Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 24 (1910-1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.02 MB)

Scans (109.51 MB)

ebook (7.65 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 24

(1910-1911)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Mits....
(opgedragen aan Dr. Abraham Kuyper en aan Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman.)

Hieraan zullen zij allen bekennen dat gij mijne discipelen zijt, zoo gij liefde hebt onder elkander.
Maar ik zeg U, dat gij den boozen niet wederstaat, maar, zoo wie U op de rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe.
En zoo iemand met U rechten wil en Uwen rok nemen, laat hem ook den mantel.
Maar ik zeg U: Hebt Uwe vijanden lief, zegent ze die U vervloeken, doet wel dengenen die U haten!
Jezus Christus (De Evangeliën).

Weken lang kibbelen de heeren Dr: Abraham Kuyper, en Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman nu reeds openlijk met elkaar, over de rol door beiden gespeeld, achter de schermen, in zake den val onlangs van den vorigen minister van oorlog. Onder de gebruikelijke bijvoegingen van: ‘broeder,’ ‘christenliefde’, enz., enz., werden elkaar van weerszijden de meest scherpe en vinnige hatelijkheden en beschuldigingen naar het hoofd geslingerd, tot vermaak en Schadenfreude van alle ongeloovigen en spotters met godsdienst, in artikelen in De Nederlander en in Driestarren in de Standaard; in welke artikelen ieder der heeren op zijn beurt gelijk, bovenal gelijk, wilde hebben. En, daar Dr: Abraham Kuyper het nog verre wint van Jhr: Mr. A.F. de Savornin Lohman in handigheid van taktiek in zulke questies, heeft hij goedgevonden ten slotte de zaak zeer slim te beëindigen door aan dezen laatsten christelijk en broederlijk, in de Standaard, alles te vergeven wat deze hem, Dr: Kuyper, ‘persoonlijk’ heeft misdaan in de gevoerde polemiek.

- Met het gevolg dat Jhr: Mr. A.F. de Savornin op zijn beurt uit den hoek schiet, en zich haast te vertellen in de Nederlander, hoe hij-óók broeder Abraham Kuyper zijnerzijds nu christelijk wil vergeven mits.... (volgt een uiteenzetting dat hij, Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman, toch gelijk heeft;) mits Dr: Kuyper dat nu maar wil erkennen, dan zal Jhr: Mr. A.F. de Savornin Lohman eerst christelijk vergeven willen op zijn beurt.) En, aan het slot, nog eens opnieuw: Jhr: Mr. A.F. de Savornin Lohman verklaart zich bereid aan Dr: Kuyper persoonlijk vergiffenis te vragen voor al hetgeen dezen als persoon kan hebben gekwetst, mits .... (daar hebben we het weer), mits Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman het recht zich mag voorbehouden ook voortaan in het openbaar te schrijven en te zeggen over Dr. Kuyper, wat hij in het publiek belang noodig acht; met andere woorden, zoolang hij mag vòòrtgaan zich zelf het recht toe te kennen zijn politieken bondgenoot (maar hem in het particulier leven van partijleider achter de schermen, overvleugeld-hebbenden medeleider) zooveel duwen, steken, en stompen onder water te geven als hij verkiest.

Lezers, nu zwijg ik niet langer, nu wil ik, die voor God en de menschen durf verklaren, hoe het juist zulke huichelarij is geweest, die mij maakte tot een, van hetgeen ik ééns was, namelijk een zeer beslist-geloovig jongmeisje, een ongeloovige, nu wil ik getuigen openlijk tegen dit in het aangezicht slaan van het bevel van Christus dat ik hierboven aanhaalde; - een bevel waarop gehéel de nieuw testamentsche leer zich grondt, en waardoor zij, die zich naar die leer durven noemen en toch er niet naar doen, dagelijks en in èlk opzicht zich gedragen precies als die farizaeërs en schriftgeleerden van wien Hij, Christus, heeft gezegd, dat Hij hen niet kennen

[pagina 484]
[p. 484]

zal in den dag des oordeels, dat zij zijn ‘valsche leidslieden der blinden.’

Hoort wat Christus antwoordde, toen tot hem kwam Petrus, de apostel, en Hem vroeg:

‘Heere, hoe menigmaal, zal mijn broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? Tot zeven maal?’

Het antwoord van Christus luidde:

‘Ik zeg U, niet tot zeven maal, maar tot zeventig maal zeven maal.’

En, let wel lezers, noch hier, noch in de boven dit artikel door mij aangehaalde woorden van Christus, noch wáár ook in de Evangeliën, verbindt Christus aan dit zijn absoluut en met den meesten nadruk telkens opnieuw gegeven bevel: ‘Vergeeft elkander’, het alles weer te niet doende farizaër-woord: Mits... -

Welnu dat ‘mits’, dat hier nu in de Nederlander wordt aangeboden als een zóógenaamd christelijke vergevensgezindheid door Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman aan zijn politieken vriend en heimelijken vijand, dat mits, ik heb het van kind-af bijgewoond in de zoogenaamd-christelijke omgeving van high-life-christelijke orthodoxie, waarin ik ben opgevoed; en, ik durf zeggen, het heeft in mij gewekt, en in velen, - zulk een walg voor zulk een huichelarij, voor zulk een schermen met het evangelie-woord, zonder er naar te doen, terwijl men ondertusschen integendeel alleen zichzelven-zoekt en Christus' geboden vertrapt, dat ik er door geworden ben, die ik nu ben, een ongeloovige. - -

Dikwijls, wanneer ik zie wat de christelijke politici, de politieke leiders, zoowel die van de christelijk-historische als die van de anti-revolutionaire partij, maken van het Christendom, dat zij heeten onvervalscht te dienen, denk ik aan het dreigend woord, dat alweder ‘hun’ Christus heeft gesproken:

‘Indien gij niet wordt gelijk de kinderen, zoo zult gij het koningrijk der hemelen geenszins ingaan. Zoo wie dan zich-zelven zal vernederen, die is de meeste in het koningrijk der hemelen.

Maar, zoo wie een van deze kleinen, die in mij gelooven, ergert, het ware hem nutter dat een molensteen aan zijn hals gehangen, en dat hij verzonken ware in de diepte der zee.

Wee der wereld van de ergernissen, want het is noodzakelijk dat er ergernissen komen, doch wee dien mensch door welken de ergernis komt’.

(Jezus Christus: Evangelie van Mattheus).

Want immers, o zeker, vergeleken bij de politieke grootheid en de eer en het aanzien naar de wereld van Ministers van Staat als Dr: Abraham Kuyper en Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman, ben ik maar och zoo'n ‘kleine’ nietwaar? Niemand geeft hun dit meer grif toe dan ik. Maar, juist dáárom herinner ik hun aan het woord van hunnen, door hen zoogenaamd als goddelijk beschouwden Heer en Meester, hierboven door mij aangehaald. Willen werkelijk deze scharrelaars in bijbel-spitsvondigheden om hun eigen onchristelijk getwist goed te praten, deze, in strijd met Christus' bevelen dagelijks handelende staatslieden (heeft b.v. niet Christus gezegd: Zweert ganschelijk niet; Wie het zwaard opneemt, zal door het zwaard vergaan, en durven zij, diens ondanks, niet eeds- en dienst-weigeraars in de gevangenis stoppen), deze, onder het mom van quasi christelijke lievigheid, elkaar de venijnigste hatelijkheden in het publiek zeggende, nogtans toch elkaar in de politiek van noode hebbende, heimelijk van elkander bitter jaloersche ex-vrienden, stille vijanden, willen zij beweren, als zij tot zichzelven inkeeren, dat zij, aldus handelend, ook maar iets geméén hebben met dat Christendom, dat ‘hun’ Jezus Christus der wereld predikte, dat zij hééten te willen verbreiden en te willen dienen, maar in waarheid alléén gebruiken tot een dekmantel voor hun eigen politieke bedoelingen? -

Indien Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman niet mijn eigen oom ware, indien ik niet daardoor een naam draag die, dóór hem, als het ware voor heel het land prijkt met het christelijk cachet, ik zou misschien gezwegen hebben, nu echter acht ik mij-zelve gerechtigd, ja zelfs verplicht, te zeggen, - waar ik openlijk van dit soort ‘christendom’ ben afgevallen, - dat het zulk en dergelijke huichelen der ‘christenen’ om mij heen is geweest, hetwelk mij jaren en jaren-lang heeft geopenbaard dat de Christus-vlag van sommige leden mijner familie (niet van mijn hooggeachten eigen vader spreek ik hierbij) er een is, welke Christus-zelf met afschuw van zich zou hebben gewezen als Zijner-onwaardig. Mits, dat woordje hier in het openbaar uitgesproken, het heeft immers, wat hen betreft, evenzeer steeds gegolden bij alle krakeelen en alle meeningsverschillen en alle heb- of eerzucht, waarvan de gevallen in elke familie telkens en telkens voorkomen, (dat is niet te vermijden). ‘Wij willen Christenen zijn, mits... - ons eigenbelang, onze beurs, onze gelijkhebberij, onze voornaamheid, onze hoogmoed, ons jagen naar vooruitkomen in de wereld, ons politiek gekuip met eed- en dienst-weigering, mits, in

[pagina 485]
[p. 485]

één woord, ons eigen aardsch voordeel er geen oogenblik door wordt belemmerd.’

Ik was een ‘kleine’, die bij veel van dien aard opgroeide, die eerlijk en oprecht Christus liefhad eens, maar, die, al opmerkende, al waarnemende, al ziende om mij heen, hoe er gesold werd en gehuicheld met Christus leer, in Zijnen naam, ten slotte heb verloren het Geloof, althans zooals het wordt beleden en in praktijk wordt gebracht door de christelijk-historischen en de anti-revolutionairen.

En ik ben overtuigd - ook dáárom spreek ik thans hier openlijk - dat ik aldus spreek en aanklaag in naam van zeer vele ‘kleinen’ met mij, van wier verloren gegaan geloof de leiders in christelijke politiek eenmaal zullen hebben rekenschap af te leggen. Ik ben daarvan overtuigd, als de vertrouwelinge, door Vragensmoede, en door mijn overig werk in de Lelie en elders, van zeer, zeer velen, juist op dit speciale punt.

ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Anna de Savornin Lohman

  • over Abraham Kuyper

  • over Alexander Frederik de Savornin Lohman