kleed met de grijze en witte kleuren van den muur en de sombere costumes van de rust der gasten.

Kolonel Olcott maakte kennis met dit eigenaardige type! zij deelde hem mede dat zij Madame Hélène Petrovna Hahn-Hahn Blavatsky heette, die afwisselend in Rusland, Engeland, Indie en Egypte woonde en een cosmopoliete onder de cosmopolieten was. De oudere journalist wikkelde haar in een gesprek en vond in haar niet alleen een geloovige in spiritistische verschijnselen, maar ook een medium. Zij sprak zeer verstandig over ‘'t astrale gebied’, over Fransch en Engelsch spiritisme en fascineerde Olcott door 't ophalen van vele buitenlandsche reisherinneringen. Weinig vermoedde hij op dat oogenblik dat zij zich ontwikkelen zou tot de grootste profetes der eeuw, de stichtster in het Oosten van een nieuwen godsdienstigen eeredienst, de moderne priesteres van Isis, en hij, de prozaische couranten reporter tot haar medewerker en Grootpriester van de Mysterien, tot den grootsten en ijverigsten exponent van haar systeem over theosofie en spriritisme. Het was misschien Karma-Kismet of hoe gij het noemen wilt. In elk geval een vreemde, zonderlinge vriendschap!

Madame Blavatsky werd geboren in Ekaterinoslav, in Rusland, in 1831. Zij was de dochter van Kolonel Peter Hahn, en kleindochter van Generaal Alexis Hahn von Rallenstern Hahn (een adelijke familie uit Mecklenburg, die zich in Rusland gevestigd had). Haar moeder was Hélène Fadeef, dochter van Andrew Fadeef en de prinses Dolgouriki. Op 17-jarigen leeftijd huwde zij Nicephore Blavatsky, een Staatsraad, dien zij placht te noemen: ‘de gepluimde Raaf’. Hij was oud en rheumatisch en 43 jaar ouder dan zij. Het huwelijk was niet gelukkig en de echtgenooten scheidden na drie maanden, met wederzijdsch goedvinden. Madame Blavatsky begon toen haar buitengewone loopbaan als volbrengster van wonderen, als globe-trotter en chevalière d' industrie. Sinnett, schrijver van vele werken over theosofie, schreef een levensbeschrijving over de Russische avonturierster, die zoo vol wonderverhalen en mysterien en Münchhausenachtige effecten is, dat men daar maar weinig geloof aan kan slaan. In Indie werd zij beschuldigd een spion te zijn in dienst van het Russische Gouvernement en door de Engelsche autoriteiten met wantrouwen aangezien: In het jaar 1870 bezocht ze Egypte in gezelschap van een zekere Gravin K- die veel omging met mediums, magnetiseurs en dergelijke.

In Cairo trachtte zij een spiritistische club te vormen, maar zonder veel succes. Haar levensbeschrijver verhaalt dat ze een nacht doorbracht in het binnenste van de Groote Pyramide van Gizeh, rustende in de steenen doodkist die eens de mummie van een Pharao bevatte. Men vertelt dat de politie in Cairo haar verzocht ‘te verdwijnen’ en dat zij in groote haast vertrok uit het land der Piramiden. Verscheidene malen dook zij weer in Rusland op na haar reizen naar 't Oosten, eens in een somber kasteel in Tiflis, de residentie van een familielid, Prins - waar zij séances hield gedurende de lange winteravonden en de gasten een doodelijken schrik aanjoeg. Daarna ging zij naar de Vereenigde Staten, uit welken tijd haar theosofische loopbaan dateert.

Madame Blavatsky is het meest bekend over de geheele wereld als de exponente

[pagina 211]
[p. 211]

van moderne theosofie - een culte, die nu zijn aanhangers bij duizenden telt.

Van al de psychische verschijnselen uit den lateren tijd is theosofie wel de belangrijkste. Zij staat op een hooger metaphysisch peil dan het spiritisme en is grootendeels door het Oosten geinspireerd geworden. Wij verwachten van het Oosten, het mysterieuse Oosten met zijn bijgeloovigheden, met zijn wonderen en paradoxen, waar de meest naïeve afgodsdienst en een metaphysica van buitengewone fijnheid, hand aan hand gaan, licht, maar wanneer het op geestelijke verlichting aankomt, vinden wij helaas, veel dat duister is.

Laat ons voor een oogenblik afdwalen om te vragen ‘Wat is theosofie?’ Het woord theosofie beteekent ‘goddelijke kennis’. ‘Het is niet,’ zegt een interessant schrijver over het onderwerp, ‘een uitvloeisel van het Boeddhisme, ofschoon vele Boeddhisten in haar leerstellingen er de weerspiegeling van zien; zij stelt zich ten doel haar volgelingen de geheime of innerlijke geestelijke meening van de groote godsdienstige predikers van de wereld te geven. Zij predikt herhaalde reïncarnatie of wedergeboorte der ziel op de aarde, totdat die geheel en al gezuiverd van alle kwaad, geschikt is om terug te gaan in goddelijkheid, waaruit zij ontstond, daarbij ingaande het Nirwana of een toestand van onbewustheid. Niet weinig theosofen beweren dat Nirwana geen toestand van onbewustheid maar juist het tegendeel, een toestand van de meest intense bewustheid is.

Madame Blavatsky beweerde dat er in Thibet een broederschap bestaat wier leden een macht hebben verworven over de natuur, die hen in staat stelt wonderen te verrichten, die buiten het bereik van den gewonen mensch liggen. Zij verklaarde zichzelf een discipel van deze ingewijden en Mahatmas, die in staat waren geesten van zich zelf te doen verschijnen op plaatsen waar hun lichamen niet waren, geesten die niet allen verschenen maar spraken met de personen die zij bezochten en alles opmerkten wat er rondom hen gebeurde. Dit noemde zij de projectie van den astralen vorm. Zij beweerde niet de stichtster van een nieuw godsdienstig geloof te zijn, maar eenvoudig de oproepster van een geloof dat in het Oosten gedurende eeuwen gesluimerd heeft en verklaarde zichzelf de boodschapster van deze belijdenis aan de spottende en ongeloovige menschheid.

Niets in deze practische en nuchtere wereld kan doorgevoerd worden zonder samenwerking. Theosofie zou tot geen resultaat geleid hebben ware zij niet geexploiteerd geworden door de Theosofische Vereeniging, een Vereeniging die het licht zag in New York den 30 sten October 1875. Madame Blavatsky wordt gewoonlijk door haar volgelingen als de stichtster beschouwd, maar er bestaat gewettigde twijfel op dat punt. Oorspronkelijk stelde de club zich ten doel het maken van psychische studies, en niet het propaganda maken voor een nieuwen eeredienst.

Een lezing, gegeven door een zekeren George H. Felt, in New York, voor een uitgelezen gezelschap van geestenzieners, leidde toen tot de stichting van de Theosofische Vereeniging. De term Theosofie was uitdrukkelijk gekozen naar de beteekenis die aan dat woord gegeven wordt in Webster's Dictionnaire: ‘Any system of philosophy or mysticism which proposes to attain intercourse with God and superior spirits, and consequent superhuman knowledge, bij physical processes, as by the theurgic operations of some ancient Platonists, or bij the chemical processes of the German fir fire-philosophers.’ Vandaar dat de eerste zin van de origineele inleiding van de Theosofische Vereeniging luidt: ‘The title of the Theosophical Society explains the objects and desires of its founders; they seek to obtain knowledge of the nature and attributes of the Supreme Power and of the higher spirits by the aid af physical processes.’

In deze Vereeniging drong Madame Blavatsky zich spoedig in de voorste gelederen en al gauw deden vreemde verhalen de ronde over de mysterieuse verschijning van een Hindoesch ingewijde in zijn astraal lichaam in het hoofdkwartier van de club in 47 th Street. Men vertelde dat het de geest was van een zekeren Mahatma Koot Hoomi, die achterliet als een herinnering aan zijn tegenwoordigheid, een tulband, die bij alle gelegenheden door Blavatsky's ondernemenden medewerker en Hoogepriester van de Mysterien, Kolonel Olcott, vertoond werd.

Nadat de Vereeniging goed en wel in Amerika gevestigd was, ging de moderne Priesteres van Isis met haar medewerker, Kolonel Olcott, naar Indie, naar het land der Heilige Boeken, klaarblijkelijk om de wonderen daar te bestudeeren. Eerst ging zij naar Bombay, daarna naar Madras en ten slotte naar Adyar. Een vervallen Oost-Indische bungalow werd als hoofdkwartier van de theosofische Vereeniging ingericht en

[pagina 212]
[p. 212]

een zekere Mr. en Mrs. Couloumb werden als bibliothecaris en assisten t-secretaris-correspondent aangesteld. Een der vertrekken van de bungalow werd ingericht als geheim cabinetje of seance-vertrek met een kast tegen den muur, bekend als het ‘heiligdom’. In dit ‘heiligdom’ werden brieven ontvangen van de Mahatmas en astrale verschijningen van ingewijden in 't vertrek en rondom het gebouwtje gezien. Het nieuws ging als een loopend vuurtje rond en van alle kanten stroomden de theosofen toe, zelfs geboren Hindoe's en Boeddhisten verwaarloosden hun tempels voor het heilige vertrek. Aan de echtheid der verschijningen werd niet getwijfeld, totdat Madame Blavatsky ruzie kreeg met de Couloumbs, die gedurende haar afwezigheid in Europa met algemeene stemmen der Vereeniging, in 1884, hun ontslag kregen. Uit wraak publiceerden zij gedeelten van brieven, (die zij beweerden aan hen geschreven te zijn door de hoogepriesteres) in ‘het Madras Christian College Magazine’. Uit deze brieven, (als ze echt zijn tenminste) blijkt, dat Madame Blavatsky valschelijk merkwaardige wonderen liet verrichten. De Londonsche Club voor Psychisch Onderzoek zond Dr. Richard Hodson naar Indie om de zaak grondig te onderzoeken en rapport uit te brengen over de wonderen die in de Bungalow geschiedden. Zijn rapport, gepubliceerd in 1885, is zeer uitgebreid en pijnlijk. Na het gelezen te hebben kan geen normaal mensch twijfelen aan de waarheid van zijn beweringen, n.l. dat goochelarij en bedrog gepleegd werden om te volbrengen het z.g. onzichtbaar overbrengen van voorwerpen en brieven, het ‘werpen’ van handschriften en teekeningen op te voren blanco papier, het verschijnen van astrale lichamen enz. enz.

Dr. Hodson somt het geval op als volgt:

1. Zij (Madame Blavatsky) is betrokken in een lang bestaan hebbende Vereeniging van personen om op geheimzinnige wijze te verrichten een serie van schijnbare wonderen, ter instandhouding van de theosofische beweging.

2. Dat het ‘heiligdom’ in Adyar, waarin brieven, die heetten te komen van Mahatmas, werden ontvangen, was zoodanig ingericht, dat brieven en anderen voorwerpen door een schuivend paneel aan den achterkant binnen konden komen.

3. Dat er ten slotte een zeer sterk algemeen vermoeden bestaat dat al de wonderverhalen, in 't leven geroepen om getuigenis te geven van het bestaan van Mahatmas, - niet anders zijn uit te leggen dan als opzettelijk bedrog gepleegd door of op aanraden van Madame Blavatsky, of als onbewuste onjuiste voorstellingen en uitleggingen van de zijde der getuigen.’

Gezeten in een Londonsche salon, gewoonlijk haar eigene, wilde Madame Blavatsky hert haaldelijk haar geliefkoosde kunstgreep van het werpen van brieven uitvoeren. Iemand gaf b.v. den wensch te kennen op sommige vragen antwoord te hebben van een Mahatma.

‘Aanschouw’, riep de sybille dan uit, ‘de Meesters komen te hulp.’ Plotseling viel een geheimzinnig couvert, bedekt met vreemde letters, schijnbaar van den zolder of werd gevonden in de een of andere dichtbij zijnde plaats. De enveloppe open makende, vond men een brief van een Oostersch ingewijde die de vragen beantwoordde. Een bondgenoot natuurlijk, die den brief zond. Dank zij haar opmerkelijk converseervermogen was Madame Blavatsky in staat de menschen handig er toe te leiden vragen te doen die met het Mahatma antwoord overeenstemden.

- Een aantal boeken zijn geschreven over Madame Blavatsky en haar theosofie maar geen enkel beter en interessanter dan dat van den Russischen journalist en literator Vsevolod S. Solovyoff, die in 1884 in Parijs was om de theosofie te bestudeeren en daart over verslagen te schrijven. Op zekeren dag las hij in de ‘Matin’ dat Madame Blavatsky in Parijs gearriveerd was. Met een introductiebrief van een vriend uit St. Petersburg bezocht hij de priesteres in haar verblijf in de Rue Notre Dame des Champs - een lange armoedige straat op den linkeroever van de Seine. Hij zegt: ‘Ik klom een zeer, zeer donkere trap op, schelde, en een slordige persoon met een Oostersch tulband op liet me in een donker vertrekje. Op mijn vraag of Madame Blavatsky me ontvangen wilde, antwoordde de slonzige - persoon met een ‘Monsieur’ en verdween met mijn kaartje, terwijl ik achtergelaten werd om te wachten in een klein, laag kamertje, armoedig en onvoldoende gemeubeld. Ik behoefde niet lang te wachten. De deur werd geopend en zij stond voor mij, een nog al groote persoon, die den indruk maakte klein te zijn wegens haar buitengewone dikte. Haar groot hoofd leek nog grooter van wege haar dik en zeer licht haar, met een nauwelijks merkbaar grijs doorspikkeld en een beetje krullend uit natuur,

[pagina 213]
[p. 213]

waarvan ik mij naderhand overtuigde.

..... Ik merkte op, dat ze zeer vreemd gekleed was, in een soort van zwarte zak en dat al haar vingers van haar kleine, zachte en met spitse toppen en lange nagels voorziene handen, bedekt waren met groote juweelen ringen.’

Tot zoo ver de penteekening van den journalist. Madame Blavatsky ontving haar landgenoot op de hartelijkste wijze. Zij verzocht hem mee te gaan naar de Theosofische Vereeniging en bewerkstelligde voor hem het astrale bel-wonder. Zij verontschuldigde zich een oogenblikje om de eene of andere huishoudelijke bezigheīd te verrichten en bij haar terugkomst in de kamer gebeurde het wonder. Nu zegt de journalist: ‘Ze maakte een soort van zwaai met haar hand, stak die omhoog en plotseling hoorde ik duidelijk, heel duidelijk, een zeer melodieus geluid van een klein zilveren belletje, als het geluid van een harp.’

‘Wat beteekent dit?’ vroeg ik.

‘Dat beteekent dat mijn Meester hier is, ofschoon U en ik hem niet kunnen zien. Hij vertelt mij dat ik U kan vertrouwen en voor U doen moet wat ik kan. Vous êtes sous sa protection, van nu af aan en voor altijd.’

Solovyoff was niet overtuigd van de echtheid van het phenomeen, maar zei niets. Hij stelde zich zelf alleen deze vraag: ‘Waarom werd het geluid van het zilveren belletje niet dadelijk gehoord, maar pas nadat zij de kamer verlaten had en weer terugkwam?’

Hij ging mee naar de Vereeniging en hield zijn oogen open. Madame Blavatsky stelde hem voor aan den Hoogepriester Olcott, die hem den tulband toonde die achtergebleven was in het hoofdkwartier in New York door Mahatma Koot Hoomi.

In Augustus 1885 bezocht hij Madame Blavatsky in Wurzburg, Duitschland. Het was na de Coloumb-geschiedenis en was ziek naar lichaam en ziel. Een kleine Hindoesche jongen, Bavaji, was haar eenige bediende.

 

‘Elken dag,’ schrijft Solovyoff, ‘als ik haar opzocht, trachtte zij mij een gunst te bewijzen in den vorm van een klein wonder, maar zij slaagde er nooit in. Zoo hoorde ik op zekeren dag haar vermaard zilveren belletje toen er plotseling iets naast haar op den grond viel. Ik vloog er op af om het op te rapen en hield in mijn handen een klein stukje zilver, mooi bewerkt en vreemd van vorm. Helena Petrovna verschoot van kleur en greep het voorwerp uit mijn handen. Ik hoestte veelbeteekend en wendde 't gesprek af met onverschillige onderwerpen.

Op een anderen dag sprak hij met haar over ‘De Theosoof,’ toen zij den naam Subba Rao, een Hindoe, noemde, die den ‘hoogsten graad van kennis’ bereikt had. Zij verzocht den journalist een la in haar schrijftafel te openen en er een photografie van den ingewijde uit te nemen.

‘Ik opende de la,’ zegt Solovyoff, ‘vond de foto en overhandigde die haar - tegelijk met een paket Chineesche enveloppen, die mij welbekend waren. Ze waren dezelfde waarin de ‘uitverkorenen’ plachten te ontvangen de brieven van de Mahatmas Morya en Koot Moomi.

‘Kijk daar eens naar, Helena Petrovna. Ik zou U raden dit paket van de Meester's enveloppen verder weg te stoppen. U bent zoo vreeselijk afgetrokken en zorgeloos.’ Vreeselijk was de woede van de Hoogepriesteres van Isis, dat ze ontmaskerd werd. Solovyoff verklaart dat hij toen handig haar een biecht ontlokte. Ze zei: ‘wat moet iemand doen wanneer hij om menschen te regeeren, zijn toevlucht wel tot bedrog moet nemen?’ Zij smeekte hem haar medewerker te worden en de wereld verbaasd te doen staan. Hij weigerde - Toen, na herhaalde ontkenningen van bedrog, schreef ze hem, volgens zijn bewerking, een volledige bekentenis van haar menigvuldige bedriegerijen, die ze later ontkende en voor valschheid in geschrifte verklaarde. Verzinsel of niet, de Parijsche theosofen geloofden het en hun ijver verflauwde aanmerkelijk.

Spoedig daarna ging de groote theosofe, even onvermoeid als altijd, naar Engeland en be-bekeerde Annie Besant, de socialiste, schrijfster en atheiste. Ten slotte kwam het einde. De Hoogepriesteres gaf den geest in Londen 8 Mei 1891. Haar lichaam werd verbrand en de asch verdeeld in drie gelijke porties, waarvan een werd gezonden naar Adyar, in Indie, een naar New York en de derde bleef in Londen. In den muur van het theosofische hoofdkwartier in New York werd haar asch in een bronzen urn in een marmeren nis geplaatst.

En zoo eindigde het leven van de beroemde profetes van Isis. Green vrouw had ooit hechter vrienden maar ook geene had meer dood-vijanden. Voor haar volgelingen was

[pagina 214]
[p. 214]

zij de grootste bewerkster van wonderen sinds den dood van Christus. Eens per jaar vieren zij den jaardag van haar dood. De dag is genoemd Lotusdag. Waarom, weet ik niet. De lotus is in het Oosten het symbool van reinheid, doch typeert tevens de leer van den voortdurenden kringloop van ons bestaan.

Wij mogen nu de vraag stellen: Bezat Madame Blavatsky werkelijk eenige geheime krachten of was zij eenvoudig een goochelaarster met een goed van buiten geleerd repertoire van handige trucs? De wonderen zooals het astrale belletje, het antwoorden op verzegelde brieven zijn welbekende feiten van elken goochelaar of elk medium. Zij zijn niet afhankelijk van de uitoefening van psychische machten, maar worden veroorzaakt door handigheid. Echter na alles ben ik van meening, dat zij bezat een macht, grenzende aan het wonderbaarlijke, n.l. de macht van hypnotiseeren. Evenals alle hypnotiseurs moest zij een goed medium hebben. De meerderheid der menschen is niet vatbaar voor hypnose, dientengevolge moest zij haar toevlucht nemen tot bedrog bij vele gelegenheden om haar doel te bereiken. Verhalen, zeer vertrouwbaar, leiden mij er toe te besluiten dat zij een hypnotiseuse van den eersten rang was. Ik citeer het volgende van Hereward Carrington, gepubliceerd in ‘Mahatma’ niet lang geleden:

Het voornaamste wonder dat Madame Blavatsky verrichtte en waarvan Mr. Sinnett den meesten ophef maakt, is de geschiedenis met de broche of het kussen-incident. Het volgende is een korte uiteenzetting ervan: Een partij, met inbegrip van Madame Blavatsky, was gaan lunchen op den top van een heuvel, toen Madame Blavatsky vroeg in welke plaats Mr. Sinnett het voorwerp, dat hij verwachtende was, wenschte aan te treffen. Het was allen duidelijk dat het verwachte voorwerp, een broche, niet te voren vermeld was door Mr. Sinnett, ja dat het zelfs absoluut niet in verband stond met de te voren gehouden gesprekken. Dit is het kritieke punt van de heele proefneming. Mr. Sinnett dacht een oogenblik na en zei toen: ‘Binnen in dat kussen.’ Hij had het woord nog niet geuit, of zijn vrouw riep uit: ‘Och neen, laat het binnen in het mijne zijn.’ Dit werd goedgevonden. Het kussen werd nu met een reisdeken voor een minuut bedekt; toen het geopend werd, vond men binnen in een tweede kussen en in dat laatste de broche en een brief van Koot Hoomi, den voornaamste van de twee Mahatmas,

Schijnbaar was het antwoord van Sinett op de vraag van Madama Blavatsky geheel en al toevallig en had het nooit te voren zijn gedachten doorkruist. Als dat werkelijk het geval was, zou het geval zeker zeer opmerkelijk zijn, maar de schrijver houdt vol dat dit niet het geval is.

Volgens hem is het geheel en al het gevolg van hypnose. Hypnose is ongetwijfeld een ernstige wetenschap, ofschoon er zooveel humbug onder haar vlag doorgaat. Dat ze in Indie bekend was vele eeuwen geleden en heden ten dage veel wordt toegepast, weet ieder. Wat is nu natuurlijker dan te veronderstellen, dat Madame Blavatsky de kunst geleerd zou hebben gedurende haar verblijf in het Oosten en haar toepaste in plaatsten waar ze nog betrekkelijk nieuw was - in een eenigszins anderen vorm?

Volgens hem zou Madame Blavatsky de broche in het kussen geplaatst hebben, voordat er over gesproken was, daarna kalmpjes Mr. Sinnett en zijn vrouw gehypnotiseerd hebben den avond vóór de partij en hen gesuggereerd hebben het kussen uit te kiezen als de plaats waar zij de broche wilden aantreffen.

Madame Blavatsky is in de wereld der letteren bekend als de schrijfster van twee lijvige boekdeelen die een philosofisch en mystisch karakter hebben en waarin zij haar geheime leerstellingen verklaart, n.l. ‘Isis Unveiled,’ gepubliceerd in 1877 en ‘The Secret Doctrine’ gepubliceerd in 1888. Bij het samenstellen van deze werken beweert zij te zijn geassisteerd door Mahatma's die haar vertrekken bezochten wanneer zij sliep en gedeelten van het manuscript schreven met hun astrale handen terwijl hun natuurlijke lichamen in Thibet rustten. Deze fictie vond geheel en al geloof en werd verbreid door de meest uitstekende leden van de Theosofische Vereeniging.

‘Isis Unveiled’ is een potpourie van absurditeiten, pseudo-wetenschap, magie, mythologie en bijgeloof, samengesteld op een verwarde manier. Mme. Blavatsky had een zeer onvolledige kennis van de Oostersche talen en dit moge verklaren de belachelijke fouten, waarvan het boek wemelt ondanks de hulp van Mahatma's, die toch beter op de hoogte behoorden te zijn.

 

Vertaald door PAULA.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken