Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 24 (1910-1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.02 MB)

Scans (109.51 MB)

ebook (7.65 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 24

(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Hoofdartikel
Kinderloos.

Wanneer er over vrouwenbelangen, vrouwenstreven, vrouwengeluk en wat dies meer zij gesproken of geschreven wordt, dan treft mij hoe gewoonlijk de vrouwen als het ware in twee categoriën worden verdeeld: ongehuwden en gehuwden. Hiermede wordt dan in de meeste gevallen stilzwijgend verstaan: niet of wèl het moederschap, deelachtig.

Door vele goede, oprechte vrouwen (en waarlijk niet alleen minder ontwikkelden!) wordt erkend, dat in het huwelijk de waarachtige bestemming der vrouw ligt en zij in haar levensdoel vindt, waaraan zij al haar krachten kan wijden.

Voor de ongehuwde is er veel in wijder kring, waaraan zij haar belangstelling kan geven en de besten onder haar, niet toegevend aan verbitterde teleurstelling, zullen ook, elk naar haar aard, haar werkkracht en liefde aan

[pagina 226]
[p. 226]

ernstig werk schenken en daarmede trachten aan te vullen de leemte, die in haar vrouwenleven bestaat.

Maar de gehuwde vrouw, die kinderloos bleef, bekleedt nog een eenigszins andere plaats in de rij harer zusteren.

Wanneer het jonge meisje den man, wien zij haar liefde gaf, trouwt, dan zal zij in de meeste gevallen in het begin volmaakt gelukkig en tevreden zijn in haar rol van jonge vrouw: weinigen toch zullen m.i. in het huwelijk treden met het domineerende verlangen moedergeluk te zullen smaken.

Menige jonge vrouw beklaagt dan ook haar vriendin, voor wie het geluk spoedig, al te spoedig naar haar zin, aanbreekt; ja, menigeen zal zich in het begin werkelijk inbeelden, dat het haar onverschillig is en zij volmaakt gelukkig is, als haar leven blijft zooals het is: het genieten van eigen haard met den man harer keuze, die nog grootendeels haar gedachten in beslag neemt en van een grootere mate van vrijheid, dan zij zich in haar jonge-meisjesjaren kon veroorlooven.

Maar langzamerhand komt de tijd, dat het verlangen naar het kind ontwaakt (buiten beschouwing latende enkele uitzonderingen van vrouwen bij wie een bepaalde tegenzin tegen kinderen bestaat). Zij gaat zich langzamerhand indenken, hoe het wel zijn zou, als daar in 't hoekje van de gezellige kamer eens zoo'n beeldig wiegje verscheen; als daar zoo'n mollig, klein schepseltje in haar armen zou liggen, waarmede zij kon sollen en dat zij kon kleeden met al die snoeperige kleertjes, waar zij toch wel graag eens naar kijkt in de winkelkasten....

En dat beeld wordt in den aanvang wel weer verdrongen, overwonnen nog dat stil insluipende verlangen en vooral tegen anderen ontkend, als er wel eens toespelingen gemaakt worden, een ongevoelige, ondelikate onbescheidenheid, waaraan elke jonge vrouw wel eens bloot staat.

Maar langzamerhand gaat het schrijnen daarbinnen: als andere jonge vrouwen in haar bijzijn niet uitgepraat raken over haar lievelingen (wat ook al gebeurt, omdat niet iedereen fijn genoeg voelt om te bedenken hoe het uitwijden over haar geluk aan een andere het gemis daarvan scherper doet gevoelen.) Spreekt zij mede en is er eens verschil van opvatting, dan hoort zij allicht: ‘Wat weet je daar nu van!’ Deelt zij niet in het gesprek, dan overvalt haar dat vreemde gevoel van: ‘Daar sta ik geheel buiten!’ en zij trekt zich terug. -

Meer nog misschien dan de ongehuwde tante, is de kinderlooze dikwijls zoo van zelf de aangewezen persoon om bij voorkomende gelegenheid eens op de kleintjes van familieleden te passen, ze eens een poosje bij zich te nemen, vooral zij van wie men erkent ‘dat zij goed slag heeft met kinderen om te gaan.’

En als dan zoo'n kleine kleuter, opgetogen over al het pleizier bij tante genoten, bij tante, die zoo leuk kan spelen en zoo vroolijk mee pretmaken, als die kleuter 's avonds om door tante in zijn bedje gelegd is en al half in den dommel nog eens de armpjes uitstrekt en in droomerige verwarring lispelt: ‘Nacht moesje!’ - dan vlijmt het gemis met felle smart en laat zich niet meer ontkennen!

Dan komt voor de jonge vrouw een moeielijk tijdperk: zij moet haar teleurstelling overwinnen. Niet altijd zal zij daarbij steun vinden bij haar man: soms zal deze ook teleurgesteld zijn en zal een gedrukte stemming zijner vrouw hun ook droevig en ontevreden maken; òf hij gevoelt het gemis aan kinderen weinig of niet en kan zich niet indenken, dat zijn vrouw daaronder gebukt gaat.

In beide gevallen nu ligt een klip, waarop veel in den beginne waarachtig huwelijksgeluk gestrand is, door vervreemding van man en vrouw.

Er zijn vrouwen, die zich misschien zullen troosten met beuzelachtige liefhebberijen of door het rusteloos najagen van allerlei genoegens, door ‘van haar vrijheid te profiteeren,’ zooals zij beweren. Zij maken den eenzamen huiselijken haard nog ongezelliger en de ernstige man, die er geen behagen in scheppen kan na volbrachten dagtaak zich in een wervelwind van genoegens te storten, gaat zich vervreemden van zijn vrouw, gekrenkt misschien ook door het gevoel, hoe weinig hij meer in haar leven telt. Langzaam maar zeker ontstaat een onherstelbare breuk: een verkoeling, die misschien niet voert tot een officieele scheiding, maar waardoor het huwelijk verwrongen wordt tot een onverschillig naast elkaar voortleven.

Maar daar zijn ook vrouwen met dieper gemoed, die uiting zoeken voor haar onbevredigd en toch ingeschapen moederlijk gevoel door zich te wijden aan filanthropie - een zeer zeker heel wat hooger staande

[pagina 227]
[p. 227]

manier om het gemis aan kinderen aan te vullen wanneer de werkkracht niet op andere wijze in beslag wordt genomen. Jammer genoeg echter wordt ook dit soms een bron van misnoegen en vervreemding, doordat de vrouw overdrijft, te veel de misschien kleine zorgen verwaarloost, die haar eigen direkte omgeving eischt, om zich te geven met al haar kracht aan de belangen van anderen buiten dien kring.

En ook daar zal breuk ontstaan, als de man telkens zijn vrouw niet op haar post vindt, zijn omgeving ongezellig wordt en hij zelden tijd krijgt om met haar te bespreken datgene, waar hij belang in stelt: hij zal van lieverlede de gelegenheid hiertoe hoe langer hoe minder opzoeken en man en vrouw sluiten zich als het ware in eigen gedachtenkring op. Zoo kunnen twee op zich zelf uitstekende menschen, die eens vol illusie het samenleven begonnen, elkaar onverschillig zelfs tot drukkenden last worden en een breuk wordt onvermijdelijk.

Heel zeker is de kinderlooze vrouw dikwijls de aangewezene om zich buiten haar eigen kring nuttig te maken: meer nog dan de ongehuwde kan zij vaak door haar positie veel goeds tot stand brengen en op die wijze haar, laat ik zeggen onverbruikte werkkracht en liefde anderen ten beste geven. Maar laat zij zich hoeden voor overdrijving; laat zij trachten zich in te leven in en belangstelling te kweeken voor den werkkring van haar man en zijn gedachtenleven, wanneer zij niet (zooals soms het geval is) van huis uit zijn arbeid deelt of haar neiging zich in dezelfde richting beweegt.

Dan kan het huwelijk ook zonder kinderzegen een hoog geluk brengen.

Het moge waar zijn, dat kinderen dikwijls den band vormen, die een huwelijk te samen houdt, een even sterke band kan ontstaan als man en vrouw geheel in elkaar's belangen opgaan.

Men onderschatte deze levenstaak voor de kinderlooze vrouw niet: kinderen brengen zooveel afleiding door de zorgen, die zij eischen, dat menige vrouw, veel meer moeder dan echtgenoote, toch de liefde van haar man als zoodanig behoudt, al is hij feitelijk op het tweede plan geschoven. Maar in het kinderlooze huwelijk is dat heel anders: daar wordt iedere leemte veel scherper gevoeld, omdat daar ontbreekt een hoofdpunt, waarop beider aandacht zich natuurlijk moet vestigen. Daar komt het er veel meer nog op aan te trachten elkaar te begrijpen, na te voelen; daar wordt elke zweem van verkoeling spoediger en dieper gevoeld, omdat het door niets wordt aangevuld: daar is m.i. de kans van stranding het grootst. -

Gelukkig de vrouw, die in deze levensomstandigheden den waren weg weet te vinden om het geluk harer eerste huwelijksjaren niet alleen te behouden, maar te veredelen, te verdiepen, niettegenstaande het misschien in anderen vorm komt, dan zij zich eenmaal had voorgesteld!

M.K.v.H.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken