Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 28 (1914-1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 28
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 28Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 28

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.69 MB)

Scans (95.78 MB)

ebook (6.75 MB)

XML (4.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 28

(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Moderne moeders.
(Vervolg en slot van No 52).
(Zie vorigen Jaargang.)

Mevrouw Muurling is, zooals ik gezegd heb, een en al goedheid en vriendelijkheid en ik wist dat ze haar verwijt niet duidelijker zou uitspreken, maar ik nam haar wenk ter harte en den volgenden dag vertelde ik de kinderen geen jota meer van den rozen rhinoceros. Ik trachtte echter haar vriendelijkheid in practijk te brengen, en toen de kleine

[pagina 28]
[p. 28]

Paul, op het oneffen boschpad wild wegvloog, en viel en zijn been schaafde, nam ik hem op mijn arm en troostte hem en smeekte hem niet te huilen.

Zijn vader liep achter ons, met Katharina, en wenkte mij naast hem op de bank te gaan zitten. Terwijl de kinderen op een kleinen afstand van ons speelden, zei hij heel ernstig tegen mij:

‘Ik weet dat het louter uit sympathie en liefde voor het kleine kereltje was, dat je Paul opnam en hem troostte, maar zijn moeder en ik passen altijd op om iets dergelijks te doen. Wij kennen elkaar toch zoo goed, jij en ik, dat je mij 't zeker niet kwalijk neemt, als ik ronduit met je spreek, is 't niet?’

‘Neen, volstrekt niet, dat verzeker ik je, maar ik begrijp je niet goed. Ik ben me in 't geheel niet bewust, dat ik eenig kwaad heb gedaan.’

‘Ja, zie je,’ zei zijn vader, ‘mijn vrouw en ik leeren onze kinderen vóór alles de eeuwige kracht van een natuurwet. Herbert Spencer heeft aangetoond, dat een wetenschappelijke opvoeding van blijvende waarde is voor een kind, en wij beschouwen het als een punt van groot gewicht, dat Paul en zijn zuster reeds vroeg zullen leeren, dat natuurlijke oorzaken natuurlijke gevolgen hebben. Zij moeten leeren dat het Heelal geregeerd wordt door de wet van de universeele causaliteit en de wet van de onveranderlijkheid der natuur. Zie je, wanneer Paul niet achteloos was geweest en gekeken had waar hij liep, zou het hem duidelijk zijn geworden, dat hij op een boschweg liep en dat boschwegen oneffen zijn op sommige plaatsen. Dan zou hij niet gestruikeld zijn en wanneer hij niet gestruikeld was, zou hij zijn been niet geschaafd hebben, begrijp je.’

‘Nu,’ zei ik, naar een verontschuldiging zoekende, ‘ik heb hem ook niet gezegd, dat het niet zijn eigen schuld was. De buil heeft hem dat geleerd, en de jongen was zoo geschrokken.’

‘Natuurlijk,’ zei zijn vader, ‘de buil en de schrik waren juist de middelen van de natuur om hem te leeren. Toen je hem opnam en hem getroost had, toen heb je in zeker opzicht ingegrepen in de demonstratie van een natuurwet. Maar kijk als 't je blieft niet zoo schuldig uit; zoo ernstig is het vergrijp niet.’

Maar het gaf mij veel te denken, en toen ik thuis kwam, nam ik Herbert Spencer's verhandeling over opvoeding en doorlas zorgvuldig het hoofdstuk: ‘Welke kennis is voor ons het belangrijkst?’

Toen ik kort daarop een dag doorbracht bij de Meyerings, paste ik wel op niet in te grijpen in de wet der universeele causaliteit. Toen daarom de kleine Marie zich den voet stootte aan de trap en haar behuilde oogen smeekend op mij richtte, weerstond ik met leeuwenkracht mijn verlangen om het kind in mijn armen te sluiten, haar te kussen en de pijn te doen vergeten. Ik zei:

‘Zie je, Marietje, je weet heel goed dat het je eigen schuld was. Wanneer jij de trap langzaam was opgegaan, zou je je voet niet gestooten hebben.’

Maar Mevrouw Meyering nam het snikkende kind op, schudde haar heen en weer en zei: ‘Kom, Marietje, schatje, het is al weer over. Huil maar niet.’

In een oogwenk had het kind alles vergeten, en haar moeder zei tegen mij:

‘Vond je niet dat je een beetje streng was, tegen Marietje te zeggen, dat het haar eigen schuld was?’

‘Wel,’ antwoordde ik, ‘ik bedoelde in 't geheel niet streng te zijn. Maar het was toch haar eigen schuld en ik veronderstelde, dat jij haar wenschte te leeren, dat overal de wet van oorzaak en gevolg heerscht. Ik meende dat men dat de kinderen tegenwoordig leerde.’

‘Niet bij mij!’ riep Mevrouw Meyerling uit. ‘Liefde is sterker dan welke natuurwet of welke fysieke kracht ook, die we kennen, en we trachten Marietje zoo op te voeden, dat zij dat ook zal erkennen. Frans en ik, wij achten dit beide van het grootste belang.’

Dit scheen veel waarheid te bevatten, maar het was in tegenspraak oogenschijnlijk met Spencer's leerstelling en dus zei ik:

‘Maar moet Marietje niet op een goeden dag leeren dat natuurlijke oorzaken natuurlijke gevolgen hebben? Zij zal niet altijd iemand bij de hand hebben om haar te troosten. Is het niet gemakkelijker om haar dit reeds nu te leeren?’

De jonge moeder glimlachte medelijdend, met de meerderheid van iemand, die met de nieuwste opvattingen der psychologie van het kind vertrouwd is.

‘Ach, dat standpunt is reeds sedert drie of vier jaren overwonnen; heden leeren wij de kinderen dat de voornaamste wet van het Heelal is de wet der Liefde. Wanneer een kind zes of zeven jaar is, moet het dit reeds begrijpen en zijn uiterlijk en innerlijk leven

[pagina 29]
[p. 29]

daarnaar vormen. Ieder die met het kind in aanraking komt, moet er toe bijdragen het kind de wet der liefde te verduidelijken. Dit zal er toe meehelpen het kind een mooi en harmonisch secundair middentijdperk te verschaffen’.

‘Wat is dat, een secundair middentijdperk?’ vroeg ik verbaasd. ‘Heb ik er ook een?’

Mevrouw Muurling lachte. ‘Ook jij had er een, iedereen heeft er een. Het is de tijdruimte tusschen zeven en elf jaar. Volgens de hedendaagsche opvattingen wordt die uit een psychologisch standpunt, als de meest kritieke periode in het leven van het kind beschouwd’.

Ik dacht zorgvuldig na, omdat ik verscheidene kinderen ken, die nu in hun secundair middentijdperk zijn; sommige ervan, vrees ik, zonder het te beseffen. Tommy Roodenburg moet nu juist in het midden van zijn secundair middentijdperk zijn, want die is negen jaar oud.

De eerstvolgende keer dat ik bij de Roodenburg's kwam, was ik een beetje bang mij met Tommy te bemoeien, omdat ik nog niet de nieuwste verhandelingen over kinderen in hun secundair middentijdperk gelezen had, zoodat, hoe dol Tommy en ik ook op elkaar zijn, ik toch bijna uit alle macht hoopte, dat Tommy en ik niet alleen met elkaar zouden gelaten worden. Maar Tommy in de gelukkige onbekommerdheid van zijn overborrelende jeugd, sloeg mij voor dat wij samen een wandeling zouden maken, en voordat wij nog heel ver gegaan waren, had ik reeds alle psychologie en wetten van het Heelal vergeten. Wij brachten ongeveer een uur bij de beek door en daar Tommy zeer veel belang stelt in het leven en de gewoonten van kikvorschen, vingen wij er eenige. Maar de grootste ontkwam ons.

‘Daar hebben wij nu eens echt Pech gehad Tommy,’ zei ik, toen de groote kikvorsch weer in het water verdween. ‘Het was juist de grootste van allen’.

‘Ja, dat is werkelijk Pech’, lachte Tommy, en aan het avondeten, dien avond, vertelde hij zijn vader en moeder de avonturen van dien middag en bejammerde, ofschoon zonder bitterheid, ons Pech door het ontsnappen van den grootsten kikvorsch.

Later in den avond zat ik met Tommy's vader rustig een sigaartje te rooken op de veranda.

‘Het speet mij Tommy te hooren spreken, van wat hij Pech noemt,’ zei Mijnheer Roodenburg.

Ik voelde mij schuldig. ‘Dat was mijn uitdrukking,’ zei ik. ‘Tommy citeerde mij eenvoudig. Maar Tommy beklaagde zich niet, hij constateerde slechts dat het Pech was.’

Mijnheer Roodenburg ging zwijgend door met rooken; de stilte werd bepaald drukkend.

‘Het was toch ook Pech,’ waagde ik tenslotte.

Tommy's vader wierp zijn sigaar weg en begon op en neer te loopen.

‘Ik moest het je vooraf gezegd hebben Paul,’ zei hij. ‘Ik wil je er geen verwijt van maken en ik weet dat je het mij niet kwalijk zult nemen als ik openhartig met je spreek. Maar Elsa en ik zijn in dat opzicht bijzonder voorzichtig. Want zie je, wij wenschen de kinderen te doen inzien, dat er niet zooiets als “geluk hebben” bestaat. Mijn jongens zullen later hard moeten werken voor hun brood, en wij wenschen dus dat zij zullen opgroeien met gezonde ideeën.’

‘De menschen spreken van geluk hebben,’ ging mijnheer Roodenburg door, ‘alsof er werkelijk zulk een kracht bestaat die het lot der menschheid beïnvloedde. Waarom moeten kinderen met zulke valsche ideeën opgroeien? Er bestaat niet zooiets als geluk en ongeluk; de domineerende kracht in het Heelal is...’

‘Ja,’ riep ik uit, hem in de rede vallende, want ik voelde dat wij op beganen grond kwamen, ‘ik geef je volkomen toe, de domineerende kracht in het Heelal is Liefde.’

