Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 24 (1910-1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.02 MB)

Scans (109.51 MB)

ebook (7.65 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 24

(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Hoofdartikel
Huisvrouw- en Moeder-Brieven.

III.

Lieve Trees,

Stel je gerust, kind, - geen ziekte en dergelijke narigheden waren oorzaak van mijn zwijgen. - Wát zeg je? Vijf maanden niets gehoord?

Laat eens kijken, wat hebben we al zoo in dien tijd gehad. - Allereerst die heerlijke schoonmaak, een uitvinding des duivels, maar volgens onze Hollandsche begrippen noodzakelijk. Toch ken ik een pur sang Hollandsche huismoeder, die er nooit aan mee doet. Volgens haar, toonen de vrouwen er juist door aan, hoe vuil ze zijn, want als alles op zijn tijd behoorlijk een beurt kreeg, was de groote schoonmaak overbodig. Wat gebeurt echter ten huize van genoemde vrouw? Altijd en altijd is er een vertrek in 't groote huis, dat ‘een goede beurt’ moet hebben - nooit kan je zeggen, dat daar alles op stel is. Meiden houden? 't Lukt niet. Eeuwig en altijd werken en dan nog niet eens het voorjaarsextratje te mogen opstrijken, want een schoonmaak is er niet, immers. -

Voor ik verder ga - hartelijk geluk met de nieuwe woning en tuin. Dat je jongen en jelui geniet, kan ik navoelen. Vuile pakjes van hem, zeg je? Dat is begrijpelijk he? maak maar gauw een paar groote donkere blauwe mouwschorten voor hem, geef hem met vochtig weer, klompjes aan, dan een

[pagina 466]
[p. 466]

kruiwagen, schop en hark en 't jonge mensch is ingespannen. Dat je 't nu ook zonder hitje redt, vind ik kranig hoor. Is het je heusch niet te zwaar en komt er tweemaal 's weeks een flinke werkvrouw? Dat het zoo blijve! Je moest den zucht eens hooren, dien ik hierbij slaak.

'k Wou, dat jij mijn' steun in de huishouding eens hadt kunnen zien tijdens den grooten schoonmaak. - Jans ben ik kwijt. - Onverwachts kreeg ze een doodzwak kindje, bleef zelf sukkelen en zat ik dus weer zonder hulp.

Er wras geen aankomen aan een andere werkvrouw in dien drukken tijd en 'k nam me alvast maar voor, heel alleen te beginnen, toen er redding daagde in den vorm van een ouden man van zestig jaar. Jawel, man, die als noodhulp fungeert, als de meid plotseling mankeert en bij vele families al uitnemende diensten heeft bewezen. Door toeval en voorspraak kreeg ik hem dan ook. Een nicht van een kennis van me, kende een dame, die onverwachts veertien dagen uit de stad moest en bij wie de oude heer juist als keukenmeid diende.

'k Ben nog nooit zoo gauw opgeschoten als van 't jaar en ook nog nooit zag de boel er zoo helder uit. Gewillig! Zou een vrouwelijk wezen in zoo'n drukken tijd nog de attentie hebben om je zoo nu en dan je eigen werk uit de handen te nemen zooals hij? ‘Ziezoo vóór heb ik dat klaar, nou kan ik eerst voor mevrouw wel effentjes die piepertjes jassen!’ en dergelijke beleefdheden meer. Bij zijn vertrek kreeg hij een kistje lekkere sigaartjes voor belooning mee en heb ik hem de belofte afgedwongen voor 't volgend jaar, als hij tenminste niet voor noodhulp ergens is.

Schikt dit lid van 't sterke geslacht zich al niet gewillig in 't toekomstlot, hem door de vrije vrouwen toebedacht?

Na de schoonmaak een kleine poos van kalmte en rust en toen de wekenlange vacantie, alle jongens thuis en telkens weer een vriend van een van beiden voor een dag of tien er bij, - 'k had geen tijd om te kijken bijna. Geen pen heb ik in al die dagen in mijn handen gehad, want van vroeg tot laat was 't leven en bedrijvigheid om je heen en maar zorgen, dat er genoeg te bikken was. En als je dan, zooals ik, heelemaal zonder hulp bent, kom je heusch tijd te kort. Ging alles dan nog maar geregeld, maar heden is 't een voetreisje - heel vroeg op, ik ook natuurlijk, - voor proviand zorgen enz. en dan weer een boottochtje, 's avonds laat thuiskomen, voor hun afzonderlijk koken - om tien uur 's avonds borden wasschen, als gevolg daarvan enz. enz. Enfin, de jongens hebben een heerlijke vacantie gehad, - een van de logé's inviteerde zich zelf al maar vast voor Kersttijd, - een goed teeken vindt je niet?

Doch toen de stilte was weergekeerd, werd moeder ziek. - ‘Mensch, u heb al die tijd op je zenuwen geleefd’, zei mijn vischvrouw meewarig, ‘nou komt het los’ - en de dokter wou me naar buiten hebben voor een week of zes, ergens waar 't heel stil en rustig was. Edoch - naar buiten gaan kost geld en de vacantie deed dat ook, bovendien zou ik toch nooit zonder broer wegwillen en met zoo'n peuter komt er toch niet veel van absolute rust. Dan de zorg voor de anderen thuis - we zullen zóó maar zien op te knappen.

Je vraagt me of ik mijn kleine jongens altijd naar waarheid heb geantwoord op al hun vragen, want dat je mijn groote zoons altijd zulke lieve kinderen vondt in hun jonge jaren, eenvoudig en kinderlijk.

Ja, wat zal 'k je zeggen? Als ze nog te klein zijn, is 't veel beter ze alsnog in zalige onwetendheid te laten.

Mijn oudsten waren al heele kerels, ik denk zoo, twaalf en dertien, dat we voor 't eerst een ooievaarsnest van heel nabij konden bekijken plus heer ooievaar en dat onze Hans ineens zei: ‘nou, mam, vertel nou niet, dat zulke beestjes kleine kinderen brengen, dat is onmogelijk’ en de jongste met een roode kleur beaamde dat. ‘Nee, dat kan niet zoo'n klein beest’. - Toen nam ik mijn jongens mee, elk aan een arm en we sloegen een zijweg in, waar we alleen waren en daar vertelde ik hun, dat als de kinderen te klein waren om alles te begrijpen, de moeders maar sprookjes vertelden, die ze wel begrepen, maar dat zij nu al zulke beste, groote jongens waren, dat zij nu wel mochten weten, dat de kindertjes bij de moeder groeiden. Dat ze er echter nooit met andere jongens over mochten praten, omdat die er misschien om gingen lachen, of spotten met moeder en dat ze dát toch niet zouden willen, wel? Dat een moeder daardoor juist zooveel van haar kinderen houdt, omdat het haar eigen lieve kinderen zijn!

En of ze onder den indruk waren! Met ernstige gezichten beloofden ze dat, gaven er zelfs de hand op, toen leidde ik hun gedachten onmiddelijk af en zingend kwamen wij thuis.

[pagina 467]
[p. 467]

Nooit is nadien dat onderwerp meer besproken.

Maar overigens, ga in alle deelen oprecht met je kinderen om, spreek waarheid en kom een gegeven belofte na. Wim was een peuter van pas twee jaar, toen hij vol overtuiging eens zei: ‘Ja, wat mombie berooft doet ze!’

Heb ik je al eens verteld, hoe ik geheel onthouder ben geworden? Je weet, dat ik altijd een afkeer had van sterken drank, maar niettemin, ik was als velen, een matigheidsmensch. Wel trachtte ik mijn jongens zoo vroeg mogelijk afkeerig te maken van sterken drank, maar onthouding achtte ik bij zoo matig gebruik voor mezelf niet noodig, temeer daar papa er ook zoo over dacht.

Eens op een uitstapje gebruikten wij (mijn man en ik) bij één broer een glas port en bij den anderen bier aan tafel. Mijn oudste was stil dien avond in den trein en ook den volgenden morgen thuis. ‘Heb je hoofdpijn, vent,’ vroeg ik bezorgd, want hij was toen geen sterk kereltje’. ‘Ja, ook al,’ antwoordde hij brommerig, ‘maar’ - en daar barstte de bom los, ‘ik vind, dat als menschen zoo graag hebben, dat hun kinderen geheelonthouders zullen zijn, ze zelf een goed voorbeeld moeten geven en niet wijn en bier en al die rommel drinken!’

Wil je wel gelooven, dat de gloed me in 't gezicht sloeg.

‘Ja’, zei de jongste, ‘dat vind ik ook,’ en trachtte ook boos te kijken.

‘Jongens, je hebt gelijk,’ riep ik, ‘daar is mijn hand, dat ik van nu af geen droppel wijn of bier meer zal drinken, dan alleen in geval van ziekte, is dat goed?’

En ze grepen mijn hand en ik kreeg een zoen en 'k heb tot nu toe woord gehouden, al lange jaren.

In 't begin gaf het nog wel eens last, als ik ergens kwam op feestjes en 'k weigerde. ‘Kom nu, ik ben maar eens jarig, een enkel glaasje wijn!’

Hield ik dan voet bij stuk, dan was 't: ‘bent u lid van de blauwe knoop?’

‘Neen, maar 'k heb het mijn jongens beloofd!’

Dan waren er wel, die lachten en zeiden: ‘nu ja, kinderen beloof je zoo veel en ze zien het toch niet,’ en die maakten me gloeiend. Dan vroeg ik driftig, of het minder was, het vertrouwen van je kinderen te verliezen, dan van een clubje onbekende menschen!

Zelfs op gevaar af, dat mijn epistel te groot zal worden, moet ik 't toch nog even over Wim hebben.

Die is nu kortgeleden vier jaar geworden, zooals je weet, en als een echte Hollander voert hij ook nu reeds graag theologische gesprekken.

Onze Lieve Heer maakt dagelijks een onderwerp van zijn discours uit.

Een paar dagen geleden zat hij ijverig te teekenen. ‘Mama,’ roept hij ineens, ‘kijk eens, wat ik geteekend heb, - Onze Lieve Heer met een pet op!’

Van morgen, onder 't werk, schoot me een oud schoolliedje te binnen. Wim, die voor een dag op voet van oorlog verkeert met zijn buurjongens, en dus moeders nabijheid maar zocht, liet zijn stofdoek rusten en keek me met groote oogen aan. Een nieuw liedje en dat van den Lieven Heer!

Daar begon het vragen en antwoordenspelletje weer.

‘Wat is hemelbogen?’

en toen ik kwam aan: En hun zwakke schreden, Leidt Hij zacht in 't spoor, was 't weer: ‘wat beteekent dat?’

‘Dat wil zeggen,’ oreerde ik, ‘dat de Lieve Heer goed op de kindertjes past, dat ze geen ongeluk zullen krijgen.’

‘Alle kinderen, of alleen de zoete?’

Even bedacht ik mij, ‘alle kinderen,’ zei ik.

Een oogenblik was het stil. Je kon zien, hij verwerkte wat in zijn bolletje.

‘Nee, da's niet waar,’ riep hij, ‘niet alle kinderen past Hij op. En dat arme jongetje en meer kindertjes ook, die door die leelijke mannen mee in 't bosch worden genomen en doodgemaakt, net als in de krant staat, dat heb Hij niet opgepast, daar heb Hij heelemaal niet naar gekeken!’

Gelukkig behoedde mijn vischvrouw me voor een repliek mijnerzijds en toen we na vijf minuten met een schaal visch in de keuken wederkeerden en de katten van hem hun cadeautje van de vischvrouw kregen, was de geleerde bui afgedreven en pas ik wel op in 't vervolg dat liedje niet meer op 't appél te brengen.

Heb ik je over die buurjongens van boven al geschreven? de zes kleine zwartjes van drie tot tien jaar, die met hun ouders hier een jaar verlof doorbrengen? 't Zijn kleine, magere, ongelikte beertjes, maar ook eerlijke onschuldige natuurkinderen, die met broer al heel gauw groote maatjes waren. - Klim-

[pagina 468]
[p. 468]

men doen ze als apen en ten gerieve van broer, die bij hun vergeleken, een stijve Klaas is, hebben ze de schutting gedeeltelijk afgebroken, zoodat nu ook hij er over heen kan. Een leuk gezicht dat blanke blondje tusschen die bruine zwartjes.

Mevrouw is ook gek op Wim en dat broer de buurjongens als hij ze roept geen jongens noemt, maar Indies, vindt ze koddig. 't Is Indies voor en na. Nu, voor Wim is 't goed - hij werd te wijs, ons mannetje altijd bij groote menschen en dit zijn nu jongens, waaraan je hem gerust kunt toevertrouwen.

'k Heb ze in 't begin dikwijls afgeluisterd met broer, maar 't is goed volkje hoor!

Toch, 't zijn branies, en Wim is 't ook - en dan zes. - Er is dus nog al eens kans op botsing. Thans is er verschil van meening tusschen hem en zijn boezemvrind, ook een Wim en acht jaar. Enfin, morgen is 't wel weer poes en vree.

Nog even je laatste vraag beantwoord betreffende prentenboeken en dan is 't basta voor ditmaal, hoor!

Waar ik vroeger die leuke prentenboeken voor de groote jongens kocht? Zoo, weet je 't nog? Dat was in Den Haag, zaliger nagedachtenis. - 't Spijt me, dat ik toen tertijd alles heb weggegeven, 'k had ze nu graag voor broer gehad, want hier krijg je zoo iets niet.

Verleden jaar, tegen Sinterklaas, vroeg ik in een van de beste boekwinkels hier om prentenboeken voor een jongen van drie jaar, liefst met dieren.

Dadelijk kwam de juffrouw aandragen met een stelletje linnen boeken.

‘Kijk u eens, onverscheurbaar!’

‘Dat vinden ze anders over 't algemeen zoo prettig niet,’ antwoordde ik lachend, terwijl ik ze eens inbladerde. Verbaasde oogen van de juffrouw. ‘Gek, onpractisch mensch,’ meende ik er in te lezen.

Nu, de plaatjes waren afschuwelijk, hel gekleurd en zonder eenig kunstgevoel.

‘Heeft u niet wat anders?’

Weer wat boeken, hoog in prijs, en met heel zoete beesten er in. Een paard rustig bij een hek, een poes op een matje enz. en de roerende onderschriften:

Het paard heeft een lange staart. -

De kat ligt op een mat.... -

‘Ik hoop niet, dat u me lastig vindt, maar mijn bedoeling was, dieren, die in actie zijn - b.v. aangekleede honden en katten, die inkoopen doen, of streken op de kattenschool uithalen of moeder poes haar melk kan omgooien en dan aardige versjes er bij en fijne plaatjes.’

Driftig keerde de juffrouw zich om, legde tamelijk druk een heele partij boeken voor me neer - ‘of ik dan zelf maar eens wou zien, of er wat was!’

Nu, in dien heelen stapel was er één, zegge één verdwaald boek, dat tamelijk aardig was en 'k dus maar gauw nam. 'k Meen, dat die vroegere prentenboeken van Beata waren. Vraag daar eens naar bij jelui, of neen, wacht ook maar, 'k ga toch eens gauw een dag naar 't Haagje en mijn boekenwinkel in de Weimarstraat zal er nog wel zijn, dan krijgt je Bob een paar mooie boeken voor zijn Sint van tante.

NORMA.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken