Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 24 (1910-1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.02 MB)

Scans (109.51 MB)

ebook (7.65 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 24

(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Gedachtenwisselingen.

I.
Aan Mevrouw J. van Rees-van Nauta Lemke.

Hooggeachte Mevrouw,

 

Onlangs waart U zoo vriendelijk, mij uitvoerig te antwoorden op eenige vragen, die ik U deed, het Spiritualisme betreffende. Daar ik, (hoewel in geheel anderen gedachtenkring opgevoed en dus geheel-er-buiten-staand, zooals ik U reeds schreef) mij meer en meer tot Uw godsdienst aangetrokken voel, kom ik nog eens een antwoord van U vragen, op een kwestie, waarover ik reeds jarenlang heb nagedacht. - Het is naar aanleiding van Uw gedachtenwisseling voor Mevr. Furnée - Govers, in ‘de Lelie’ van 28 September l.l. U spreekt daarin van de aarde, als van ‘één der vele oefenscholen voor de menschenziel.’ - Zóó nu, heb ik-ook, bij intuïtie, altijd ons leven beschouwd als één der vele oefenscholen, die we door moeten maken. Maar - in deze wereld, op deze aarde zelf, in dit stoffelijk leven, gebonden aan dit aardsche lichaam, zijn, dunkt mij, zóó oneindig veel ondervindingen op te doen, kunnen we geplaatst worden in toestanden, zóó verschillend, dat het onmogelijk is, daarvan ook maar een uiterst klein deel in één aardsch leven te verwerken en aan te wenden tot ons voordeel. Dit denkbeeld heb ik, van mijn jeugd af, altijd gehad; daarom leek mij de ‘Hemel’ der Orthodoxen, waarin één nietig aardsch leven zou moefen beslissen over heel de oneindige toekomst, altijd zoo ongerijmd. Aan een plotseling beter of gelukkiger-worden na den dood kon ik nooit gelooven. Wat de ideeën der Modernen (waartoe ook ik behoor) betreft, deze zijn op dit punt zóó vaag, dat ze mij geheel onbevredigd laten. - Toen, nu eenige jaren geleden, leerde ik de denkbeelden der Theosofen kennen. Daarin trok - en trekt nòg - mij zéér aan de idée der Reïncarnatie. Deze lost m.i. heel veel moeilijkheden op: als men, in plaats van één aardsch leven, er zóóveel leeft, dat men alle ervaringen, die men hier op aarde kàn opdoen, doormaakt, en eerst daarna, als hier voor ons niets meer te leeren valt, in àndere toestanden, àndere ondervindingen ons deel worden, dàn kan ik mij begrijpen, dat dit de ziel rijker maakt.

Doch, helaas, hoewel op dit ééne punt de Theosofie mij bevredigt, er is in die leer zooveel, dat mij, door de koudheid en dorheid er van, afschrikt, dat ik met den besten wil geen aanhangster dier leer zou kunnen worden. Het Spiritualisme daarentegen, trekt mij aan, schijnt mij liefderijk toe en mild - maar laat mij juist op 't punt van dat ééne aardsche leven, waaraan ook U gelooft, onbevredigd, en wekt weer mijn ouden gedachtengang op: hoe kan één aardsch leven voldoende zijn bij zóóveel gelegenheid, als de aarde biedt, om duizenderlei ervaringen deelachtig te worden in deze wereld? Mij dunkt steeds, we moeten ons hier geheel uitleven, ‘ontplooien’, in alle richtingen, vóór we kunnen leeren op andere gebieden. - Lieve Mevrouw,

[pagina 235]
[p. 235]

ik hoop, dat ik U dit alles duidelijk heb uitgelegd, en dat U mij zult begrijpen. Wilt U nog eens zoo vriendelijk zijn, mij te verklaren, wat het Spiritualisme over ons voortbestaan leert op dit punt, en of het ‘reïncarnatie’ absoluut verwerpt?

Met vriendelijke groeten, hoogachtend,

 

A.E.M.

II.
Een Antwoord.

De Correspondentie onzer Redactrice aan ‘Beta’, in no. 1 dezer jaargang, sluit met een aanbod; gaarne mocht ik voor ‘Beta’ hiervan een bescheiden gebruik maken. Genoemde correspondentie neem ik daarbij tot uitgang.

Dat de door ‘B’ aangezochte persoon geen gevolg gaf aan het verzoek om te polemiseeren, zal wellicht zijn omdat hij het wijzer acht, aanvallen op personen onbestreden te laten en aan geschillen over uiterlijkheden gering belang toe te kennen. - Hoe is niet Mevr. Blavatsky in haar tijd gehoond en belasterd - nòg somwijlen duikt een dier oude, lang ontzenuwde, beschuldigingen op; laster heeft een taai bestaan - en hoezeer heeft niet haar werk en leven haar er boven uit gevoerd!

Ik zal dan ook, wat betreft de aantijgingen van Fussel jegens Leadbeater en Annie Besant - resp. onzedelijkheid leeren en onzedelijke leeringen steunen - mij bepalen tot dit: De beschuldigingen, waarop Leadbeater zich niet verdedigen wilde, wat het aannemen van zijn ontslag tengevolge had, bleken later gegrond op vervalschingen. Mevr. Besant, de valschheid bewezen ziende, had den moed voor haar veranderde overtuiging uit te komen. De meerderheid der leden van de Vereeniging - bij referendum en na kennisname der gegevens - besloot den Heer Leadbeater, bij monde van de Presidente, te verzoeken zijn plaats in de Vereeniging te hernemen. Zij wier aanleg hen weerhield het goede te gelooven zoolang van het slechte nog schijn voor hen bestond, bleven zich hevig verzetten en fantaiseerden consequenties die bedroevend waren.

Ik zou de brochure Fussel, van dit laatste een uitvloeisel noemen, indien de schrijver er van tot dezelfde Vereeniging behoorde waarin die zaak viel te behandelen en te herstellen; doch zulks is niet het geval.

Thans kom ik op de beweringen der brochure betreffende ‘De Theosophische Vereeniging’ en haar bestuur, beweringen die ook onze Redactrice op een dwaalspoor brachten:

Mevrouw A. Besant heeft nimmer eene vereeniging gesticht en Mevrouw H.P. Blavatsky was nimmer Presidente van de door haar en Col. H.S. Olcott gestichtte ‘Theosophical Society’. Zij begeerde dat ambt niet, wetend dat hunne resp. persoonlijkheden Olcott organisator, haar leerares deden zijn.

In de constitueerende vergadering te New-York van 30 October 1875, werden, behalve andere bestuursleden uit de eerste vormers der Vereeniging, verkozen:

H.S. Olcott, tot President,

H.P. Blavatsky, tot Correspondeerend Secretaresse,

W.Q. Judge, tot Rechtsgeleerd Raadsman.

Tot aan haar overlijden, den 8sten Mei 1891, bleef Mevr. Blavatsky samenwerken met Olcott, als van het allereerst begin; toen volgde Mevr. Besant haar op als Corresp. Secretaresse en werkte deze samen met den President Olcott tot deze - zestien jaren later - den 17den Februari 1907 het stoffelijk lichaam aflegde en, de door hem aanbevolen Mevr. A. Besant met overgroote meerderheid tot Presidente werd gekozen.

Hieruit blijkt toch duidelijk dat de bewering als zou W.Q. Judge Mevrouw Blavatsky als President hebben opgevolgd, onhoudbaar is?

De zaak is dan ook dat Judge zich afscheidde en, met een groot aantal leden van de Amerikaansche Afdeeling eene andere Vereeniging stichtte. Vast staat in elk geval - en de ‘Old Diary leaves’ (oude Dagboekbladen) van Col. Olcott documenteeren het hier vermelde - dat Judge meewerkte tot de oprichting der ‘Theosophische Vereeniging’ waarvan Mevr. A. Besant de tegenwoordige Presidente is.

De geschiedenis van die tweede Vereeniging heb ik niet gevolgd; ik neem aan dat C. Tingley daarin de opvolgster werd van Judge, doch betwijfel of een private-secretary, als Fussel zich noemt, daarin een ambt bekleedde.

Het geeft blijk van kleinen naijver, de feiten te verdraaien om de vereeniging te schijnen. Wat maakt dit toch uit! De T.V. verkettert niet! Een ieder die arbeidt en leeft om de som van het goede en schoone te helpen vergrooten, wordt door haar gehuldigd als medearbeider aan den Tempelbouw. Hoezeer ook de scheuring werd betreurd, door Judge's afscheiding teweeg gebracht, zult ge in geen geschrift der T.V. eenigen blaam op zijn karakter zien geworpen; integendeel, hem wordt meermalen de eer gegeven welke hem toekomt.

Ik besluit tot deze gevolgtrekking: Dwaze naijver doet den Heer Fussel te keer gaan tegen de T.V., waartoe hij niet behoort, wijl die Vereeniging grooter omvang en bekendheid heeft dan de zijne; verdraaide voorstellingen van feiten en uitspraken zijn hem daarbij tot slechte middelen; als aanleiding diende hem de geste der T.V. jegens een harer (toen) voormalige leden, waarvoor niemand verantwoording dragen kan die niet op dat tijdstip lid der T.V. was.

Het trof mij dat de aanbieder (aanbieders) van die ingezonden stukken ‘Mevrouw Besant in Indië verstooten’ (anoniem?) en ‘Open brief aan Annie Besant door W. Kingsland’ zich niet noemt (noemen). De naamlooze verspreider van persoonlijke aanvallen handelt even onwaardig als de naamlooze schrijver er van.

Tot slot wensch ik op twee bedenkingen der Redactrice nog een kort woord ter overweging te geven:

1o. personenkwestie ‘van de groote meerderheid, juist wat de leiders aangaat, kan ik echter niet zeggen dat zij op mij zulk een herboren indruk maakt als men m.i. zou mogen eischen.’

Maar waarop grondt ge uwe eischen? en kan 't niet zijn dat ge ze hooger stelt dan rechtvaardig is? - Ik geloof dat wij niemand eischen mogen stellen; de maatstaf die ons zelven past

[pagina 236]
[p. 236]

kennen we niet altijd, hoe zouden wij die dan kennen voor anderen! - De groote meerderheid der T.V. moet, bij haar zeer aanzienlijk ledental, wel bestaan uit zoekenden en trachtenden. Elk dezer kent afwisselend vrijheid en druk, actie en reactie. Zij volgen verschillende lijnen van verstandelijkheid en gevoel en velen zien, eenzijdig, maar 'n enkel aspect der wijsheid die allen iets te geven heeft. Zij staan op onderscheiden trappen van evolutie. - En de leiders, zij wier meerderheid erkenning vond, - ook zij blijven feilbare menschen en de verzoekingen worden subtieler, het gehoor geven er aan van grooter draagwijdte, naarmate de enkeling hooger steeg hoven de massa. - Neen, de T.V. is niet, en kan nòch wil zijn, eene ‘gemeenschap van herborenen’; toch is het een hulde aan de Theosofische levensleer, dat men meent hare volgers zeer strenge eischen te mogen stellen. Echter zult ge velen kunnen vinden die nederig zeggen: ik maak nog geen aanspraak op den naam Theosoof en noem me slechts lid der Theosofische Vereeniging.

2o. beginselkwestie ‘het is de theosofie als leer, die ik koud, dor en onbevredigend vind’. Hierop kan ik slechts zeggen: dan hebt gij nog niet het woord vernomen dat u den sleutel zal doen vinden. Dit heeft - als alles - oorzaak en doel, die het goed doen zijn zóó als het is. Uwe levensrichting kan voor het heden eene andere zijn, uw levenswerk een ander, dan de richting die ge zoudt inslaan, het werk dat ge zoudt aanvangen, indien de Theosofie u aantrok. De Leiders der menschheid weten welk werk gedaan moet worden en wie zich daartoe de aangewezene heeft gemaakt; zij volbrengen Gods Dienst, met behulp van elk onzer, op alle wijzen.

Voor mij is de Theosofie geheel het tegengestelde van wat u noemt: De erkenning van het feit der Broederschap aller wezens, in éénen Vader, maakt mij het hart warm, doet mij vrede vinden in wat ik door en voor anderen onderga en anderen aandoe; want ik begrijp dat de lessen die zij en ik onderscheidenlijk en door te leeren krijgen de som der ervaring voor allen vergroot. 't Erkennen van één Kracht als Bron, waaruit alle verschijnselen voortkomen, het vinden van één Wijsheid als Kern aller godsdienstvormen, doet het dor geachte veld van dogma en ritus voor mij tot schoonen bloei ontwaken. De innerlijke zekerheid van Karma en Reïncarnatie, - Wet die ons doet oogsten zoo wij zaaiden, maar ons ook alle kansen waarborgt eener voortgezette ontwikkeling, door ongemeten tijden, van het verstandelooze tot de Wijsheid God's in vorm na vorm tot het voor ons vormlooze -, bevredigt volkomen mijn verlangen naar begrip van Almacht en Alliefde in Alrecht veréénd.

 

Tjiharoes 10/8 '10.

W.J.D. VAN ANDEL.

III.
Aan Mevrouw C. Arntzenius.

(Toegezonden uit Indië).

 

Mag ook ik, met betrekking tot Uw zoeken en twijfelen (no. 51 en 4 j.l.) eenige woorden tot U richten? -

De zoon (dochter) der Katholieke Kerk geeft, in volkomen gehoorzaamheid, zich over aan Geestelijk leidsman (Herder). Bedenk dan: ‘Wie aan menschen gehoorzaamheid belooft, zegt aan God de gehoorzaamheid op’. Want God spreekt in ieder onzer en al naar wij stiller zijn, is Zijn stem meer verneembaar.

Wie het Sacrament der Biecht niet ontvangen kan als eene tweespraak met God, overtuigd zijnde dat Hij het is die spreekt door des Priesters mond, kan dus in den schoot der kerk geen blijvende vrede vinden.

Gevoel van zwakheid, behoefte aan rust, morrend gedragen leed, zijn factoren die ons zelden toelaten het rechte te kiezen. Laat na eene beslissing in iets te nemen als ge innerlijk zwak, moe, oproerig zijt; kies Uwen weg als ge U sterk gevoelt en gerust.

Het lidmaat van een der Hervormde kerkgenootschappen mag eigenlijk nooit ‘Protestant’ heeten; want protesteerend tegen leerstukken die met een later inzicht in strijd komen, vindt hij (zij) geen gehoor. Wie echter niet op gezag gelooven wil, mag het protesteeren niet nalaten en voor hem (haar) kan er geene onderwerping zijn aan uiterlijk gezag tenzij door eigen inzicht aangenomen.

Vandaar dat velen, die waarlijk Christenen mogen heeten hunnen weg zoeken zònder steun aan Kerk of Genootschap.

Men kan tot een Kerk getrokken worden door vereenzelviging van haar met de persoonlijkheid van een liefde-vroom Priester of Prediker, een door God zelf gewijd dienaar van Christus. Onze zielsbehoefte van Helden- en Heiligen vereering veroorzaakt dit. Doch vergeten wij niet, dat het de liefde tot God is die onzen Heilige verheerlijkt en die hem in èlke omgeving als Priester God's zou doen kennen. Laat hooger kerkgezag, dat hij steeds gehoorzaamde als God's vertegenwoordiger op aarde, den deemoedvollen dienaar stellen voor eene keus tusschen de Kerk en zijn geweten, - welke smart het hem ook koste, hij zal met overtuiging zeggen: God helpe mij, ik kàn niet anders! En hij volgt zijn geweten d.i. God's stem tot hèm.

‘Weest toch niet bang en verlaat U maar goed-willigen waar zeer groote vrede is en vreugde, daar vindt ge Hem.
In heilige boeken heeft Hij zijn Wet doen staven, maar in elk hart schreef hij ze nog eens, meer kennelijk.’
‘aan sterke vreugde en rust zult gij Zijn woorden kennen.’
‘Doch Hij spreekt niet tot wie zelfzuchtig is en bevreesd. In den storm van hartstocht verstomt Zijn geluid.’Ga naar voetnoot*)

Dùrf doortwijfelen en dóór zoeken! Maar luister, zoo vaak ge kunt, in aandachtvolle stilte. Ook een iegelijks zieleleven is een afwisselend kiemen, groeien, bloeien, afsterven en herboren worden met nieuwe vermogens. Stierf in U een gelooven; wees niet bevreesd, doch vertrouw! De geloofsplant bràcht zaden voort die, onzichtbaar voor Uwe oogen, in de donkere aarde splijten en kiemen. En terwijl wij vol droefheid staarden op den dorren stengel, zie, daar ontsproot nieuw leven aan den bodem onzer ziel en zij komt tot schooner bloei. Shiwa, de Heilige Geest

[pagina 237]
[p. 237]

in de drievuldige aanschouwing der Hindoes van den Eénen Heer, vernietigt wat slechts vorm was, om er nieuwe en schooner vormen voor in plaats te stellen. Het Wezen vergaat niet met den vorm doch vindt nieuwen woon. - Vrees niet! Zoo ge dwaalt, de Heer zal U terechtwijzen door smart; neem ze aan, want in elk lijden is genade; en óók geluk, voor wie den schijn doorschouwt. -

Spiritist kan men zijn, op grond van ervaring, door vertrouwen in de ervaringen van anderen (aannemend dat waarneming en wedergave juist waren), of door evidentie (de menigte van getuigenissen bij vergelijking der feiten en omstandigheden die zeker individu tot aannemen nopen). M.i. echter heeft het spiritismeGa naar voetnoot1) geene andere roeping, dan hen die kláre blijken noodig hebben van ‘iets boven het stoffelijke’ die te geven door manifestaties. Zij ontvangen dan een blijk van het nàast hoogere gebied, dat der psyche.

- Van de dáárboven gelegen gebieden kunnen wij ontvangen: resp. gedachten en voorstellingen, intuïtieve begrippen, extatische bezieling; dit is dus niet zinnelijk waarneembaar voor anderen, dan voorzoover de ontvanger doet blijken van de uitwerking op hem. -

Dr. F. van Eeden heeft psychische onderwerpen op wetenschappelijke wijze behandeld. Uit zijn bundels ‘Studies’ noem ik u:

1e reeks. Het Hypnotisme en de wonderen, Ons dubbel Ik, De spiritistische verschijnselen. 2e reeks. De Psychische geneeswijze, Het beginsel der Psycho-therapie, Vitalisme. 3e reeks. Over Hallucinaties. 4e reeks. Over Spiritisme. Dit om aantetoonen dat, afgescheiden van geloof, het spiritisme zich leent tot nuchter onderzoek. Van Eeden heeft onderzocht, met alle waarborgen die een scherp critisch verstand bedenken kan, hij heeft waargenomen en doordacht wat voor zijne zinnen en denkvermogen toegankelijk was en hij heeft meer en meer voor zich toegankelijk zien worden. Hij heeft bereikt - ik wèet dit van hem te kunnen gelooven - dat hij in den slaap zich bewust blijft en, het stoffelijk lichaam verlatend (zooals anderen ònbewust doen), op hun eigen gebied de niet-stoffelijk belichaamden ontmoet die hij zich voornam te ontmoeten. Daarmede heeft hij een vermogen ontwikkeld, dat in ieder onzer aanwezig en voor ontwikkeling vatbaar is. - ‘Spiritist’ noemt hij zich niet. -

Vraag nu u zelven ernstig af: Wat verwacht ge verder van het spiritisme nà dat eene bestaansvorm buiten het stoffelijk lichaam u zekerheid werd? Wat zjjn Uwe motieven?

Naar mijn inzien is er 1o niets meer van te verwachten voor u zelven dan die zekerheid - geene leering van hoogere gebieden - en mag 2o het motief enkel wezen: te willen dienen.

Want, ad. 1o: eenmaal de tweede drempel van Leven over (nà den stoffelijken dood de psychische d.i. die van 't begeertelichaam) betreedt de ziel te ijle gebieden om zich nog te kunnen manifesteeren aan stof-zinnelijke waarneming; ad. 2o om eigen baat, nieuwsgierigheid is te verwerpelijk om in beschouwing te nemen, maar onder ‘eigen baat' is te stellen: behoefte aan troost aangaande lieve afgestorvenen. Beter dan daaraan toe te geven is het zich te beheerschen en liefdevolle, rustige gedachten te wijden aan die henen gingen. Zielen terughoudend in de lagere astrale sfeer, benadeelen wij hen en laden schuld op ons, - zonder kennis ons beschikbaar stellend voor hunnen invloed, loopen wij gevaar de macht over ons zelven te verliezen en deelen we in de schuld der laaggezinde verschijningen die onze vermogens mochten misbruiken, - slechts door den wil te dienen, kunnen wij wellicht van dienst zijn. Velen onder hen die in ‘het vagevuur’ zijn, worden neergetrokken tot onze sfeer, door banden van schuld en boetedoening. Niet aleer zij die geslaakt hebben kunnen zij die sfeer afsterven en ten ‘hemel’ ingaan. Zij vinden helpers en belemmeraars en somtijds wordt het den gewonen mensch gegeven hun een helper te zijn. Kent u Couperus ‘Over lichtende drempels’? Hij is daarin (als in meer zijner werken) een ziener geweest van hooger werkelijkheden dan die wij hier ontwaren. Ook Leadbeaters' ‘Aan gene zijde des doods’ en ‘Onzichtbare helpers’ meen ik U te moeten aanbevelen. In 't laatstgenoemde boekje vooral spreekt hij uit kracht van eigen weten.

Moge ik U waarlijk iets gezegd hebben. Woorden hebben slechts dàn klank als het de rechte zijn voor dengene tot wien ze gericht zijn. Geloof in eigen kracht en ontwikkel die naar vermogen. Geloof niets dat niet door innerlijke zekerheid bevestigt wordt, waar uiterlijke waarneming boven uw vermogen is. Vertrouw intuïtie bóven verstand.

Met goede gedachten en broedergroet uw

W.J.D. VAN ANDEL.

Drankbestrijding.

Aan B. van Soeren.

 

Met belangstelling heb ik Uw artikel, in de Holl. Lelie gelezen, over drankmisbruik.

Misschien zijt Gij wel zoo vriendelijk mij te veroorloven daarover nader van gedachten te wisselen, n.m. niet om het beter te willen weten dan alleen om deze kwestie nog nauwkeuriger te bekijken van meerdere kanten.

‘Het maken van dien drank na tijdsverloop te verbieden’, zal m.i. wel immer een internationaal-onuitvoerbaar verbod zijn.

U wenscht een buitengewoon zware belasting op den invoer, of totaal verbod van invoer.’

Alzoo gelooft U dat de drank ons wordt toegevoegd uit het Buitenland.

Dit is niet het geval. De drank wordt gemaakt in ons eigen land, speciaal te Delft, Schiedam, Hoogezand, Sappemeer enz.

Laat ik U daaromtrent eenige bijzonderheden vertellen. Voorheen werd jenever en brandewijn gedistilleerd (overgehaald door stoken in een branderij) getrokken uit graan waardoor deze dranken in zeker opzicht een gezonde drank genoemd konden worden. Tijdens de verhooging van de graanprijzen tengevolge Amerikaansche en Russische trusts, kon de distillateur, tegen den prijs door zijn afnemers

[pagina 238]
[p. 238]

besteed, zijn artikel niet blijven leveren. En, om toch te handhaven denzelfden marktprijs, werd hij genoodzaakt om te zien naar goedkoopere grondstoffen. In Hoogezand, Sappemeer werden series aardappelvelden opgekocht voor f 0.60 de mud, zóó van het veld gerooid, te leveren aan de fabriek. Alstoen verkreeg de distillateur al wederom uit de aardappel een betrekkelijk gezonde drank. Maar in andere streken van ons land, waar de aardappel niet zoo voordeelig te betrekken viel, werden uit de bietlanden, speciaal uit Zuid-Frankrijk en Spanje groote ladingen suikerbieten aangevoerd, uit welke bieten eerst door de suikerfabrieken de suikerdeelen waren getrokken.

Alsnu kwam de kwaliteit van de drank van slimmer tot erger. De branderige smaak van de suikerbieten kon door den distillateur welke geen kennis daaromtrent bezat, niet uit zijn fabrikaat gehouden worden en in stede van de aangename, malsche, zachte smaak die de graanen aardappelgrondstof verschafte, kregen we nu van sommige distillateurs een branderig, scherp product. De branderij der wereldberoemde Hollandsche jenever verloor in 't buitenland door vermindering van 't product zijn goeden naam - even gelijk de exporter van de beroemde vette Edammer kaas, welke later werd uitgevoerd, gemaakt van room-afgeschepte-melk. De eene jeneverfabriek ging failliet, - de andere sprong haar na. Het getij verliep. De tienduizenden middenstandsch-herbergmenschen kregen er de lucht van. Allen zeiden zij: wat hullie aan die fabriek kunnen ‘knoeien’, kunnen wij zelf nog wel beter. En zoodoende, Monsieur (of Madame) v. Soeren, verkreeg ons land een geheele omdraaiïng van drankfabrikatie; niet alleen van jan-never, maar ook van cognac, likeur en wijnen. Niet langer - enkele stevige uitzonderingen daargelaten - brachten de ‘distillateurs’ hun aloud beroemd product aan de markt, maar de ‘fabrikanten’ pousseerden het hun goedkooper kostende en gemakkelijk te bewerken ‘fabrikaat’, een dun, scherp vocht; niet meer dat aloude zachte dolce, farniënte-supériori. Niet langer soorten werden er ‘gestookt’ maar slechts één massa alcool, in drie kwaliteiten ‘Supra’, ‘Extra’ en... ‘Beroerdia’.

Zulks op een sterkte van 96 % en in de kleur van gewoon water. Geloof nu maar vast: de fabrikant, of de 2de hand, deed bij 100 liter ‘Supra’ spiritus (alcool) ook 100 liter water, waardoor de sterkte daalde tot de helft, ad 48 %. Op deze massa wordt dadelijk iets geheims geworpen, wat de alcool-reuk of brandspirituskleur wegneemt; vervolgens iets wat de kleur geeft van het verlangde drankje, geel voor cognac, rood voor wijn, enz. en ten slotte wordt op deze hoeveelheid geworpen een (tax) essence. Verval der distilleerderijen, opkomst van essence-fabrieken. Wat u nu maar begeert, Chartreuse? Welnu, dan werpen wij in die mengsel: ‘Chartreuse-essence’ maar wenscht Madame liever Anisette? dàn gebruiken wij ‘Anisetessence’! Wilt ge de massa wederom wijzigen: à la minute verandert door essence brandewijn in Jenever. En de 10000 middenstandschen koffiehuishouders, ach: ‘Zoo de ouden zingen, piepen de jongen;’ en van slimmer tot kwaad alweder, want nu maakte niet meer de grootfabrikant (industrieel) de massa, maar de kleinverkooper het zelf; wie weet op hoe 'n onbeholpen wijze; zoodanig, dat hij kleine man voor alcool de ontkleurde en reukeloos gemaakte ‘brandspiritus’ kan gebruiken en voor ‘essences’ wel iets zoo smerigs-zoet-zwarts, dat bij gebruik van de borrel het hart in 't lichaam omdraait en die viezigheid zoodanig laxeert, dat men bij het gebruik reeds van 2 of 3 Schaepmannetjes, teekenen geeft van cholera-verschijnselen; zooals ik dit heb uitgelegd aan den burgemeester van Rotterdam, bij het uitbreken aldaar van cholera; na onderzoek waarvan ik in 't gelijk werd gesteld dat vele gevallen van cholerine waren geoorsprongd uit vuile tapperijen.

Alsnu meen ik U duidelijk te hebben gemaakt Uwe verkeerde meening, dat drank uit het buitenland wordt ingevoerd, en de ‘invoer’ zou zijn te verbieden. Begrijp ook het volgende: dat, van elk artikel hoe inferieurder het maaksel wordt - hoe minder het gebruik zal zijn. Vroeger was het een lust, een opwekking - een heerlijk glas drank, cognac of likeur drinken, maar tegenwoordig wordt het een straf. En dit heeft wederom tengevolge, minder verbruik, mindere belastingopbrengst.

Toen, eenige maanden geleden, de verhoogde accijns werd afgekondigd op het gedistilleerd, met eene raming van meerdere belastingopbrengst van 10 millioen, heb ik dan ook terstond de Freule geschreven, dat deze regeeringsopvatting getuigde van totale onbekendheid met het onderwerp en met des werkmans gulden zakgeld, dus dat niet zou opbrengen, deze verhooging 10 millioen, maar niets of hoogstens 3 millioen.

Want logisch, doordat de kastelein f 27 meer belasting moet betalen, moest er meer geknoei door ontstaan, moet hij vergif gaan leveren, volgt minder gebruik en door kleinere glazen mindere hoeveelheid van verbruik, tezamen genomen door mij berekend 7 millioen minder belastingverbruik. Voor een bevoegd oordeelkundige lag dat vraagstuk en die oplossing toch open en bloot op tafel. Wat nu de minister erkent. Hoort, wat hij causeerde: ‘De opbrengst van verhoogd accijns op het gedistilleerd valt zeer belangrijk tegen.’

Maar, die Regeeringsautoriteiten zijn zóó razend genieus knap, dat ze gewoonlijk eerst voorbij streven wat open voor hun ligt en dàn te laat hun misslag zien. Niet alleen door drank, maar ook door geloof of andere eenzijdigheid kan men voor iets daarnevens liggends bedwelmd worden en te inferieur om te regeeren. Alleen zelf te zeggen dat men ‘superieur’ is, is niet voldoende. Ook in andere opzichten dan alcohol zijn er merken ‘beroerdia.’

Maar ter zake: Terwijl het gebruik aanleiding geven kan tot choleraverschijnselen, indien de maker verkeerde maaksels verhandelt, terwijl 's lands en stadsregeeringen dit weten is het m.i. allereerst een aangewezen weg dat de fabricatie zou moeten geschieden onder rijkstoezicht en de verhandeling onder een rijks-contrôlemerk van zuiverheid, evenals bij de oprechte boter het geval is tegenover margarine. Maar evenzoo als een scheikundig-bureau niet kan uitmaken de grens tusschen boter en margarine, kan hij

[pagina 239]
[p. 239]

dit ook niet oplossen tusschen echte en nagemaakte drank.

‘Totaal verbod tegen kennelijken staat’, is Uw slot? Maar de één heeft 'm om van één borrel en de ander is eerst ‘kachel’ bij de tiende. En wie, geachte heer of Mevr -, welke auto-rariteit, moet het ‘kennelijke’ kennen en verbaliseeren?

Onlangs, zooals U gelezen hebt in de dagbladen, enkele Amsterdamsche agenten van politie of toegeschoten rechercheurs sleepten of schopten een oud heertje dat ‘kennelijk’ dronken was, in de wacht, terwijl achterna bleek... dat hij in elkaar was gezakt, juist omdat hij den geheelen dag nog geen enkele borrel had gebruikt. Een kennelijk-moeielijk probleem! Déze kant van de medaille evenzeer als de ‘essentiëele constateering. De oplossing hoe het drankschuitje en de kennelijken die er in zitten te sturen, hangt nog hoog in die lucht omdat, - maar ik moet eindigen. Laat ik U alleen nog zeggen dit: zoodra 's lands regeering genaderd is met maatregelen de onzuiverheid der essentiëele bijvoegsels vast te stellen en klaar is met haar bureaux, ik nader zal publiceeren wijn en cognac te maken en te kleuren, geheel natuur, zonder essences en zonder kleurmiddelen, dan kan zij wederom van vorenvoet beginnen. Zooals U weet, mag ik graag plagen de menschen die zoo wijsneuzig alles dom bedisselen; zooals de laatste accijnsverhooging, welke de schatkist leeg laat, de 10.000 tappers arm maakt en de verbruikers de cholerine bezorgt.

Sic transit gloria snapsie.

Hoogachtend,

H. VAN HOLK,

Voorheen VAN HOLK en TER KUILE, Wijnh

voetnoot*)
Fr. v. Eeden. ‘Van de Passielooze lelie’.
voetnoot1)
Waaronder ik niet stel: het zich kenbaar maken van eene bepaalde verschijning aan een bepaald persoon, dien hij troosten wil, van wie hij hulp verwacht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • W.J.D. van Andel

  • H. van Holk

  • over C. Schlimmer-Arntzenius

  • over J. van Rees-van Nauta Lemke


datums

  • 10 augustus 1910