‘Nonsens,’ zei Mijnheer Roodenburg, ‘ik leer mijn kinderen dat de domineerende kracht in het Heelal is de menschelijke wil. Kant had gelijk toen hij zei: “Es giebt nichts Gutes als einen guten Willen”.’

En zoo kwamen wij op ‘Die Kritik der Reinen Vernunft’.

‘Maar Tommy's wil, gevoegd bij den mijnen, konden den kikvorsch toch maar niet krijgen,’ zei ik.

‘Misschien niet,’ zei de philosofische vader, ‘doch wanneer de menschelijke wil maar sterk genoeg is, dan zal hij de gril door het een of ander voorwerp te vervangen weten. Het komt er geheel op aan, van welk standpunt uit wij de zaak beschouwen,’ ging Mijnheer Roodenburg door. ‘Wij spreken nooit met de kinderen over geluk of gelukstoevallen, en dus denken zij ook nooit aan zoo iets.’

Toen ik Tommy medenam voor een lange wandeling den volgenden dag, paste ik wel op over geluk te spreken, want ik houd zooveel van hem, dat ik niet gaarne iets

[pagina 30]
[p. 30]

wilde doen dat schadelijk voor zijn karakter zou zijn. Wij verdwaalden en kwamen pas laat in den middag terug, zoodat wij onzen lunch moesten nemen in een grappig klein logement, een uur van huis. Wij hadden honger als wolven en ik geloof dat wij bijna alles, wat zij ons konden voorzetten, verslonden.

Dien avond maakte Mevrouw Roodenburg mij verwijten over de keuze van mijn menu.

‘Jullie mannen zijt toch zoo zorgeloos,’ zei zij. ‘Tommy vertelde mij dat hij onder anderen aardappelen en rijst en macaroni en nog meer had gegeten.’

‘Ja,’ zei ik, ‘want wij hadden honger als een paard.’

‘Maar domme man,’ riep zij uit, ‘weet je dan niet, dat je in die dingen een gelijkheid van voedingswaarden genomen hebt. Het is precies alsof men een maaltijd uit proteiden of uit phosphaten of slechts uit vetten of eenig en alleen uit koolhydraten wilde samenstellen.’

‘Het was een uitstekende maaltijd,’ zei ik, niet wetende wat anders te zeggen, want ik wist absoluut niets van voedingswaarden af. ‘En Tommy zal er niet dood aan gaan.’

‘Het is geen kwestie van doodgaan’, legde zij uit, ‘maar wij trachten de kinderen groot te brengen met sterke, gezonde lichamen en een van de ergste dingen voor kinderen is wanneer men ze gelijkheden van voedingswaarden geeft. Geloof me, nooit maak ik een menu op, zonder een tabel van vergelijkende voedingswaarden uit te werken. Ik doe het altijd met een stel gekleurde staatjes, die ik kreeg als premie van “De Moeder der Twintigste Eeuw,” en ik vind het even interessant als een spel.’

‘Want, zie je,’ ging zij voort, ‘aardappelen en rijst zijn beide zeer rijk aan zetmeel, maar arm aan voedingstoffen. Al de koolhydraten die zetmeel of suiker bevatten, moeten slechts als aanvullende bestanddeelen van een maaltijd gebruikt worden. Macaroni bevat gewoonlijk slechts 12 of 13% voedingsstoffen. Maar natuurlijk heb je over dat alles nooit nagedacht en daarom maak ik je er ook geen verwijt van. Maar je moet mij beloven het niet weer te doen.’

Ik beloofde haar, kinderen geen eten meer te zullen geven tenzij er een ervaren chemicus aanwezig was.

Dolly Roodenburg is een bekoorlijke, zeer wetenschappelijke vrouw en moeder, die voordrachten houdt over: ‘Kinderjaren en Evolutie’ en ‘Ibsen's Leer en hare Beteekenis voor onze Kinderen.’ Ik besprak dus de nieuwe opvattingen, zooals ik die bij mijne vrienden had leeren kennen met haar, en zei aan het slot van onze discussie:

‘Maar hiermee schijnen toch een massa dingen en opvattingen te verdwijnen, die behoorden tot de geestelijke uitrusting van mijn generatie, toen wij nog kinderen waren.’

‘Ja, dat weet ik wel’, antwoordde zij, ‘dat is het oude argument, maar mijn man zegt ook, en ik ben het volkomen met hem eens, dat wanneer men het kind op zijn levenspad uitzendt, zonder dat het een menigte dingen leeren en afleeren moet, dat dan het leven veel gemakkelijker en veel aangenamer voor hem is.’

Dat was mijn laatste stroohalm.

Den volgenden morgen reisde ik af.

Op mijn weg naar huis in den trein hield ik de volgende alleenspraak:

‘Ik moet mijn bezoeken-lijst aan een strenge herziening onderwerpen. Van nu af aan wil ik geen uitnoodiging meer van die vrienden aannemen, die met kleine kinderen gezegend zijn. Ik voel dat ik op de een of andere manier het slechte element in de kinderkamer, een invloed tot het kwade ben.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken